Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

16 JANUARI 2014. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende bepaling van de eindcompetenties en de kennis vereist op het einde van de doorstromingsafdeling van de algemene en technologische humaniora in wiskunde, basiswetenschappen en algemene wetenschappen en houdende bepaling van de gemeenschappelijke eindcompetenties en kennis op het einde van de kwalificatieafdeling van de technische en beroepshumaniora in wetenschappelijke opvoeding, in Frans, [in economische en sociale opleiding evenals in historische en aardrijkskundige opleiding].<BFG2014-05-08/92, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2014>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-04-2014 en tekstbijwerking tot 07-11-2014)



Inhoudstafel:


Art. 1-10
BIJLAGEN.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1999029313  2000029204  2001029153 



Uitvoeringsbesluit(en):

2016029170  2016029181  2021031719 



Artikels:

Artikel 1. De eindcompetenties en de kennis vereist op het einde van de doorstromingsafdeling van de algemene en technologische humaniora in wiskunde, basiswetenschappen en algemene wetenschappen worden bepaald in de bijlagen I tot III bij dit besluit.

Art.2. De gemeenschappelijke eindcompetenties en kennis op het einde van de kwalificatieafdeling van de technische en beroepshumaniora, in Frans, in geschiedenis en aardrijkskunde, in economische en sociale wetenschappen evenals in wetenschappelijke opleiding worden bepaald in de bijlagen IV tot VII van dit besluit.

Art.3.[1 Iedere inrichtende macht of iedere federatie van inrichtende machten]1 die een onderwijs inricht gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap kan een aanvraag om afwijking indienen van de gemeenschappelijke eindcompetenties en kennis bedoeld bij de artikelen 1 en 2 van dit besluit op de voorwaarden en volgens de procedure bepaald in de volgende artikelen.
  ----------
  (1)<BFG 2014-05-08/92, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2014>


Art.4.Geen afwijking kan tot gevolg hebben dat ze de coherentie van het onderwijssysteem in het gedrang brengt, zoals het voortkomt uit de toepassing van de grondwettelijke beginselen inzake onderwijs. Ze kan, onder andere, niet als gevolg hebben dat de kwaliteit van het onderwijs, ofwel de basisinhoud of de gelijkwaardigheid van diploma's en getuigschriften of verder nog het beperken van de vrijheid van ouders om hun kind van school te veranderen voor het volgende schooljaar, aangetast zou worden.
  Geen afwijking kan aan [1 iedere inrichtende macht of iedere federatie van inrichtende machten]1 toegekend worden waarvan het project niet tot gevolg zou hebben de rechten en de vrijheden te garanderen opgenomen in de Grondwet, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden alsook het Verdrag inzake de rechten van het kind.
  ----------
  (1)<BFG 2014-05-08/92, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.5.§ 1. In de aanvraag om afwijking:
  1° vermeldt [1 iedere inrichtende macht of iedere federatie van inrichtende machten]1 de leerwijzen beschreven in de eindcompetenties en de kennis vereist op het einde de doorstromingsafdeling van de algemene en technologische humaniora of de gemene eindcompetenties en kennis op het einde van de kwalificatieafdeling van de technische en beroepshumaniora waarvan ze acht dat de definitie te veel perken inhoudt om ze genoeg vrijheid te laten bij de implementering van haar eigen pedagogische project, met vermelding van de redenen die volgens haar eigen aan elke leerwijze zijn waardoor deze implementering beperkt wordt;
  2° beschrijft [1 iedere inrichtende macht of iedere federatie van inrichtende machten]1 de alternatieve leerwijzen die ze meent te implementeren;
  3° verantwoordt ze hoe de vervanging die ze toepast de voorwaarden opgenomen in artikel 4 in acht neemt.
  § 2. De aanvraag om afwijking vermeldt de exacte referenties in verband met de afschaffingen en de inserties die gevraagd worden. Een afschrift van het pedagogische project wordt bij de aanvraag gevoegd.
  Op straffe van onontvankelijkheid, worden de aanvraag om afwijking en haar bijlagen bij ter post aangetekende brief bij de Regering ingediend, ten laatste [2 zes maanden]2 vóór het begin van het schooljaar vanaf hetwelk ze uitwerking moet hebben.
  ----------
  (1)<BFG 2014-05-08/92, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
  (2)<BFG 2014-05-08/92, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.6.§ 1. Er wordt een commissie opgericht belast met het uitbrengen van een advies aan de Regering over de aanvragen om afwijking.
  Deze commissie bestaat uit:
  1° de administrateur-generaal van het Onderwijs en het Wetenschappelijk Onderzoek, die de commissie voorzit;
  2° [2 een lid van de Begeleidingscommissie, aangesteld door de Administrateur van het Onderwijs en het Wetenschappelijk Onderzoek]2;
  3° [2 een lid van de algemene inspectiedienst aangesteld door de Regering, op de voordracht van de coördinerend algemeen inspecteur en een lid van de algemene inspectiedienst voor elk vak bedoeld in de aanvraag om afwijking, aangewezen door de coördinerend algemeen inspecteur]2;
  4° de voorzitter en de ondervoorzitter van de Algemene Raad voor het secundair onderwijs, behoudens als één van deze reeds lid is van de commissie wegens een andere hoedanigheid, wat met zich meebrengt dat genoemde Algemene Raad een ander lid aanwijst;
  5° twee tot vier deskundigen uit universiteiten of hogescholen inzake pedagogie aangewezen door de Regering;
  6° twee vertegenwoordigers van de Regering die met raadgevende stem zetelen.
  Het mandaat van de leden van de commissie wordt niet bezoldigd.
  De commissie wordt door de voorzitter samengeroepen.
   De oproeping bevat de agenda.
  De commissie beraadslaagt enkel geldig indien de helft van de leden aanwezig is. Het advies wordt bij de meerderheid der aanwezige leden genomen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
  Wat de aanvraag om afwijking betreft, bepaalt de commissie haar eigen huishoudelijk reglement dat ter goedkeuring aan de Regering wordt voorgelegd.
  § 2. Zodra de Regering de aanvraag om afwijking krijgt, zendt ze het, met de bijlagen, aan de commissie over.
  Binnen een termijn van twee maanden, waarbij de termijn noch in juli noch in augustus loopt, zendt de commissie een met redenen omkleed advies aan de Regering over omtrent:
  1° de noodzakelijke aard van de vervanging van de leerwijzen in verband met de implementering van het pedagogisch project van [1 iedere inrichtende macht of iedere federatie van inrichtende machten]1;
  2° de inachtneming van artikel 4.
  De Regering zendt het advies van de commissie aan de betrokken inrichtende macht over bij ter post aangetekende brief. [1 iedere inrichtende macht of iedere federatie van inrichtende machten]1 beschikt over een termijn van één maand vanaf de ontvangst van het advies van de commissie om haar op- en aanmerkingen te laten gelden. Wanneer [1 iedere inrichtende macht of iedere federatie van inrichtende machten]1 haar op- en aanmerkingen niet bekend gemaakt heeft binnen de vereiste termijnen, wordt de procedure voortgezet zonder dat er rekening wordt gehouden met de laattijdige op- en aanmerkingen.
  ----------
  (1)<BFG 2014-05-08/92, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
  (2)<BFG 2014-05-08/92, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.7.Op het einde van de procedure bedoeld bij artikel 6, neemt de Regering een met redenen omklede beslissing over de aanvraag om afwijking. Als deze toegekend wordt, legt de Regering de toegekende afwijking ter bevestiging aan het Parlement van de Franse Gemeenschap voor.
  Wordt de afwijking bevestigd, dan wordt ze aan de commissie voor programma's meegedeeld, bedoeld bij de artikelen 17, 27 en 36 van het voornoemde decreet van 24 juli 1997 aan wie [1 iedere inrichtende macht of iedere federatie van inrichtende machten]1 het programma overzendt dat ze wenst toe te passen in functie van de verkregen afwijkingen.
  ----------
  (1)<BFG 2014-05-08/92, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.8. Dit besluit vervangt de competenties en kennis bevestigd door :
  - artikel 2 van het decreet van 5 mei 1999 houdende bevestiging van het referentiesysteem voor de eindvaardigheden en de kennis vereist voor Frans, wiskunde en Latijn-Grieks op het einde van de overgangsafdeling;
  - artikel 1 van het decreet van 30 maart 2000 tot bevestiging van de eindtermen en vereiste algemene kennis op het einde van de kwalificatieafdeling, de eindtermen en vereiste kennis inzake lichamelijke opvoeding op het einde van de kwalificatieafdeling en de minimale bekwaamheden inzake communicatie in een andere moderne taal dan het Frans, op het einde van de kwalificatieafdeling, indien het aanleren van een moderne taal voorkomt in het studieprogramma;
  het decreet van 8 maart 2001 tot bekrachtiging van de eindtermen en vereiste kennis inzake wetenschappen op het einde de overgangsafdeling.

Art.9. De competenties en kennis bepaald bij dit besluit treden in werking op 1 september 2015 voor het derde en vijfde jaar, op 1 september 2016 voor het vierde en zesde jaar en op 1 september 2017 voor het zevende jaar.

Art.10. Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2014.

BIJLAGEN.
Art. N. Bijlage 1 tot en met 7.
  (NOTA : geen Nederlandse versie, zie Franse versie)