Details





Titel:

15 MEI 2014. - Besluit van de Waalse Regering tot invoering van het gewestelijk systeem inzake gedifferentieerde kwaliteit voor landbouwproducten en voedingsmiddelen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-09-2014 en tekstbijwerking tot 31-05-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK II.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Minimale sectorale vereisten
Art. 3-6
HOOFDSTUK IV. - Inhoud van de bestekken
Art. 7
HOOFDSTUK V. - Procedure tot erkenning van de bestekken
Art. 8
HOOFDSTUK VI. - Erkenning van de certificerende instellingen
Art. 9-11
HOOFDSTUK VII. - Supervisie en verplichtingen van de certificerende instellingen
Art. 12-15
HOOFDSTUK [VIII]. - [1 Productbenaming en kwaliteitsteken]1
Art. 16
HOOFDSTUK IX. - Machtigingen
Art. 17
HOOFDSTUK X. - Beroepen
Art. 18
HOOFDSTUK XI. - Controles en overtredingen
Art. 19
HOOFDSTUK XII. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 20-22
BIJLAGEN.
Art. N1-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2015027102  2015027103  2016204578  2022020898  2022032212  2023043707 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° " accreditatie " : attest afgeleverd door een derde partij ter bevestiging van de bevoegdheid, de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van een instelling die de conformiteit van de producten volgens de norm ISO/CEI 17065 evalueert;
  2° " Wetboek " : het Waalse landbouwwetboek;
  3° " ISO/CEI 17065 " : de internationale norm ISO/CEI 17065 die voorziet in de vereisten betreffende de bevoegdheden, de cohesie van de activiteiten en de onpartijdigheid van de instellingen die producten certificeren;
  4° " operator " : natuurlijke of rechtspersoon die tussenkomt in het productie-, verwerkings-, bereidings-, verpakkings- of commercialisatieproces van een product of van een groep van agrovoedingsproducten van een keten en die relaties onderhoudt met andere natuurlijke of rechtspersonen die bij die keten betrokken zijn;
  5° " promotor " : natuurlijke of rechtspersoon belast met het opmaken van het bestek inzake gedifferentieerde kwaliteit, de organisatie van de productie alsook de commercialisatie van de producten van gedifferentieerde kwaliteit;
  6°[1 de Directie Kwaliteit en Dierenwelzijn van het Departement Ontwikkeling, Landelijke Aangelegenheden, Waterlopen en Dierenwelzijn van de administratie, aangewezen als de bevoegde autoriteit die instaat voor de toepassing van het gewestelijk kwaliteitssysteem;]1.
  ----------
  (1)<BWG 2022-04-28/08, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 10-06-2022>

HOOFDSTUK II.   
Art.2.
  <Opgeheven bij BWG 2016-07-14/12, art. 90, 002; Inwerkingtreding : 24-09-2016>

HOOFDSTUK III. - Minimale sectorale vereisten
Art.3. § 1. De minimale sectorale vereisten voor het opmaken van de bestekken van een productiesector, vastgelegd op basis van artikel D.179, paragraaf 4, tweede lid, van het Wetboek, leggen de volgende beginselen op :
  1° het familiale karakter van de landbouwbedrijven, wat inhoudt dat het bedrijfshoofd en zijn gezin, wat de betrokken productie betreft, economisch zelfstandig zijn, de beslissingen treffen, het beheer controleren en hoofdzakelijk zelf het kapitaal en de arbeidskracht inbrengen door de inzet van arbeidskrachten die gelijkgesteld worden met het bedrijfshoofd en zijn aanverwanten in de eerste of de tweede graad;
  2° de billijke verdeling van de marges via de keten waarbij een aanzienlijke meerwaarde aan de landbouwer gegarandeerd wordt;
  3° een evenwichtige verhouding tussen de ontwikkeling van de landbouw en de verwachtingen van de maatschappij;
  4° het exclusieve beroep op producten die niet geklasseerd worden als bevattende genetisch gemodificeerde organismen zoals omschreven in artikel 2, 2°, van het koninklijk besluit van 21 februari 2005 tot reglementering van de doelbewuste introductie in het leefmilieu evenals van het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen of van producten die er bevatten;
  5° een differentiatie ten opzichte van een standaardproductie via de toepassing van doelstellingen opgenomen onder de volgende elementen :
  a) de plaatselijke bevoorrading in verschillende fasen van de keten;
  b) de weerslag op het leefmilieu;
  c) de weerslag op de menselijke gezondheid;
  d) het dierlijke welzijn;
  e) de ethiek en de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de operatoren van de keten;
  f) de organoleptische kwaliteit van de producten;
  g) de nutritionele en diëtische kwaliteit van de producten;
  h) de sanitaire kwaliteit van de producten of de traceerbaarheid ervan.
  § 2. De minimale sectorale vereisten bepalen dat de voor de erkenning overgelegde bestekken aan de hand van controleerbare criteria elk verschil objectiveren ten opzichte van de standaardproductie die als referentie dient op de markt.
  De minimale sectorale vereisten voorzien voor de betrokken sector desgevallend in de verplichting om de voor de erkenning overgelegde bestekken te richten op producten waarvan de differentiatie duidelijk en eenduidig is.

Art.4. § 1. De minimale sectorale vereisten bedoeld in artikel 3 omvatten :
  1° het toepassingsveld en de definities die toepasselijk zijn op de betrokken productiesector;
  2° de wijzen van organisatie van de productie via een keten, in groep of individueel;
  3° de omschrijving van de keten;
  4° de verplichting om te voorzien in een overeenkomst tussen de landbouwer en de keten;
  5° de objectieve en relevante elementen die het familiale karakter van de landbouwbedrijven garanderen;
  6° de objectieve en relevante elementen tot formalisering van de antwoorden van de keten op de verwachtingen van de maatschappij in de betrokken sector;
  7° het toepassingsveld van de bestekken voor de betrokken productiesector;
  8° de structuur van de bestekken voor de betrokken productiesector, rekening houdend met de minimale structuur omschreven in artikel 7 en in bijlage 1;
  9° de tenuitvoerlegging van de sectorale autocontrolegidsen goedgekeurd in de zin van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen;
  10° de dwingende elementen waaruit de minimale differentiatiesokkel bestaat;
  11° de facultatieve differentiatie-elementen waaronder de promotor een keuze maakt naar gelang van de oriëntatie die hij aan zijn bestek geeft en het minimumaantal opgelegd onder de bedoelde elementen;
  12° het minimale controleplan op grond waarvan de richtlijnen voor de opstelling van de controleplannen in de bestekken vastgelegd worden;
  13° de relevante elementen betreffende de organisatie van de certificering door certificerende instellingen;
  14° de elementen betreffende de opwaardering en de commercialisatie van de producten;
  15° het percentage producten die onder de erkende benaming ter beschikking van de consument gesteld worden;
  16° de elementen waarmee de voor de landbouwer bestemde meerwaarde geobjectiveerd kan worden;
  17° desgevallend, een identificatie van de vereisten waarvan afgeweken mag worden, met een omschrijving van de omstandigheden en de afwijkingsvoorwaarden.
  § 2. Aan de hand van de minimale sectorale vereisten kan de promotor van een bestek voorzien in bijkomende elementen die tot andere kenmerken inzake differentiatie van zijn product leiden.
  § 3. De overeenkomst bedoeld in paragraaf 1, 4°, garandeert een evenwichtige contractuele verhouding tussen de landbouwer en de keten via de bepaling van de rechten en plichten van de partijen die de overeenkomst ondertekend hebben.
  Ze bevat minstens de volgende elementen :
  1° de personalia van de promotor van de keten;
  2° de identificatie van de landbouwer en van de productie-eenheden betrokken bij de toepassing van het bestek;
  3° de verbintenis van de landbouwer om de producten van gedifferentieerde kwaliteit voort te brengen en aan de keten te leveren overeenkomstig het bestek dat bij de overeenkomst gaat;
  4° de verbintenis van de promotor van de keten om de landbouwer kennis te geven van de sanctieprocedure van de certificerende instelling;
  5° de verbintenis van de landbouwer om kennis te nemen van de sanctieprocedure van de certificerende instelling;
  6° de verbintenis van de promotor van de keten om, behoudens gerechtvaardigde buitengewone reden die schriftelijk aan de landbouwer meegedeeld wordt, de producten van gedifferentieerde kwaliteit aan te nemen die in de keten opgenomen zijn en aan het bestek voldoen, tegen de prijs die de in het bestek gegarandeerde meerwaarde inhoudt.

Art.5. De Minister legt, met inachtneming van de beginselen waarin de artikelen 3 en 4 voorzien, de minimale sectorale vereisten vast die een gemeenschappelijke basissokkel vormen voor het opmaken en de erkenning van bestekken als gewestelijk systeem van gedifferentieerde kwaliteit.

Art.6.
  <Opgeheven bij BWG 2016-07-14/12, art. 91, 002; Inwerkingtreding : 24-09-2016>

HOOFDSTUK IV. - Inhoud van de bestekken
Art.7.§ 1. Elk bestek betreffende producten van gedifferentieerde kwaliteit houdt zich aan de redactionele structuur en aan de inhoud die in bijlage 1 vastliggen.
  § 2. Tenzij de minimale sectorale vereisten het verbieden, identificeert het bestek de afwijkingsmogelijkheden via de omschrijving van de afwijkingsomstandigheden en -voorwaarden.
  § 3. Als de minimale sectorale vereisten door de Minister vastgelegd worden, worden ze in acht genomen door elk bestek voor betrokken sector.
  Als geen minimale sectorale vereiste door de Minister is vastgelegd, voldoet het bestek aan de in de artikelen 3 en 4 bedoelde beginselen op grond waarvan producten van gedifferentieerde kwaliteit uitgewerkt worden.
  § 4. Voor elke operator voorziet elk bestek in de verplichting om :
  1° kennis te geven van zijn activiteit aan een certificerende instelling die voor het bestek erkend is;
  2° de certificerende instelling ertoe te machtigen in zijn aanwezigheid alle nodige controles te voeren zoals ze voorzien worden in het controleplan dat bij het bestek gaat, en de conformiteit van het product van differentieerde kwaliteit te controleren.
  [1 § 5. Bij wijze van uitzondering kan de leidend ambtenaar van de dienst of zijn afgevaardigde, om het hoofd te bieden aan een geval van overmacht dat naar behoren wordt gerechtvaardigd door het externe, onvoorzienbare en onweerstaanbare karakter ervan en dat gevolgen heeft voor de toepassing van een bestek voor gedifferentieerde kwaliteitsproducten, tijdelijke maatregelen vaststellen om de certificering van de onder het betrokken bestek vallende producten te handhaven, inclusief, indien nodig, een mededeling op het product om de consument te informeren.
   Tijdelijke maatregelen hebben geen significante invloed op het eindproduct.]1
  ----------
  (1)<BWG 2022-04-28/08, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 10-06-2022>

HOOFDSTUK V. - Procedure tot erkenning van de bestekken
Art.8.§ 1. Elke aanvraag tot erkenning van een bestek i.v.m. het gewestelijk systeem inzake gedifferentieerde kwaliteit wordt door de promotor ingediend bij de dienst, die ontvangst bericht binnen tien dagen, via elk middel dat een vaste datum verleent overeenkomstig de artikelen D.15 en D.16 van het Wetboek.
  § 2. Het aanvraagdossier bevat het overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 opgemaakte bestek, de desbetreffende bijlagen en de naam van de certificerende instelling(en) die zich kandidaat gesteld heeft (hebben) voor de certificering van de producten van gedifferentieerde kwaliteit die in het bestek opgenomen zijn. Elk element dat nuttig is voor de objectivering van het gedifferentieerde karakter van de productiewijze of van de producten wordt bij het dossier gevoegd.
  De dienst onderzoekt het aanvraagdossier ten opzichte van de vereisten bedoeld in het eerste lid en verzoekt de aanvrager desgevallend om de ontbrekende elementen.
  § 3. [1 Een groep van minimum drie onafhankelijke deskundigen, groep van deskundigen genoemd, wordt tijdelijk en specifiek [2 door de dienst]2 voor de evaluatie van de aanvraag en het uitbrengen van een advies, [2 ...]2.]1 [2 De dienst verzorgt het secretariaat.]2
  [2De deskundigen beschikken over ten minste vijf jaar relevante wetenschappelijke of beroepservaring in de sector landbouwproductie of voedselproductie.
   In afwijking van het eerste lid en in geval van moeilijkheid om drie onafhankelijke deskundigen te verenigen, kan dit aantal tot twee teruggebracht worden. In een dergelijk geval verantwoordt de dienst de beperking. ]2
  Binnen [1 zestig]1 dagen na ontvangst van een aanvraagdossier dat voldoet aan de vereisten van paragraaf 2, eerste lid, maakt de dienst het over [1 aan de groep van deskundigen, die]1 :
  1° nagaat of het bestek voldoet aan de reglementaire voorschriften, o.a. de minimale sectorale vereisten;
  2° de relevantie en het differentiatieniveau evalueert van elk differentiatie-element dat in het bestek opgenomen is;
  3° de relevantie evalueert van het controleplan dat bij het bestek gaat;
  4° desgevallend de oriëntering en het differentiatiekarakter van het bestek evalueert naar gelang van, ondermeer, de omvang van de differentiatie ten opzichte van het standaardproduct dat als referentie dient op de markt of ten opzichte van de productiewijze ervan, en van de draagwijdte ervan voor de consument;
  5° de relevantie van de meerwaarde voor de landbouwer, van de overeenkomst en van de marketingmotivering evalueert;
  6° [2 aan een vergadering deelneemt met het oog op het uitbrengen van een advies over de erkenningsaanvraag, binnen drie maanden na toezending van het dossier]2.
  § 4. [1 [2 ...]2. Als het aanvraagdossier onvolledig is, kan de groep van deskundigen de aanvrager verzoeken om de ontbrekende gegevens om zijn aanvraag te vervolledigen. [2 In dat geval brengt de groep van deskundigen zijn advies uit binnen drie maanden na ontvangst van de gevraagde informatie. Als de aanvrager niet binnen 12 maanden reageert, wordt het verzoek automatisch geacht te zijn ingetrokken en wordt de groep van deskundigen ontbonden.]2.]1
  Binnen dertig dagen na ontvangst van het advies [1 van de groep van deskundigen]1 legt de dienst een gemotiveerd voorstel van erkenning ter goedkeuring aan de Minister voor.
  § 5. De Minister erkent het bestek in het kader van de gedifferentieerde kwaliteit op voorwaarde dat minstens één certificerende instelling overeenkomstig artikel 9 erkend wordt. De erkenning van het bestek wordt bekendgemaakt in dezelfde akte als de erkenning van de certificerende instelling(en) voor het bestek.
  De erkenning van het bestek wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De erkenning en de inhoud van het bestek worden bekendgemaakt op de website van het Portaal van de Waalse landbouw.
  § 6. [2 Elke wijziging in een bestek is het voorwerp van een aanvraag bij de dienst die beoordeelt of het een ingrijpende of een geringe wijziging betreft.
   Een wijziging wordt als ingrijpend beschouwd als zij betrekking heeft op eisen die rechtstreeks van invloed zijn op de differentiatie van het product of de productiemethode. In dat geval wordt de wijzigingsaanvraag voorgelegd aan een groep van deskundigen overeenkomstig de paragrafen 3 en 4.
   Elke wijziging die niet als ingrijpend wordt aangemerkt, wordt als gering beschouwd en wordt behandeld door de dienst die een met redenen omkleed voorstel tot goedkeuring van het gewijzigde bestek aan de Minister voorlegt]2.
  § 7. Overeenkomstig de artikelen D.6, § 5, en D.10, van het Wetboek, wordt het bestek om de drie jaar geëvalueerd door de dienst.
  Als uit de evaluatie blijkt dat de inhoud van het bestek nog steeds geldig is, blijft het ministerieel besluit tot erkenning van het bestek gevolg hebben.
  Als uit de evaluatie blijkt dat de inhoud van het bestek niet meer geldig is, erkent de Minister een nieuw bestek volgens de procedure bedoeld in dit hoofdstuk. Bij gebrek aan erkenning van een nieuw bestek, wordt de erkenning van het bestek ingetrokken door de Minister.
  ----------
  (1)<BWG 2016-07-14/12, art. 92, 002; Inwerkingtreding : 24-09-2016>
  (2)<BWG 2022-04-28/08, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 10-06-2022>

HOOFDSTUK VI. - Erkenning van de certificerende instellingen
Art.9.§ 1. Alleen de certificerende instellingen die overeenkomstig de norm ISO/CEI 17065 geaccrediteerd zijn, kunnen erkend worden om te certificeren dat de producten voldoen aan de vereisten van een bepaald bestek.
  § 2. De inspectie-activiteiten die nodig zijn voor de certificering van de conformiteit van de producten met de vereisten van het bestek worden niet gedelegeerd door de certificerende instelling. Zij kan analytische activiteiten delegeren.
  § 3. Een certificerende instelling die niet beschikt over de accreditatie bedoeld in paragraaf 1, kan ook erkend worden als ze de volgende voorwaarden vervult :
  1° ze is in de agrovoedingssector geaccrediteerd volgens de norm ISO/CEI 17065 in hetzelfde sectorale domein;
  2° haar accreditatie wordt uitgebreid voor de certificering van de conformiteit van de producten met de vereisten van bedoeld bestek;
  3° ze past de vereisten van de norm ISO/CEI 17065 toe op het bestek wanneer de erkenning wordt aangevraagd, zelfs als ze nog niet overeenkomstig de norm ISO/CEI 17065 geaccrediteerd is voor het bestek.
  [1 § 4. Het toepassingsgebied van de accreditatie volgens ISO/IEC 17065 kan flexibel zijn, afhankelijk van de eisen van de accreditatie-instelling. ]1
  ----------
  (1)<BWG 2022-04-28/08, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 10-06-2022>

Art.10.§ 1. De certificerende instelling die kandidaat is voor de certificering van producten van gedifferentieerde kwaliteit overeenkomstig een bepaald bestek, richt, door elk middel dat een vaste datum verleent overeenkomstig de artikelen D.15 en D.16 van het Wetboek, een erkenningsaanvraag aan de dienst, die ontvangst bericht binnen tien dagen.
  § 2. De erkenningsaanvraag bevat :
  1° de benaming en de maatschappelijke zetel van de certificerende instelling die zich kandidaat stelt;
  2° de identificatie van de locaties op het grondgebied van het Waalse Gewest waar alle documenten betreffende de controle op het bestek ingekeken kunnen worden;
  3° de accreditatiebewijzen bedoeld in artikel 9;
  4° de identificatie van de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor het geheel van de activiteiten van de certificerende instelling die zich kandidaat stelt;
  5° de identificatie van de verantwoordelijke voor de certificeringsactiviteiten;
  6° de kwaliteitsgids van de certificerende instelling die zich kandidaat stelt;
  7° het algemene controleschema dat berust op het bij het bestek gevoegde controleplan en dat voorziet in de inspectie-, audit- en analysehandelingen;
  8° de audit-checklist;
  9° het plan inzake analytische controle;
  10° de certificeringsprocedure;
  11° de bepaling van de minder belangrijke en de voornaamste non-conformiteiten en van de maatregelen getroffen jegens elke operator na opsporing van de verschillende types van non-conformiteit;
  12° de lijst van de maatregelen getroffen jegens elke operator die niet voldoet aan de verplichtingen voortvloeiend uit zijn instemming met het bestek, volgens een schaal van evenredige en niet discriminerende sancties.
  [2 De dienst is verantwoordelijk voor de verwerking van de in lid 1 bedoelde gegevens. De verzamelde persoonsgegevens worden uitsluitend bewaard om de dienst in staat te stellen te communiceren en de controletaken uit te voeren die hem krachtens het Wetboek en dit besluit zijn toevertrouwd. De gegevens worden bewaard zolang de certificerende instelling haar goedkeuring behoudt en tot ten hoogste vijf jaar nadat de certificerende instelling haar activiteiten heeft stopgezet of haar erkenning heeft verloren.]2
  § 3. De dienst onderzoekt de erkenningsaanvraag en verzoekt de certificerende instelling die zich kandidaat stelt desgevallend om bijkomende rechtvaardigingen.
  De dienst gaat na of de elementen van het aanvraagdossier relevant zijn. [1 ...]1.
  § 4. De dienst legt een gemotiveerd voorstel tot toekenning of intrekking van erkenning ter goedkeuring aan de Minister voor uiterlijk binnen drie maanden na ontvangst van de erkenningsaanvraag. Die termijn wordt verlengd als bedoeld bestek nog steeds erkend is.
  § 5. De Minister erkent de certificerende instelling in dezelfde akte als die waarin het bestek overeenkomstig artikel 8, § 5, erkend is.
  Als verschillende certificerende instellingen de naleving van een bepaald bestek controleren, kan de Minister de certificerende instellingen bij de toekenning van de erkenning ertoe verplichten te voorzien in controle- en certificeringselementen om de controle en de certificering van het bestek te harmoniseren.
  De dienst geeft de certificerende instelling kennis van de beslissing van de Minister binnen tien dagen na de datum van de beslissing.
  [2 Indien de certificeringsopdracht tijdelijk niet toevertrouwd wordt aan een erkende certificerende instelling, kan de controle provisorisch door de dienst waargenomen worden."]2
  § 6. De certificerende instelling kan elk ogenblik afstand doen van haar erkenning via elke verzending die een vaste datum verleent overeenkomstig de artikelen D.15 en D.16 van het Wetboek, en die minstens drie maanden voordat het afstand doen gevolg heeft aan de Minister gericht wordt.
  § 7. In geval van wijziging in het bestek verwittigt de promotor de certificerende instelling, die overgaat tot de eventuele wijzigingen in de elementen van haar erkenningsaanvraagdossier en maakt ze aan de dienst over door elk middel dat een vaste datum verleent overeenkomstig de artikelen D.15 en D.16 van het Wetboek.
  ----------
  (1)<BWG 2016-07-14/12, art. 93, 002; Inwerkingtreding : 24-09-2016>
  (2)<BWG 2022-04-28/08, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 10-06-2022>

Art.11. § 1. Met inachtneming van artikel D.9 van het Wetboek kan de Minister de erkenning van de certificerende instelling volgens de in de paragrafen 2 tot 7 bedoelde procedure opschorten of intrekken als ze niet meer voldoet aan de voorwaarden waarin artikel 9 voorziet of aan de verplichtingen waarin de artikelen 13 tot 15 voorzien.
  § 2. De certificerende instelling wordt in kennis gesteld van de motieven die de overwogen maatregel rechtvaardigen.
  § 3. De Minister of de leidend ambtenaar van de dienst die als afgevaardigde van de Minister aangewezen wordt, verzoekt de certificerende instelling erom zijn standpunt over de uiteengezette motieven tot rechtvaardiging van de overwogen maatregel te laten gelden in het kader van een verhoor.
  § 4. Desgevallend beslist de Minister de erkenning van de certificerende instelling in te trekken nadat hij of zijn gemachtigde het dossier heeft onderzocht.
  § 5. Wanneer afstand gedaan wordt van de erkenning zoals vermeld in artikel 10, paragraaf 6, of in geval van opschorting of intrekking van de erkenning, geeft de dienst de promotor van het bestek onmiddellijk kennis van de ministeriële beslissing en wijst hij op de dringende noodzaak om de erkenning te laten overnemen door de diensten van een andere certificerende instelling of, bij gebreke daarvan, zo spoedig mogelijk te zoeken naar een certificerende instelling die zich kandidaat stelt en in staat is om haar te vervangen. In dat geval wordt een erkenningsaanvraag ingediend zoals vermeld in artikel 11.
  De promotor van bedoeld bestek geeft alle operatoren van de keten onmiddellijk en op eigen kosten kennis van de officiële intrekking van de erkenning en wijst haar op de dringende noodzaak om zich bij een andere certificerende instelling in te schrijven.
  § 6. Elke erkenning, opschorting, intrekking of weigering van erkenning zoals vermeld in artikel 10, § 6, wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Portaal van de Waalse landbouw.
  § 7. Op straffe van niet-ontvankelijkheid, richt de instelling een beroep aan de Minister of aan diens gemachtigde door elk middel dat een vaste datum verleent overeenkomstig de artikelen D.15 en D.16 van het Wetboek, binnen termijn van dertig dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van de beslissing tot weigering, opschorting of intrekking van de erkenning.
  Overeenkomstig artikel D.17, § 2, van het Wetboek, kan de aanvrager door de Minister of diens gemachtigde gehoord worden als hij daarom in het beroep verzoekt.

HOOFDSTUK VII. - Supervisie en verplichtingen van de certificerende instellingen
Art.12. De dienst wordt belast met de supervisie van de erkende certificerende instellingen. In dat opzicht vervult de dienst de volgende taken :
  1° hij neemt deel aan de audits inzake toezicht en uitbreiding van accreditatie die georganiseerd worden door de accreditatie-instelling verbonden met de certificerende instelling;
  2° hij maakt als waarnemer deel uit van het certificeringsadviescomité van de certificerende instelling;
  3° hij kan, op algemene wijze of voor een bepaald bestek, een administratieve audit uitvoeren om na te gaan of de norm ISO/CEI 17065 goed toegepast wordt;
  4° hij kan een technisch auditeur op het terrein begeleiden om na te gaan of hij geschikt is en om de wijze te controleren waarop de inspecties worden gevoerd;
  5° hij kan op eigen initiatief inspecties uitvoeren bij de gecertificeerde operatoren.

Art.13. De volgende verplichtingen zijn van toepassing op de erkende certificerende instellingen :
  1° elke wijziging in de overeenkomstig artikel 10 vereiste gegevens wordt onmiddellijk aan de dienst meegedeeld door elk middel dat een vaste datum verleent overeenkomstig de artikelen D.15 en D.16 van het Wetboek;
  2° de certificerende instelling certificeert producten van gedifferentieerde kwaliteit volgens de voorschriften van het overeenstemmende bestek en volgens de certificeringsprocedure die bij de erkenningsaanvraag overgelegd wordt;
  3° de certificerende instelling overhandigt de operator die onder zijn controle komt te staan het overeenstemmende bestek, een rooster voor de evaluatie van de non-conformiteiten en de desbetreffende sanctierooster;
  4° de certificerende instelling geeft een conformiteitsattest af aan de operatoren van wie het overeenstemmende bestek gecontroleerd werd;
  5° als een operator onder controle niet meer voldoet aan de voorschriften die hem opgelegd worden, kan de certificerende instelling zijn conformiteitsattest intrekken en verwittigt ze onmiddellijk de dienst en de promotor van het bestek;
  6° als een operator van certificerende instelling verandert, verstrekt de eerste certificerende instelling de nieuwe onmiddellijk alle nodige gegevens voor de voortzetting van de controle- en certificeringsactiviteiten betreffende de operator;
  7° in geval van weigering van erkenning vanwege een certificerende instelling of in geval van intrekking van de erkenning van een certificerende instelling, verstrekt bedoelde certificerende instelling aan de door een operator aangewezen certificerende instelling het geheel van de gegevens die nodig zijn voor de voortzetting van de controle- en certificeringsactiviteiten betreffende die operator.
  In de zin van het eerste lid, 5°, :
  1° neemt de certificerende instelling de geschikte maatregelen tot uitsluiting van de operator van het productie-, verwerkings-, bereidings-, verpakkings- of commercialisatieproces van de producten van gedifferentieerde kwaliteit die het voorwerp van de uitsluiting zijn;
  2° informeert de certificerende instelling de operatoren in relatie met de operator die zich niet aan de beslissing houdt.

Art.14.[1 § 1.]1 Overeenkomstig artikel D.8, 3°, van het Wetboek, maakt de erkende certificerende instelling een op 31 december afgesloten jaarlijks activiteitenverslag aan de dienst over uiterlijk 31 januari van het volgende jaar. Dat verslag bevat ondermeer :
  1° het aantal operatoren die onder haar controle staan voor bedoeld bestek;
  2° de lijst van de operatoren die onder controle staan;
  3° de individuele volumes voortgebracht per operator onder controle en per product van gedifferentieerde kwaliteit;
  4° het aantal controles gevoerd per operator over het kalenderjaar;
  5° de non-conformiteiten vastgesteld per operator;
  6° de rechtzettingsacties als gevolg van de vastgestelde non-conformiteiten.
  [1 7° de lijst van het personeel dat bevoegd is om de controles van de betrokken specificatie uit te voeren.]1
  [1 § 2. De inhoud van de lijst bedoeld in paragraaf 1, lid 1, 2°, bevat het volgende:
   1° haar registratienummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen en, indien ze erover beschikt, het registratienummer bij het Geïntegreerde beheers- en controlesysteem (G.B.C.S.);
   2° de naam en de voornaam of die van de verantwoordelijke indien het om een bedrijf gaat, adres, telefoon- en gsm-nummer en e-mailadres;
   § 3. Met het oog op transparantie en communicatie over het gewestelijk systeem inzake gedifferentieerde kwaliteit publiceert de erkende certificerende instelling, per bestek, de lijst met de namen en plaatsen van de operatoren die onder haar controle vallen.
   " § 4. De inhoud van de lijst bedoeld in paragraaf 1, lid 1, 7°, bevat de naam en de voornaam.
   § 5. "De dienst is verantwoordelijk voor de verwerking van de in paragraaf 1 bedoelde gegevens. De Dienst bewaart die gegevens voor controle- en traceerbaarheidsdoeleinden. De gegevens worden bewaard voor een maximale duur van vijf jaar nadat de certificerende instelling haar activiteiten heeft stopgezet of haar erkenning heeft verloren.]1
  ----------
  (1)<BWG 2022-04-28/08, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 10-06-2022>

Art.15. De erkende certificerende instelling verleent elke persoon van de dienst vrije toegang tot haar lokalen en documenten en verstrekt alle informatie waarom verzocht wordt.

HOOFDSTUK [VIII]. - [1 Productbenaming en kwaliteitsteken]1   ----------   (1)
Art.16.§ 1. Een productbenaming zoals vermeld in een erkend bestek kan slechts gebruikt door elke operator die landbouwproducten of voedingsmiddelen conform het bestek in de handel brengt.
  [1 Om het voordeel van het gebruik van een benaming en een kwaliteitslabel te verkrijgen, moet elke operator zijn activiteit aanmelden bij een erkende certificerende instelling die belast is met de certificering van producten voor de betrokken benaming, en zich onder haar controle plaatsen met het oog op de certificering van de conformiteit van zijn producten met de eisen van het bestek dat overeenstemt met de genoemde benaming.]1
  § 2. Het kwaliteitsteken dat het gewestelijk systeem inzake gedifferentieerde kwaliteit zichtbaar moet maken, zoals bedoeld in artikel D.183, § 1, van het Wetboek, wordt gematerialiseerd in de vorm weergegeven in bijlage 2.
  Het kwaliteitsteken komt slechts voor op de etikettering van de producten van gedifferentieerde kwaliteit die aan het erkende bestek voldoen. Het wordt aangebracht op een zichtbare plek en wordt voorzien van de productbenaming zoals vastgelegd in het bestek.
  Het kwaliteitsteken en de productbenaming zoals vastgelegd in het erkende bestek kunnen gebruikt worden op de reclamedragers die dienen om informatie te verstrekken over de producten die aan het erkende bestek voldoen.
  § 3. De certificerende instelling erkend voor de certificering van de producten van gedifferentieerde kwaliteit van een bepaald bestek ziet toe op het gebruik van de productbenaming die in het bestek vastligt. Zij ziet toe op het gebruik van het kwaliteitsteken.
  Als de certificerende instelling een verkeerd gebruik van de productbenaming of van het kwaliteitsteken vaststelt, treft ze de gepaste maatregelen.
  ----------
  (1)<BWG 2022-04-28/08, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 10-06-2022>

HOOFDSTUK IX. - Machtigingen
Art.17. § 1. De Minister is bevoegd om de procedures tot erkenning, tot opschorting en tot intrekking van erkenning, bedoeld in de artikelen 8, 10 en 11, aan te vullen door de toevoeging van louter procedurele bijkomende voorwaarden die nodig zijn voor de behandeling van de erkenningsaanvragen en door de wijziging van de lijst van de documenten die bij de erkenningsaanvragen gevoegd moeten worden.
  § 2. De Minister is bevoegd om de informatie en de gegevens te bepalen die elektronisch verstuurd kunnen worden voor de toepassing van dit besluit. Hij bepaalt de voorwaarden voor de indiening van de stukken of de aanvragen aan de hand van elektronische formulieren.

HOOFDSTUK X. - Beroepen
Art.18.§ 1. Als een operator een klacht aanhangig maakt bij de certificerende instelling en na onderzoek van die klacht volgens de procedures vastgelegd overeenkomstig de norm ISO/CEI 17065 de beslissing aanvecht die de certificerende instelling heeft genomen na afloop van de onderzoeksprocedure, kan hij een administratief beroep [1 bij de Minister of diens afgevaardigde]1 indienen.
  Hij richt zijn verweermiddelen aan het adres van de Minister of van diens gemachtigde door elk middel dat een vaste datum verleent overeenkomstig de artikelen D.15 en D.16 van het Wetboek en binnen een termijn van maximum dertig dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van het schrijven waarmee de beslissing die het voorwerp van het beroep is hem betekend werd.
  [1 Voor de toepassing van dit artikel wordt de inspecteur-generaal van het Departement Ontwikkeling, Landelijke Aangelegenheden, Waterlopen en Dierenwelzijn aangewezen als de afgevaardigde van de Minister.]1
  § 2. Als de operator vraagt om gehoord te worden overeenkomstig artikel D.17, § 2, van het Wetboek, gaat de Minister of diens gemachtigde over tot zijn verhoor en maakt hij een beknopt verslag van het gesprek, dat medeondertekend wordt door de Minister of diens gemachtigde en door betrokkene. Andere interveniënten kunnen erom verzocht worden aan het gesprek deel te nemen.
  § 3. De Minister of diens gemachtigde neemt een beslissing die hij aan betrokkene richt bij aangetekend schrijven of door elk middel dat een vaste datum verleent overeenkomstig de artikelen D.15 en D.16 van het Wetboek.
  § 4. Indien expertisekosten door de Waalse Overheidsdienst worden opgelegd en de aangevochte beslissing wordt bevestigd, wordt een verzoek tot betaling van de kosten gevoegd bij het aangetekend schrijven of bij de zending die een vaste datum verleent, waarbij betrokkene erom verzocht wordt de kosten te betalen binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de datum van verzending van het schrijven.
  ----------
  (1)<BWG 2022-04-28/08, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 10-06-2022>

HOOFDSTUK XI. - Controles en overtredingen
Art.19. De overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig titel 13 van het Wetboek.

HOOFDSTUK XII. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.20. § 1. Het ministerieel besluit van 2 september 2011 tot vaststelling van de erkenningsmodaliteiten van productdossiers voor de gedifferentieerde kwaliteit in de sector van pluimveeproductie blijft gevolg hebben zolang geen minimale sectorale eisen voor het opmaken van de productdossiers voor de gedifferentieerde kwaliteit overeenkomstig de artikelen 5 en 6 bepaald worden.
  § 2. Het ministerieel besluit van 2 februari 2004 tot vaststelling van de minimale criteria voor de erkenning van de gedifferentieerde kwaliteit in de varkenssector blijft gevolg hebben zolang geen minimale sectorale eisen voor het opmaken van de productdossiers betreffende de productie van varkens van gedifferentieerde kwaliteit overeenkomstig de artikelen 5 en 6 bepaald worden.
  § 3. De bestekken die voorheen erkend werden inzake gedifferentieerde kwaliteit blijven gevolg hebben zolang de procedure tot evaluatie van de bestekken niet ingevoerd is overeenkomstig artikel 8, § 7.
  § 4. De certificerende instellingen die thans erkend zijn voor de certificering inzake gedifferentieerde kwaliteit blijven hun opdrachten uitvoeren zolang de procedure tot erkenning van de certificerende instellingen niet ingevoerd is overeenkomstig de artikelen 10 en 11.

Art.21. Titel 7, Hoofdstuk II, van het Wetboek, die de artikelen D. 178 tot D. 183 inhoudt, treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Art.22. De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. - Structuur van de bestekken
  Artikel N. 1. Elk bestek houdt zich aan onderstaande redactionele structuur :
  1° Hoofdstuk 1 : Identificatie van de promotor van het bestek;
  2° Hoofdstuk 2 : Productbenaming gebruikt voor de etikettering van de producten van gedifferentieerde kwaliteit; deze benaming is ook die van het bestek;
  3° Hoofdstuk 3 : Productiemethode;
  4° Hoofdstuk 4 : Traceerbaarheid;
  5° Hoofdstuk 5 : Controleprocedures;
  6° Hoofdstuk 6 : Differenciatie, omvattende :
  a) Elementen inzake differentiatie van de productiewijze;
  b) Elementen tot vastlegging van de kwalitatieve meerwaarde van de producten;
  7° Bijlagen : controleplan dat rekening houdt met de minimale sectorale eisen bedoeld in artikel 3 en met de minimale inhoud vermeld in artikel 4, § 1, [1 12°]1.
  Art. N. 2. De verscheidene productiestadia worden volledig omschreven in het bestek. Elk stadium dat op zich zou kunnen overeenstemmen met één productie-eenheid wordt afzonderlijk beschouwd. De productiemethode die met elk van die stadia overeenkomt wordt uitvoerig omschreven.
  Art. N. 3. Naar gelang van de sector, de beschrijving van Hoofdstuk 3 : de productiemethode, vermeld in paragraaf 1, integreert, rekening houdend met de minimale sectorale eisen bedoeld in artikel 3, de volgende elementen :
  1° het model van ontwikkeling van de landbouwbedrijven, met inbegrip van het type speculatie, het type en de omvang van de bedrijven;
  2° de infrastructuur van de landbouwbedrijven, met inbegrip van de milieu- en burgerlijke kenmerken;
  3° de gebruikte soorten, rassen, variëteiten;
  4° de oorsprong van de dieren of planten;
  5° de voeding van de dieren, met inbegrip van de positieve lijst van de ingrediënten;
  6° het gewasbeheer, met inbegrip van de teeltwijze, de fytosanitaire behandelingen, de aard en het gebruik van de productiemiddelen;
  7° de diergeneeskundige verzorging, met inbegrip van de positieve lijst geneesmiddelen;
  8° de huisvesting van de dieren;
  9° het welzijn van de dieren;
  10° het vervoer van de dieren, met inbegrip van de voorwaarden waaronder ze voorbereid, geladen en afgeladen worden;
  11° het slachten van de dieren;
  12° de behandeling van de karkassen;
  13° de verwerkingsprocessen;
  14° de verpakking van de producten van gedifferentieerde kwaliteit:
  15° de commercialisatie;
  16° [2 ...]2
  17° nadere gegevens over de eventuele betrekkingen tussen de leveranciers of de dienstverleners en de landbouwer.
  Voor de toepassing van het eerste lid, 5° en 7°, wordt verstaan onder " positieve lijst ", een lijst waarop de elementen die door de operatoren in het kader van het bestek gebruikt kunnen worden op uitvoerige wijze opgenomen zijn.
  Voor de toepassing van het eerste lid, 6°, wordt verstaan onder productiemiddelen, de verschillende externe producten ingebracht in het landbouwbedrijf, zoals zaaigoed, meststoffen, grondverbeteringsmiddelen.
  Art. N. 4. Bij wijze van informatie verstrekt de tekst van hoofdstuk 6 : Differentiatie, vermeld in paragraaf 1, gegronde informatie over het bestek aan de consument.
  Art. N. 5. Voor de sectoren en de producten gestructureerd in keten, in de zin van artikel D.178, 3°, van het Wetboek, wordt de structuur van elk bestek, vermeld in artikel N.1. van deze bijlage, aangevuld met volgende elementen :
  1° Hoofdstuk 1 : Identificatie van de promotor, met een omschrijving van de keten, met name een organogram, het juridisch statuut en de verhouding van de keten tot de landbouwers;
  2° Hoofdstuk 2 : de productbenaming houdt de naam van de keten in;
  3° De bijlagen bevatten de marketingmotivatie, de berekening van de meerwaarde voor de landbouwer en de overeenkomst.
  De marketingmotivatie, zoals bedoeld in het eerste lid, 3°, wordt gedefinieerd als de beschrijving van de huidige en voorzienbare afzetmarkten voor de producten van gedifferentieerde kwaliteit verkregen overeenkomstig een erkend bestek en bevat :
  1° een beschrijving van de keten, van haar gedifferentieerde karakter en van haar doelstellingen inzake gedifferentieerde kwaliteit;
  2° een beschrijving van het gedifferentieerde karakter van de producten, opgesteld met het oog op promotie naar het grote publiek toe;
  3° een becijferde beschrijving van de productie in omvang en afzetcijfers, eventueel geventileerd per type product;
  4° de huidige en voorzienbare afzetmarkten;
  5° het prijzengamma;
  6° het (de) huidige of eventueel te ontwikkelen commercialisatiecircuit(s);
  7° de aangewende of overwogen promotietechnieken;
  8° de ontwikkelingsdoelstellingen : de assen waarop de inspanningen in de toekomst gericht zouden moeten worden (korte, middellange en lange termijn).
  ----------
  (1)<BWG 2016-07-14/12, art. 95, 002; Inwerkingtreding : 24-09-2016>
  (2)<BWG 2022-04-28/08, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 10-06-2022>

Art. N2. Bijlage 2. Gewestelijk teken van gedifferentieerde kwaliteit voor landbouwproducten en voedingsmiddelen
  Art. N. 1. Het ingekleurde teken van gedifferentieerde kwaliteit is conform onderstaand model waarvan de PantoneR-kleuren 100 % ZWART en ROOD 186 zijn en, in geval van vierkleurendruk, 100 % ZWART en CMJN : 0/100/81/4.
  (Teken niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 11-09-2014, p. 71788)
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 31-05-2022, p. 45718)
  Gewijzigd bij :
  BWG 2022-04-28/08, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 10-06-2022>
  Art. N. 2. Het teken van gedifferentieerde kwaliteit kan uitsluitend in zwart-wit, zoals hieronder weergegeven, gebruikt worden als het geheel van de etikettering in zwart-wit weergegeven wordt.
  (Teken niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 11-09-2014, p. 71788)
  Art. N. 3. Als de achtergrond van de verpakking of van het etiket donker is, kan het teken van gedifferentieerde kwaliteit in negatief weergegeven worden door gebruik te maken van de kleur van de achtergrond van de verpakking of van het etiket.
  (Teken niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 11-09-2014, p. 71788)
  Art. N. 4. Het kwaliteitsteken is minstens 10 mm breed.