25 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 tot uitvoering van de artikelen 57 en 59 van de programmawet van 2 januari 2001 wat de harmonisering van de barema's en de loonsverhogingen in bepaalde gezondheidsinrichtingen betreft
Art. 1-9
Artikel 1. De titel van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007, tot uitvoering van de artikelen 57 en 59 van de programmawet van 2 januari 2001 wat de harmonisering van de barema's en de loonsverhogingen in bepaalde gezondheidsinrichtingen betreft, wordt vervangen door de volgende titel :
"Koninklijk besluit van 17 augustus 2007 tot uitvoering van de artikelen 57 en 59 van de programmawet van 2 januari 2001 wat de harmonisering van de barema's, de loonsverhogingen en tewerkstellingsmaatregelen in bepaalde gezondheidsinstellingen betreft".
Art.2. In artikel 3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 28 juni 2011 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 december 2012, wordt het § 3 vervolledigd als volgt :
"4° de personeelsleden die onder de toepassing vallen van de bepalingen van artikel 4, § 1, 3° van het koninklijk besluit van 15 september 2006 tot uitvoering van artikel 59 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en eindeloopbaan betreft (de "vervangers");
5° de vervangers van de werknemers van minstens 50 jaar, die de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en eindeloopbaan niet genieten, maar die een bijkomend verlof genieten in het kader van het sociaal akkoord dat betrekking heeft op de sector van de geneeskundige verzorging en dat in 2005 door de Federale Regering werd gesloten met de betrokken representatieve organisaties van de werkgevers en werknemers;
6° de personeelsleden die gefinancierd worden in het kader van de overeenkomsten gesloten met toepassing van artikel 22 van de wet;
7° de referentiepersoon voor dementie die in deel E 3 van het forfait berekend op basis van de bepalingen van het ministerieel besluit van 6 november 2003 wordt gefinancierd;
8° de personeelsleden die gefinancierd worden in het kader van de maatregelen bedoeld in artikel 4bis;
9° de personeelsleden die gefinancierd worden in het kader van artikel 60, § 7 van de O.C.M.W.-wet;
10° de personeelsleden die werken onder het statuut van een leercontract of een overeenkomst inzake inschakeling in het maatschappelijk en beroepsleven, bedoeld in het Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 juli 1998 betreffende de overeenkomst inzake inschakeling in het maatschappelijk en beroepsleven van de centra voor alternerende opleiding en onderwijs.".
Art.3. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt :
1° § 2, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 juli 2008 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 juni 2011, wordt vervangen als volgt :
" § 2. Voor het geheel van de werkgevers wordt het totale aantal personeelsleden zoals bedoeld :
- in artikel 1, 7°, a) voor de openbare instellingen en
- in artikel 1, 7°, a) tot en met c) voor de private instellingen,
waarvoor de tegemoetkoming bedoeld in artikel 2 wordt gefinancierd, beperkt tot een plafond van 24.882 voltijds equivalenten.
Dit plafond wordt, wat de referentieperiode van 1 juli 2011 tot 30 juni 2012 betreft op basis waarvan de eindafrekening in 2013 gebeurt en op basis waarvan de berekening van de voorschotten gebeurt die worden gestort op 31 januari, 30 april, 31 juli en 31 oktober 2013, verhoogd tot 25.189 voltijds equivalenten.
Dit plafond wordt, wat de referentieperiode van 1 juli 2012 tot 30 juni 2013 betreft, verhoogd tot 25.226 voltijds equivalenten.
Dit plafond wordt, vanaf de referentieperiode van 1 juli 2013 tot 30 juni 2014, verhoogd tot 25.278 voltijds equivalenten.".
2° § 3, opgeheven bij het koninklijk besluit van 10 juli 2008, wordt hersteld als volgt :
" § 3. Indien het aantal voltijds equivalenten voor personeelsleden bedoeld hierboven, tijdens de referentieperiode die is bedoeld in artikel 6, § 3, groter is dan het plafond zoals bepaald in § 2, dan worden de bedragen die zijn opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit en betrekking hebben op de betrokken referentieperiode vermenigvuldigd met de factor :
[plafond zoals bepaald in § 2/reële aantal vastgestelde voltijds equivalenten voor de in § 2, eerste lid, bedoelde personeelscategorieën].
De personeelsleden die onder de toepassing van de "fiscale maribel" vallen in toepassing van het koninklijk besluit van 13 juni 2010 tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de in § 2 bedoelde plafonds.".
Art.4. Artikel 4bis, ingevoegd door het koninklijk besluit van 12 december 2012, wordt vervangen als volgt :
"Art. 4bis. § 1. In het kader van creatie van tewerkstelling zoals overeengekomen in de sociale akkoorden door vertegenwoordigers van werkgevers, van werknemers en door de Federale overheid, hebben bepaalde werkgevers in de hierna vermelde omstandigheden recht op een jaarlijkse financiële tegemoetkoming van 50.000 euro per voltijds equivalent (VTE).
1° In de privésector :
a) vanaf 1 oktober 2011 en indien deze tewerkstelling wordt gecreëerd vóór 31 december 2013 : 105 loontrekkend VTE verpleegkundigen of zorgkundigen of personeel voor reactivering;
b) vanaf 1 januari 2013 en indien deze tewerkstelling wordt gecreëerd vóór 31 december 2013 : 467,84 loontrekkend VTE verpleegkundigen of zorgkundigen of personeel voor reactivering.
2° In de openbare sector :
a) vanaf 1 oktober 2011 en indien deze tewerkstelling wordt gecreëerd vóór 31 december 2013 : 60 VTE verpleegkundigen of zorgkundigen of personeel voor reactivering, loontrekkend of statutair;
b) vanaf 1 januari 2013 en indien deze tewerkstelling wordt gecreëerd vóór 31 december 2013 : 250 VTE verpleegkundigen of zorgkundigen of personeel voor reactivering, loontrekkend of statutair.
Deze voltijdse equivalenten zijn niet begrepen in de maxima aan voltijdse equivalenten, bedoeld in artikel 4, § 2.
§ 2. Voor zover ze, op basis van de arbeidsovereenkomst waarin wordt verwezen naar een van die maatregelen van creatie van tewerkstelling, aan de Dienst het bewijs kunnen leveren dat ze de nieuwe tewerkstelling creëren waarvoor deze tegemoetkoming is voorzien, is de tegemoetkoming, bedoeld in § 1, 1°, verschuldigd aan de werkgevers van de privésector, waarvan de lijst, opgesteld en beheerd door de Kamer ouderenzorg van het Fonds Sociale Maribel PC 330 met vermelding per werkgever van het aantal VTE, is goedgekeurd door het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het RIZIV en gepubliceerd op de website van het RIZIV. Deze lijst van werkgevers voldoet aan de volgende criteria :
1° 80 VTE van de 105 VTE zijn toegekend aan de werkgevers die op 13 juli 2011 minstens 15 % van hun patiënten in de afhankelijkheidscategorie Cd hadden ondergebracht én die minstens 15% personeel hadden bovenop de normen vastgelegd in het ministerieel besluit van 6 november 2003. Voor deze verdeling, zijn deze instellingen van groot naar klein gerangschikt in functie van het aantal werknemers.
2° 25 VTE van de 105 VTE zijn toegekend aan de werkgevers waar het sociaal overleg (ondernemingsraad, comité voor bescherming en preventie op het werk, syndicale delegatie) is opgestart vanaf het jaar 2006, en uiterlijk op 13 juli 2011. Deze instellingen zijn gerangschikt van klein naar groot in functie van het aantal werknemers.
3° 467,84 VTE worden toegekend aan de werkgevers volgens de volgende criteria :
a) een regionale verdeling op basis van het aantal VTE "zorgpersoneel" in de sector:
Gewest | Percentage | Région | Pourcentage |
Vlaanderen | 56,38 % | Flandre | 56,38 % |
Wallonië | 33,53 % | Wallonie | 33,53 % |
Brussel | 10,09 % | Bruxelles | 10,09 % |
Aantal VTE zorgpersoneel | Aantal VTE mobiele equipe | Nombre d'ETP personnel de soins | Nombre d'ETP équipe mobile |
15-30 | 1 | 15-30 | 1 |
31-50 | 1,5 | 31-50 | 1,5 |
> 50 | 2 | > 50 | 2 |