Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

26 JANUARI 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 2001 tot vaststelling van de regelen inzake de begroting, de boekhouding en de rekeningen van de openbare instellingen van sociale zekerheid die zijn onderworpen aan het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid



Inhoudstafel:


Art. 1-11
BIJLAGEN.
Art. N1-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001022498 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 juni 2001 tot vaststelling van de regelen inzake de begroting, de boekhouding en de rekeningen van de openbare instellingen van sociale zekerheid die zijn onderworpen aan het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, vervangen bij het koninklijk besluit van 28 augustus 2002, wordt vervangen als volgt :
  "Art. 2. Onder begrotingsontvangsten en -uitgaven verstaat men de rechten vastgesteld door de instelling uit hoofde van haar relaties met derden.
  Een vastgesteld recht ontstaat indien aan alle vier volgende voorwaarden is voldaan :
  1° het bedrag is op nauwkeurige wijze vastgesteld;
  2° de identiteit van de schuldenaar of van de schuldeiser is gekend;
  3° de verplichting om te betalen bestaat :
  a) op het moment dat een schuld bestaat ten laste van de boekhoudkundige entiteit of een schuldvordering te haren voordele, ongeacht de vervaldatum
  b) krachtens een wettelijke of reglementaire bepaling, uitvoerbaar.
  4° een verantwoordingsstuk van interne of externe oorsprong is in het bezit van de betrokken dienst.
  Een vastgesteld recht wordt ingeschreven (in de economische en vermogensboekhouding) en aangerekend (in de begrotingsboekhouding) in het boekjaar waarop het recht betrekking heeft, voor zover het verantwoordingsstuk dat toelaat om het recht vast te stellen in het bezit is van de betrokken dienst voor een limietdatum die wordt vastgelegd :
  1° op 31 januari van het jaar X+1 voor de verrichtingen die behoren tot de beheersbegroting;
  2° op 31 maart van het jaar X+1 voor de verrichtingen die behoren tot de opdrachtenbegroting, met uitzondering van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering - tak geneeskundige verzorging en van de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden - tak geneeskundige verzorging voor dewelke de limietdatum vastgelegd wordt op 30 september van het jaar X+1."

Art.2. Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 6. De synoptische tabel van de beheersbegroting herneemt de ontvangsten en uitgaven betreffende het beheer door de openbare instelling van sociale zekerheid van de opdrachten die haar zijn toevertrouwd. In ontvangsten herneemt deze tabel ook het aandeel van elke tak van de sociale zekerheid in de uitgaven van het beheer, zodat een evenwicht kan worden bewerkstelligd tussen de ontvangsten en de uitgaven. Het bevat in kolommen de gegevens voor de jaren X-2, X-1, X.
  De synoptische tabel van de opdrachtenbegroting, moet worden uitgesplitst per tak van de sociale zekerheid, niet enkel voor die takken die afhangen van beide globale beheren (werknemers, zelfstandigen) maar ook voor alle takken die de openbare instelling van sociale zekerheid deels of in haar geheel beheert. Deze tabel herneemt de uitgaven en ontvangsten betreffende de betalings- of inningsopdrachten die elke tak kenmerken. In uitgaven herneemt deze tabel ook het deel van elke tak in de financiering van de beheersbegroting. Zo geeft de synoptische tabel van de opdrachtenbegroting een globaal zicht op de begroting van de instelling. Naar keuze van de instelling mag hij worden voorgesteld per tak met de jaren in kolommen, of per jaar met de takken in kolommen.
  De op te stellen budgettaire verslagen verschillen naar gelang de fase van de begrotingsprocedure waarin men zich bevindt en moeten de volgende regels volgen :
  1° Het te leveren verslag voor de budgettaire voorafbeelding is samengesteld uit de synoptische tabellen die in bijlage 2 worden toegevoegd.
  De beheersbegroting zal daarnaast gedetailleerd worden volgens de artikels van het boekhoudplan.
  Het te leveren verslag dient informatie te bevatten over :
  a) de ramingen voor het komende jaar (X);
  b) de ramingen voor het lopende jaar (X-1) : de laatste aanpassing voor de beheersbegroting en de laatste ramingen voor de opdrachtenbegroting;
  c) en de gekende of waarschijnlijke realisaties van het voorgaande jaar (X-2)
  2° De initiële begroting moet worden opgesteld volgens de begrotingsklassen van het genormaliseerd boekhoudplan van de openbare instellingen van sociale zekerheid. Zij moet vergezeld worden van stukken ter verantwoording van budgettaire ontvangsten en uitgaven voor het door de begroting bedoelde jaar opdat zij door de bevoegde minister zou kunnen worden goedgekeurd. Twee verschillende tabellen, waarvan de modellen in bijlage 1 zijn opgenomen, gedetailleerd per artikel van het boekhoudplan, dienen te worden voorgelegd : één voor de opdrachtenbegroting en één voor de beheersbegroting. Naast deze tabellen moeten tevens de synoptische tabellen, waarvan de modellen in de bijlage 2 zijn opgenomen, worden bijgevoegd.
  De tabellen bieden informatie over de ramingen voor het komende jaar (X), de laatste aanpassingen voor het lopende jaar (X-1) die voor goedkeuring aan de bevoegde minister zijn voorgelegd en de gekende realisaties van het voorgaande jaar (X-2).
  3° Voorafgaand aan een begrotingscontrole leveren de openbare instellingen van sociale zekerheid een aanpassing van de synoptische tabellen.
  Het te leveren verslag biedt informatie over de initiële begroting van het lopende jaar (X); de herraming van het lopende jaar (X); de voorlopige resultaten van het voorgaande jaar (X-1); en de realisaties van het voorlaatste jaar (X-2).Het is samengesteld uit de synoptische tabellen die in bijlage 2 worden toegevoegd.
  4° Op elk ander moment van het jaar kunnen de openbare instellingen van sociale zekerheid een aanpassing van de begroting indienen. Aanpassingen van de beheersbegroting kunnen zijn : een overdracht tussen de beheerskredieten van het begrotingsjaar, een aanpassing van de kredieten van het begrotingsjaar, of een overdracht van kredieten van het vorige begrotingsjaar.
  De aanpassingen van de opdrachtenbegroting volgen uit nieuwe ramingen of uit het in rekening brengen van beleidsbeslissingen.
  Twee verschillende tabellen, waarvan de modellen in bijlage 1 zijn opgenomen, dienen te worden opgesteld : één voor de opdrachtenbegroting en één voor de beheersbegroting. Elke tabel moet alleen maar opgesteld worden indien er een aanpassing is. Deze tabellen geven informatie over de initiële begroting (goedgekeurd), de gecumuleerde goedgekeurde vorige aanpassingen en de nieuwe voorgestelde aanpassingen. Alle klassen en onderklassen moeten worden vermeld en de onderklassen waarvoor een artikel een wijziging ondergaat, moeten worden gedetailleerd. Elke aanpassing moet gedateerd en genummerd zijn."

Art.3. In artikel 7, vijfde lid van hetzelfde besluit worden de woorden "papieren of elektronisch" ingevoegd voor het woord "boekhouddocument".

Art.4. Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende alinea :
  "De boeking in de economische en vermogensboekhouding van de vastgestelde rechten geven, wanneer het om begrotingsverrichtingen gaat, aanleiding tot een gelijktijdige aanrekening in de begrotingsboekhouding."

Art.5. In artikel 9, eerste lid van hetzelfde besluit worden de woorden "artikel 4" vervangen door de woorden "artikel 7, tweede lid. "

Art.6. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  "Art. 10. Elk jaar verrichten de openbare instellingen van sociale zekerheid de nodige opnemingen, controles, onderzoekingen en evaluaties om op 31 december een volledige inventaris op te maken van al haar bezittingen, vorderingen, schulden, verplichtingen en verbintenissen evenals hun netto-vermogen. De gegevens van de inventaris moeten worden ingeschreven in een inventarisboek. De inventaris wordt gestructureerd op dezelfde manier als het genormaliseerd boekhoudplan.
  De rekeningen worden in overeenstemming gebracht met de gegevens van de inventaris. Zo worden de activa en passiva van de balans getoetst aan de inventaris. Na de verbeteringsinschrijvingen wordt de definitieve balans der rekeningen opgemaakt."

Art.7. Artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 augustus 2002, wordt vervangen als volgt :
  " De openbare instellingen van sociale zekerheid maken, elk jaar, volgende rekeningen op :
  1° De balans;
  2° De resultatenrekening;
  3° De bijlage die bevat :
  3-1 De rekening van wijzigingen van het patrimonium
  3-2 De staat van de beleggingen en toegestane leningen
  3-3 De schuldenstaat
  3-4 De staat van de rechten en verplichtingen buiten balans
  3-5 De staat van de informatica-uitgaven
  3-6 De staat van de voorzieningen
  3-7 De waarderingsregels
  4° De definitieve balans der rekeningen;
  5° De rekening van de begrotingsuitvoering;
  6° De rekening van budgettair beheer;
  De regels inzake deze rekeningen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 16, § 2, van het voormeld koninklijk besluit van 3 april 1997."

Art.8. Artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 augustus 2002, wordt vervangen als volgt :
  "Art. 12. De rekeningen bedoeld in artikel 11 worden, voor 15 juni van het jaar dat volgt op het betrokken boekjaar, opgemaakt door het bevoegde beheersorgaan. Deze termijn wordt vastgelegd op 30 september voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en op 31 december voor het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering en de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden.
  Met het advies en de certificering van de aangestelde revisor(s) worden deze rekeningen, binnen 3 maanden, in zeven exemplaren toegestuurd aan de Minister onder wie de instelling ressorteert, voor goedkeuring.
  Volgens de procedures voorzien in artikel 17, § 3, van het voormeld koninklijk besluit van 3 april 1997 keurt de voogdijminister de rekeningen van de instelling goed en maakt ze over aan de minister die de begroting onder zijn bevoegdheid heeft binnen de zes weken.
  Deze beschikt over een termijn van vier weken om de rekeningen over te maken aan het Rekenhof."

Art.9. Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de onderstaande alinea's :
  "Voor de toestandsopgave van de uitvoering van de beheersbegroting moeten de instellingen gebruik maken van een tabel, gedetailleerd per artikel, waarvan de vorm is vastgelegd in bijlage 1 van dit besluit.
  De kolommen zijn :
  1° de initiële begroting;
  2° de goedgekeurde aanpassingen;
  3° de aangepaste kredieten (nieuwe kredieten);
  4° de realisaties (van 1/1 tot 31/3, van 1/1 tot 30/6,.., van 1/1 tot 31/12);
  5° de nog niet aangerekende begroting;
  6° de kredietbenuttiging.
  De kolom "kredietbenuttiging" geeft informatie over het percentage van de aangewende kredieten.
  Gezien de mogelijkheid gegeven in artikel 2 om in het dienstjaar X beheersinkomsten en -uitgaven tot 31 januari van het dienstjaar X+1 aan te rekenen, wordt een voorlopige toestandsopgave van de uitvoering van de beheersbegroting op 31 december van het jaar X opgemaakt en verzonden voor eind februari van het jaar X+1. De definitieve toestandsopgave van de uitvoering van dezelfde begroting wordt voor eind maart van het jaar X+1 opgemaakt en verzonden.
  Voor de toestandsopgave van de uitvoering van de opdrachtenbegroting. De opvolging gebeurt op basis van :
  1° de thesaurietabellen die maandelijks aan de Commissie voor financiële problemen bij de RSZ worden bezorgd voor de betrokken instellingen.
  2° de tabel met de toestandsopgave van de opdrachtenbegroting gedefinieerd in bijlage 1 van dit besluit voor de instellingen die geen thesaurietabel leveren aan de RSZ. Zij moet per artikel worden gedetailleerd en bevat dezelfde kolommen als deze gedefinieerd voor de toestandsopgave voor de uitvoering van de beheersbegroting. Gezien de mogelijkheid gegeven in artikel 2 om in het dienstjaar X inkomsten en uitgaven van opdrachten tot na 31 december van het dienstjaar X aan te rekenen, wordt de toestand na afloop van het 4e kwartaal die in januari X+1 wordt opgemaakt, als voorlopig gekwalificeerd."

Art.10. De bepalingen van dit besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 2001 zijn van toepassing vanaf het begrotings- en boekjaar 2013, met uitzondering van artikel 4 en de regel van de vastgestelde rechten voor de aanrekening van de budgettaire ontvangsten en uitgaven, bepaald in artikel 1, die slechts gelden vanaf het begrotingsjaar 2014.

Art.11. - De Minister bevoegd voor Pensioenen, de Minister van Binnenlandse Zaken, de Minister bevoegd voor Sociale Zaken, de Minister bevoegd voor de Zelfstandigen, de Minister bevoegd voor Begroting, de Minister bevoegd voor Werk, de Minister bevoegd voor Financiën, de Staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, en de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. - De begrotingstabellen
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-06-2014, p. 45561-45565)

Art. N2. Bijlage 2. - De synoptische tabellen
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-06-2014, p. 45566-45571)