19 DECEMBER 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 april 2007 betreffende de vermindering van het zwavelgehalte van sommige scheepsbrandstoffen die worden gebruikt door binnenschepen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de voorkoming van luchtverontreiniging door schepen en de vermindering van het zwavelgehalte van sommige scheepsbrandstoffen
Art. 1-18
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 21 april 2007 betreffende de vermindering van het zwavelgehalte van sommige scheepsbrandstoffen die worden gebruikt door binnenschepen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 19 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de woorden "ter omzetting van Richtlijn 2005/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft" worden vervangen door de woorden "ter gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van richtlijn 93/12/EEG, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 29 september 2003, bij Richtlijn 2005/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005, bij Verordening (EG) nr. 219/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009, bij Richtlijn 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 en bij Richtlijn 2012/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012";
b) de bepaling onder 1° wordt aangevuld met de volgende zin :
"Deze omvat uit aardolie verkregen vloeibare brandstof die gebruikt wordt aan boord van binnenschepen of pleziervaartuigen, zoals omschreven in Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines en Richtlijn 94/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten met betrekking tot pleziervaartuigen, indien deze vaartuigen zich op zee bevinden;";
c) de bepaling onder 2° wordt opgeheven.
Art.2. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 4. Binnenschepen mogen geen scheepsbrandstoffen gebruiken met een zwavelgehalte van meer dan 0,1 massaprocent.".
Art.3. Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 7. De referentiemethode voor de bepaling van het zwavelgehalte is ISO-methode 8754 (2003) of PrEN 14596 (2007).
Om te bepalen of de scheepsbrandstof voldoet aan de zwavelgrenswaarden als voorgeschreven door artikel 4, wordt de brandstofcontoleprocedure vastgelegd in aanhangsel VI van bijlage VI MARPOL gebruikt.".
Art.4. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de voorkoming van luchtverontreiniging door schepen en de vermindering van het zwavelgehalte van sommige scheepsbrandstoffen worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de woorden "ter omzetting van Richtlijn 2005/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft" worden vervangen door de woorden "ter gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 29 september 2003, bij Richtlijn 2005/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005, bij Verordening (EG) nr. 219/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009, bij Richtlijn 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 en bij Richtlijn 2012/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012";
b) de bepaling onder 1° wordt aangevuld met de volgende zin :
"Deze omvat uit aardolie verkregen vloeibare brandstof die gebruikt wordt aan boord van binnenschepen of pleziervaartuigen, zoals omschreven in Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines en Richtlijn 94/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten met betrekking tot pleziervaartuigen, indien deze vaartuigen zich op zee bevinden;";
c) de bepaling onder 9° wordt vervangen als volgt :
"9° "emissiereductiemethode" : in een schip te installeren uitrustingsstukken, materialen, toestellen of apparaten, of andere procedures, alternatieve brandstoffen of nalevingsmethoden die worden gebruikt als een controleerbaar, kwantificeerbaar en handhaafbaar alternatief voor scheepsbrandstof met een laag zwavelgehalte die voldoet aan de vereisten gesteld in dit besluit;";
d) het artikel wordt aangevuld met de bepaling onder 11°, luidende :
" 11° "binnenwateren" : de Belgische openbare wateren die voor de scheepvaart bestemd zijn of gebruikt worden.".
Art.5. In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder 5° vervangen als volgt :
"5° brandstoffen die worden gebruikt aan boord van schepen die gebruikmaken van emissiereductiemethoden overeenkomstig de artikelen 6 en 7.".
Art.6. In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragrafen 1 en 2 worden vervangen als volgt :
" § 1. Scheepsbrandstoffen mogen niet worden gebruikt op de binnenwateren, de Belgische zeewateren en in de Belgische exclusief economische zone indien het zwavelgehalte van die brandstoffen meer is dan :
a) 1,00 in massaprocent tot 31 december 2014;
b) 0,10 in massaprocent met ingang van 1 januari 2015.
Dit geldt voor alle schepen van alle vlaggen, met inbegrip van schepen die hun reis buiten België zijn begonnen.
§ 2. Onverminderd het bepaalde in paragraaf 3, mogen passagiersschepen op geregelde diensten naar of vanuit een haven van een lidstaat van de Europese Unie, die de Belgische vlag voeren, tot 1 januari 2020 geen scheepsbrandstoffen gebruiken waarvan het zwavelgehalte van die scheepsbrandstoffen meer is dan 1,5 massaprocent.";
2° in paragraaf 3 worden de woorden "Schepen die de Belgische vlag voeren, mogen geen scheepsbrandstoffen gebruiken indien het zwalgehalte van die brandstoffen meer is dan 1,5 % massaprocent" vervangen door de woorden "Schepen die de Belgische vlag voeren, mogen geen scheepsbrandstoffen gebruiken waarvan het zwavelgehalte meer bedraagt dan 1,00 massaprocent en, met ingang van 1 januari 2015, geen scheepsbrandstoffen waarvan het zwavelghalte meer dan 0,10 massaprocent ";
3° wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende :
" § 4. Indien de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld vaststelt dat een schip niet voldoet aan de in dit besluit bepaalde normen voor scheepsbrandstoffen, kan de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld het schip verplichten :
a) verslag te doen van de maatregelen die zijn genomen om aan de normen te voldoen, alsmede;
b) aan te tonen dat gepoogd is scheepsbrandstof die voldoet aan dit besluit, in overeenstemming met het vaartplan, aan te kopen, en, ingeval die niet beschikbaar was waar gepland, gepoogd is alternatieve verkooppunten te vinden en dat er, ondanks alle pogingen scheepsbrandstof te verkrijgen die voldoet aan dit besluit, niet zulke scheepsbrandstof voor aankoop beschikbaar was.
Het schip wordt niet verplicht om van zijn voorgenomen reis af te wijken of zijn reis onnodig op te houden om aan dit besluit te voldoen.
Wanneer het schip de in het eerste lid bedoelde informatie verstrekt, houdt de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld rekening met alle relevant omstandigheden en verstrekte bewijsdocumenten om de gepaste maatregelen te bepalen, waaronder het achterwege laten van controlemaatregelen.
Schepen die de Belgische vlag voeren die geen scheepsbrandstof kunnen kopen die voldoet aan dit besluit moeten dit melden aan de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld. Schepen die op het Belgisch grondgebied geen scheepsbrandstof kunnen kopen die voldoet aan dit besluit moeten dit melden aan de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld.
Ingeval een schip aantoont dat er geen scheepsbrandstoffen zijn die aan dit besluit voldoen, beschikbaar waren, stelt de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld de Europese Commissie daarvan in kennis.".
Art.7. In het artikel 4, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "van schepen die de Belgische vlag voeren en" ingevoegd tussen de woorden "Het scheepslogboek" en de woorden "van schepen die een Belgische haven binnenlopen".
Art.8. In artikel 5 van hetzelfde besluit wordt het derde lid opgeheven.
Art.9. In hetzelfde besluit wordt een artikel 5/1 ingevoegd, luidende :
"Art. 5/1. Emissiereductiemethoden voor schepen die de Belgische vlag voeren worden goedgekeurd overeenkomstig richtlijn 96/98/EG.
Emissiereductiemethoden voor schepen die de Belgische vlag voeren en die niet onder het eerste lid vallen worden goedgekeurd overeenkomstig de procedure van artikel 3, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS).".
Art.10. In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het woord "scheepsemissiereductie-technologieën" wordt vervangen door het woord "scheepsemissiereductiemethoden";
2° de woorden " Commissie van de Europese Gemeenschappen" wordt vervangen door de woorden "Europese Commissie";
3° het woord "emissiereductietechnologie" wordt vervangen door "emissiereductiemethode".
Art.11. Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 7. Als alternatief voor het gebruik van scheepsbrandstoffen die voldoen aan de artikelen 3 en 5 mogen schepen op de binnenwateren, de Belgische zeewateren en in de Belgische exclusief economische zone emissiereductiemethoden gebruiken, op voorwaarde dat deze schepen continu een reductie van zwaveldioxide-emissies realiseren die ten minste equivalent zijn met de reducties die zouden gerealiseerd worden door het gebruik van scheepsbrandstoffen die voldoen aan de artikelen 3 en 5. De equivalente emissiewaarden worden vastgesteld in overeenstemming met bijlage 1.
De in het eerste lid bedoelde emissiereductiemethoden moeten voldoen aan de criteria opgenomen in bijlage 2.".
Art.12. In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "van de artikelen 3 en 5" worden vervangen door de woorden " van de artikelen 3, 5 en 11, derde lid";
2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende :
"De monsters worden genomen op gezette tijden en frequent genoeg, minstens zoals vastgelegd door de Europese commissie in de uitvoeringshandeling vastgesteld met betrekking tot artikel 6, 1ter, a) van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG zo dat zij representatief zijn voor de brandstof die door Belgische schepen of schepen op de binnenwateren, de Belgische zeewateren en de Belgische exclusief economische zone wordt gebruikt. De monsters worden zonder onnodige vertraging geanalyseerd.".
Art.13. In hetzelfde besluit wordt een artikel 8/1 ingevoegd, luidende :
"Art. 8/1. Op basis van de resultaten van de overeenkomstig artikel 8 verrichte monsterneming, analyse en inspectie dient de met scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe is aangesteld uiterlijk op 30 juni van elk jaar bij de Europese Commissie een verslag in over de naleving van de in dit besluit vastgestelde zwavelnormen gedurende het voorgaande kalenderjaar.".
Art.14. Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 9. De referentiemethode voor de bepaling van het zwavelgehalte is ISO-methode 8754 (2003) of PrEN 14596 (2007).
Om te bepalen of de scheepsbrandstof voldoet aan de zwavelgrenswaarden als voorgeschreven door de artikelen 3, 5 en 11, derde lid, wordt de brandstofcontoleprocedure vastgelegd in aanhangsel VI van bijlage VI MARPOL gebruikt.".
Art.15. In artikel 11 van hetzelfde besluit wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd luidende :
"De leveranciers die in België brandstofolie leveren die wordt gebruikt aan boord van schepen zijn ervoor verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat de geleverde scheepsbrandstof geen hogere zwavelgrenswaarde heeft als vermeld in de brandstofleveringsnota.".
Art.16. In hetzelfde besluit worden de bijlagen 1 en 2 ingevoegd door de bijlagen 1 en 2 gevoegd bij dit besluit.
Art.17. Artikel 8 van dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.
Art.18. De minister bevoegd voor de maritieme mobiliteit en de minister bevoegd voor energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. - EQUIVALENTE EMISSIEWAARDEN VOOR EMISSIE- REDUCTIEMETHODEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7, EERSTE LID
In de artikelen 3 en 5 en de voorschriften 14.1 en 14.4 van bijlage VI bij MARPOL bedoelde grenswaarden voor het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen en overeenkomstige in artikel 7, eerste lid, bedoelde emissiewaarden.
Zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen (% m/m) | Verhouding emissie SO 2 (ppm)/CO 2 (% v/v) |
3,50 | 151,7 |
1,50 | 65,0 |
1,00 | 43,3 |
0,50 | 21,7 |
0,10 | 4,3 |
Emissiereductiemethode | Criteria voor het gebruik |
Mengsel van scheepsbrandstof en verdampingsverlies | Besluit 2010/769/EU van de Commissie van 13 december 2010 inzake de opstelling van criteria voor de toepassing door vloeibaaraardgastankers van technologische methoden bij wijze van alternatief voor het gebruik van laagzwavelige scheepsbrandstoffen die voldoen aan de eisen van artikel 4 ter van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen, gewijzigd bij Richtlijn 2005/33/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen. |
Reinigingssystemen voor uitlaatgassen | Resolutie MEPC 184(59) van 17 juli 2009 "Scrubberwater afkomstig van reinigingssystemen voor uitlaatgassen die gebruikmaken van chemicaliën, additieven, preparaten en in situ gecreëerde chemische stoffen", als bedoeld in paragraaf 10.1.6.1 van Resolutie MEPC 184(59), mag niet geloosd worden op zee, waaronder begrepen omsloten havens, havenbekkens en riviermondingen, tenzij de vervoerder aantoont dat een dergelijke lozing van scrubberwater geen significante negatieve gevolgen heeft en geen risico's veroorzaakt voor de menselijke gezondheid en het milieu. Bij gebruik van caustische soda als chemische stof is het voldoende dat het scrubberwater aan de criteria van Resolutie MEPC 184(59) voldoet en een pH heeft die niet hoger is dan 8,0. |
Biobrandstoffen | Gebruik van biobrandstoffen zoals gedefinieerd in Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen ( 2 ) die aan de desbetreffende CEN- en ISO-normen voldoen. Mengsels van biobrandstoffen en scheepsbrandstoffen dienen te voldoen aan de zwavelnormen van artikel 3 en 5 van dit besluit. |