Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

30 DECEMBER 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 36, 59bis, 59bis/1, 63, 64, 71bis, 72, 89bis, 114, 116, 126, 131bis, 153, 154, 155 en 157bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en tot opheffing van de artikelen 89, 90 en 125 in hetzelfde besluit(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-2014 en tekstbijwerking tot 31-07-2015)



Inhoudstafel:


Art. 1-21



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 36 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juli 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° ) in § 1, eerste lid, 5°, wordt de notie "30 jaar" vervangen door de notie "25 jaar";
  2° ) er wordt een § 1/1 ingevoegd, luidend als volgt :
  " § 1/1. In afwijking van § 1, eerste lid, 2°, moet de jonge werknemer die op het tijdstip van de uitkeringsaanvraag de leeftijd van 21 jaar niet heeft bereikt, aantonen dat hij :
  1° ofwel in het bezit is van een diploma van het hoger middelbaar onderwijs;
  2° ofwel een alternerende opleiding integraal en met succes heeft voleindigd;
  3° ofwel een bewijsstuk bekomen hebben afgeleverd door een Gemeenschap dat de gelijkwaardigheid vaststelt met het diploma bedoeld in 1° of een toelatingsbewijs dat toegang geeft tot het hoger onderwijs; deze bepaling geldt evenwel slechts op voorwaarde dat de jonge werknemer:
  a) ofwel voorafgaandelijk ten minste zes jaar studies gevolgd heeft in een onderwijsinstelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door een Gemeenschap;
  b) ofwel op het ogenblik van de uitkeringsaanvraag, als kind, ten laste zijn van migrerende werknemers in de zin van artikel 48 van het EG Verdrag, die in België verblijven.".

Art.2. In artikel 59bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 juni 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° ) § 1, 4°, wordt opgeheven;
  2° ) § 6 wordt opgeheven.

Art.3. In artikel 59bis/1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 juni 2014, worden de §§ 4 en 9 opgeheven.

Art.4. In artikel 63 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juni 2006 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 december 2011, 28 maart 2014, 29 juni 2014 en 1 juli 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° ) § 2, derde lid, 1°, a) wordt aangevuld als volgt:
  " , zoals van kracht tot 31 december 2014 of tot het einde van de lopende vrijstelling;";
  2° ) in § 2, vijfde lid, wordt de notie "30 jaar" vervangen door de notie "25 jaar";
  3° ) § 2 wordt aangevuld met een zesde lid, luidend als volgt :
  "Het aantal personen behorend tot de doelgroep bedoeld in § 2, vierde lid, 3° mag in elk gewest en in de Duitstalige Gemeenschap op elk tijdstip niet meer zijn dan 10% van het aantal volledig werkloze personen die inschakelingsuitkeringen genieten of die een inkomensgarantie-uitkering genieten waarvan de referte-uitkering een inschakelingsuitkering is, in het betreffende gewest of de betreffende Gemeenschap.";
  4° ) in § 3, eerste lid, wordt de notie "30 jaar" vervangen door de notie "25 jaar".
  5° ) er wordt een § 6 ingevoegd, luidend als volgt:
  " § 6. Voor de toepassing van § 2, vierde lid, 3° wordt de jonge werknemer die uiterlijk op 28 februari 2015 door de bevoegde gewestelijke dienst beschouwd wordt als behorend tot de betreffende doelgroep en positief meewerkt in een aangepast traject dat uiterlijk op 28 februari 2015 aanvangt, gelijkgesteld met een jonge werknemer die aan deze voorwaarden voldoet bij het verstrijken van de periode van 36 maanden.
  Voor de toepassing van § 2, vierde lid, 4° wordt de jonge werknemer die uiterlijk op 28 februari 2015 behoort tot de betreffende doelgroep en positief meewerkt in een aangepast traject, gelijkgesteld met een jonge werknemer die aan deze voorwaarden voldoet bij het verstrijken van de periode van 36 maanden.".

Art.5. Artikel 64, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 maart 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "In afwijking van het eerste lid kan de werknemer die geen pensioen geniet in de zin van artikel 65, uitkeringen als tijdelijk werkloze genieten na de maand volgend op deze waarin zijn vijfenzestigste verjaardag gelegen is, voor zover de tijdelijke werkloosheid niet het gevolg is van een schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens overmacht die veroorzaakt wordt door de arbeidsongeschiktheid van de werknemer.".

Art.6. Artikel 71bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2007 en vervangen bij het koninklijk besluit van 7 februari 2014, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 71bis. § 1. Artikel 71 is niet van toepassing op de volledig werkloze die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt in de beschouwde maand.".

Art.7. Artikel 72, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 maart 2003 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2013, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 72. De deeltijdse werknemer, die aanspraak maakt op het genot van de inkomensgarantie-uitkering bedoeld in artikel 131bis, en die de leeftijd van 50 jaar niet bereikt heeft in de beschouwde maand, moet zich bij de gemeente aanmelden op het tijdstip dat hij de deeltijdse arbeid aanvat ten einde zijn controleformulieren van de lopende maand en van de drie daaropvolgende maanden te laten valideren. Nadien moet hij zich eenmaal om de drie maanden aanmelden ten einde zijn controlekaarten voor de volgende drie maanden te laten valideren.".

Art.8. Artikel 89 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 januari 2013, wordt vervangen door de volgende bepaling:
  "Art. 89. De werkloze die van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag geniet wordt van rechtswege vrijgesteld van de vereiste van artikel 60.".
  De werkloze die in de loop van 2014 werkloosheidsuitkeringen als volledig werkloze heeft genoten en op 31 december 2014 de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, geniet evenwel de vrijstelling van de toepassing van de artikelen 48, § 1, eerste lid, 2°, 51, § 1, tweede lid, 3° tot 10°, 56, 58 en 72, alsmede van de vereiste van artikel 60 en van de verplichting bedoeld in artikel 66 om effectief in België te verblijven. Hij mag, in afwijking van artikel 45, eerste lid, 1°, voor eigen rekening en zonder winstoogmerk elke activiteit uitoefenen die betrekking heeft op zijn eigen bezit.".

Art.9. Artikel 89bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 september 2002, wordt opgeheven.

Art.10. Artikel 90 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 maart 1999, wordt opgeheven.

Art.11. In artikel 114 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 juli 2012 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juli 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° ) § 5 wordt opgeheven;
  2° ) in § 6, eerste lid, wordt het cijfer "70" vervangen door het cijfer "65".

Art.12. Artikel 116, § 2, eerste lid, 3°, b) van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 juli 2012, wordt opgeheven.

Art.13. Artikel 125 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt opgeheven.

Art.14. In artikel 126, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juli 2012 en 23 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° ) het eerste lid wordt aangevuld met een 9°, luidend als volgt :
  "9° de werkloze heeft deze toeslag reeds effectief genoten in de maand december 2014.";
  2° ) het artikel wordt aangevuld met de volgende leden:
  "Wordt voor de toepassing van het eerste lid, 9°, gelijkgesteld met een werkloze die deze toeslag reeds effectief genoten heeft in de maand december 2014 :
  1° de werkloze die werkloosheidsuitkeringen aanvraagt ingevolge een ontslag in het kader van een collectief ontslag, op de leeftijd van ten minste 50 jaar en uiterlijk op 30 juni 2015, indien de mededeling door de werkgever van de intentie tot collectief ontslag zoals bedoeld in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 24 van 2 oktober 1975 gelegen is in de periode van 1 oktober 2012 tot 30 november 2014;
  2° de werkloze die werkloosheidsuitkeringen aanvraagt ingevolge een ontslag in het kader van een collectief ontslag, indien de mededeling door de werkgever van de intentie tot collectief ontslag zoals bedoeld in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 24 van 2 oktober 1975 gelegen is na 30 november 2014;
  3° de werkloze die werkloosheidsuitkeringen aanvraagt en die op het op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 35 jaar beroepsverleden als loontrekkende in de zin van artikel 3, § 1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kan rechtvaardigen;
  4° de werkloze die werkloosheidsuitkeringen aanvraagt en die tewerkgesteld was :
  a) ofwel minstens 5 jaar, gerekend van datum tot datum, in een zwaar beroep. Deze periode van 5 jaar moet gelegen zijn in de loop van de laatste 10 kalenderjaren, gerekend van datum tot datum, vóór het einde van de arbeidsovereenkomst;
  b) ofwel minstens 7 jaar, gerekend van datum tot datum, in een zwaar beroep. Deze periode van 7 jaar moet gelegen zijn in de loop van de laatste 15 kalenderjaren, gerekend van datum tot datum, vóór het einde van de arbeidsovereenkomst;
  c) ofwel minimaal 20 jaar in een arbeidsregime zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 gesloten op 23 maart 1990 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990;
  d) ofwel door een werkgever die behoort tot het paritair comité van het bouwbedrijf, voor zover de werknemer beschikt over een attest dat zijn ongeschiktheid tot voortzetting van zijn beroepsactiviteit bevestigt, afgegeven door een arbeidsgeneesheer.
  Voor de toepassing van het derde lid, 4°, a) en b) wordt onder een zwaar beroep begrepen, het zwaar beroep in de zin van artikel 3, § 1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
  Voor de toepassing van het derde lid, 2° tot 4°, kan het recht op de anciënniteitstoeslag slechts worden toegekend indien de werknemer één jaar na de eerste uitkeringsaanvraag volgend op de in 2° en 4° bedoelde gebeurtenis, of na een uitkeringsaanvraag waarbij het in 3° vereiste beroepsverleden wordt aangetoond, de navermelde leeftijd heeft bereikt :
  1° 55 jaar vóór 1 januari 2016;
  2° 57 jaar op 1 januari 2016;
  3° 59 jaar op 1 januari 2017;
  4° 61 jaar op 1 januari 2018;
  5° 63 jaar op 1 januari 2019;
  6° 65 jaar op 1 januari 2020.".

Art.15. In artikel 131bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 mei 1993 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° ) § 1, 4°, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "4° normaal gemiddeld recht hebben op een brutomaandloon dat minder bedraagt dan het refertemaandloon bedoeld in artikel 28, § 2.";
  2° ) § 2bis, derde lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "De in het eerste lid bedoelde uurtoeslag bedraagt :
  1° 2,31 EUR indien het een werknemer betreft bedoeld in artikel 110, § 1;
  2° 1,62 EUR indien het een werknemer betreft bedoeld in artikel 110, § 2;
  3° 0,92 EUR indien het een werknemer betreft bedoeld in artikel 110, § 3.".

Art.16. In artikel 153 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 juni 2000, wordt de inleidende zin vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 153. De werkloze die onverschuldigde uitkeringen heeft of kan ontvangen, kan van de uitkeringen uitgesloten worden gedurende ten minste 4 weken en ten hoogste 13 weken, doordat hij:".

Art.17. In artikel 154 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 mei 1999, 29 juni 2000, 22 augustus 2006 en 23 augustus 2014, wordt de inleidende zin vervangen door de volgende bepaling :
  "Art.154. De werkloze die onverschuldigde uitkeringen heeft of kan ontvangen, kan van de uitkeringen uitgesloten worden gedurende ten minste 4 weken en ten hoogste 26 weken, doordat hij :".

Art.18. In artikel 155 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 juni 2000 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 augustus 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° ) tussen het eerste en het tweede lid wordt het volgende lid ingevoegd :
  "Kan van het genot van de uitkeringen uitgesloten worden gedurende ten minste 27 weken en ten hoogste 52 weken, de werkloze die gebruik maakt van onjuiste stukken ten einde te kwader trouw een onverschuldigd voordeel te bekomen met betrekking tot de toepassing van de werkloosheidsreglementering.";
  2° ) het derde lid dat het vierde lid wordt, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Voor de toepassing van het derde lid wordt nochtans geen rekening gehouden:
  1° met de arbeidsdagen en gelijkgestelde dagen, welke voorafgaan aan de gebeurtenis die tot de toepassing van het derde lid aanleiding gaf;
  2° met de dagen waarvoor een uitkering werd verleend in toepassing van de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, behalve wanneer zij onmiddellijk worden voorafgegaan door een ononderbroken periode van 26 arbeidsdagen, of van 26 halve arbeidsdagen indien het een vrijwillig deeltijdse werknemer betreft.".

Art.19. In artikel 157bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 29 juni 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° ) § 2 wordt opgeheven;
  2° ) in § 3 wordt de verwijzing "de §§ 1 en 2" vervangen door de verwijzing " § 1".

Art.20.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.
  In afwijking van het eerste lid, treedt de bepaling van artikel 1, 2° ) evenwel in werking op 1 september 2015.
  De artikelen 59bis, § 6, 59bis/1, § 4, 90, 114, § 5, 116, § 2, eerste lid, 3°, b) en 125 van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991, zoals van kracht op 31 december 2014, blijven evenwel van toepassing op de werkloze die op deze dag de vrijstelling genoot, voor de duur van de vrijstelling die hem werd toegekend.
  [1 In afwijking van het derde lid wordt, voor de toepassing van de artikelen 114, § 5 en 125, zoals van kracht op 31 december 2014, met ingang van 1 september 2015 het bedrag van "10,22 euro" vervangen door het bedrag van "10,44 euro" en wordt het bedrag van "8,30 euro" vervangen door het bedrag van "8,47 euro".]1
  ----------
  (1)<KB 2015-07-20/04, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Art. 21. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.