10 APRIL 2014. - Koninklijk besluit betreffende de transactie bij inbreuken op de bepalingen van het Wetboek van economisch recht en zijn uitvoeringsbesluiten
Art. 1-7
1993011182 1993011203 1995011364 1995011365 2005011207 2005011208 2009011294 2009011295
Artikel 1. De processen-verbaal houdende vaststelling van inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, van het Wetboek van economisch recht, opgemaakt door de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, worden overgezonden aan de directeur-generaal van de Algemene Directie Economische Inspectie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.
Art.2. De bedragen die bij wijze van transactie in de zin van artikel XV.61 van hetzelfde Wetboek ter betaling worden voorgesteld aan de overtreder door de directeur-generaal of de adviseur-generaal van de Algemene Directie Economische Inspectie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, mogen :
1° niet lager zijn dan 26 euro, en niet hoger dan 30.000 euro voor de inbreuken die bestraft worden met een sanctie van niveau 1 overeenkomstig artikel XV.70, tweede lid;
2° niet lager zijn dan 26 euro, en niet hoger dan 60.000 euro voor de inbreuken die bestraft worden met een sanctie van niveau 2 overeenkomstig artikel XV.70, derde lid;
3° niet lager zijn dan 26 euro, en niet hoger dan 150.000 euro voor de inbreuken die bestraft worden met een sanctie van niveau 3 overeenkomstig artikel XV.70, vierde lid;
4° niet lager zijn dan 26 euro, en niet hoger dan 300.000 euro voor de inbreuken die bestraft worden met een sanctie van niveau 4 overeenkomstig artikel XV.70, vijfde lid;
5° niet lager zijn dan 50 euro, en niet hoger dan 600.000 euro voor de inbreuken die bestraft worden met een sanctie van niveau 5 overeenkomstig artikel XV.70, zesde lid;
6° niet lager zijn dan 100 euro, en niet hoger dan 600.000 euro voor de inbreuken die bestraft worden met een sanctie van niveau 6 overeenkomstig artikel XV.70, zevende lid.
Art.3. Elk voorstel tot betaling wordt, vergezeld van een stortings- of overschrijvingsformulier, binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal, aan de overtreder toegezonden bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs. Het voorstel tot betaling kan ook per fax of elektronische post worden meegedeeld. Indien geen reactie volgt op de mededeling per fax of elektronische post wordt deze, nog steeds binnen de termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal, via aangetekende brief met ontvangstbewijs opgestuurd.
Het voorstel vermeldt de termijn waarbinnen de betaling moet worden gedaan. Deze termijn is ten minste acht dagen en ten hoogste drie maanden.
Art.4. Indien geen voorstel tot betaling wordt gedaan binnen de termijn bepaald in artikel 3, eerste lid, wordt het proces-verbaal overgezonden aan de procureur des Konings.
Art.5. Opgeheven worden :
1° het koninklijk besluit van 2 oktober 1995 betreffende de minnelijke schikking bij overtredingen op de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van de consumenten;
2° het koninklijk besluit van 30 juni 2009 betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen;
3° het ministerieel besluit van 9 oktober 1995 houdende aanstelling van de ambtenaren die de opdracht hebben om de minnelijke schikking voor te stellen bij overtredingen op de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van de consumenten;
4° het ministerieel besluit van 1 juli 2009 houdende aanstelling van de ambtenaren die ermee belast zijn de daders van inbreuken op de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen, de minnelijke schikking bedoeld in artikel 24 voor te stellen.
Art.6. Opgeheven worden, met ingang van 31 mei 2014 :
1° het koninklijk besluit van 27 april 1993 betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 juli 1999, 1 maart 2000, 20 juli 2000 en 13 juli 2001;
2° het koninklijk besluit van 13 april 2005 betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij;
3° het ministerieel besluit van 14 mei 1993 houdende aanstelling van de ambtenaren die ermee belast zijn de daders van inbreuken op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument de minnelijke schikking bedoeld in artikel 116 voor te stellen;
4° het ministerieel besluit van 15 april 2005 houdende aanstelling van de ambtenaren die ermee belast zijn de daders van inbreuken op de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, de minnelijke schikking bedoeld in artikel 24 voor te stellen.
Art. 7. De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.