Details





Titel:

10 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot regeling van sommige verzekeringsovereenkomsten tot waarborg van de terugbetaling van het kapitaal van een hypothecair krediet(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-06-2014 en tekstbijwerking tot 17-08-2020)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities en toepassingsgebied
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Toepasselijke bepalingen bij het sluiten van een schuldsaldoverzekering
Art. 3
Afdeling 1. - Beoordeling van het verhoogde gezondheidsrisico
Art. 4-5
Afdeling 2. - Motiveringsplicht
Art. 6-11
HOOFDSTUK 3. - Bijzondere bepalingen bij het sluiten van een schuldsaldoverzekering met personen met een verhoogd gezondheidsrisico
Art. 12-17
HOOFDSTUK 4. - Erkenningsvoorwaarden van en controle op een compensatiekas en tussenkomst van de Compensatiekas
Art. 18-29
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 30-33



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2014011636  2014A11636  2019040871  2020042759 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities en toepassingsgebied
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder :
  1° "schuldsaldoverzekering" : verzekeringsovereenkomst die onderworpen is aan deel 4, titel IV, hoofdstuk 5 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen en de terugbetaling waarborgt van het kapitaal van een hypothecair krediet dat wordt aangegaan voor de verbouwing of verwerving van de eigen en enige gezinswoning van de kandidaat-verzekeringsnemer;
  2° "basispremie" : de laagste premie die de verzekeringsonderneming aanbiedt voor een schuldsaldoverzekering aan een persoon van een bepaalde leeftijd, rekening houdend met de meest voordelige korting die de verzekeringsonderneming om redenen van de gezondheidstoestand van de kandidaat-verzekerde toekent;
  3° "bijpremie" : deel van de premie die de verzekeringsonderneming aanrekent voor een schuldsaldoverzekering aan een persoon van een bepaalde leeftijd, dat de basispremie overstijgt en om redenen van de gezondheidstoestand van de kandidaat-verzekerde wordt aangerekend;
  4° "gezinswoning" : de eigen en enige woning van de kandidaat-verzekeringsnemer;
  5° "kandidaat-verzekeringsnemer" : de persoon ten aanzien van wie een verzekeringsvoorstel wordt geformuleerd dat strekt tot waarborg van de terugbetaling van het kapitaal van een hypothecair krediet dat wordt aangegaan voor de verbouwing of verwerving van de eigen en enige gezinswoning van de verzekeringnemer;
  6° "kredietinstelling" : de kredietinstelling die tot één van de volgende categorieën behoort :
  a) de kredietinstellingen naar Belgisch recht die zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 13 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;
  b) de kredietinstellingen waarvan de Staat van herkomst een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte is en die in België beleggingsdiensten mogen verstrekken overeenkomstig artikel 65 of 66 van dezelfde wet;
  c) de kredietinstellingen waarvan de Staat van herkomst een derde Staat is en die in België beleggingsdiensten mogen verstrekken overeenkomstig artikel 79 van dezelfde wet;
  7° "Opvolgingsbureau" : het Opvolgingsbureau voor de tarifering bedoeld in artikel 217, § 1, van de wet betreffende de verzekeringen;
  8° "persoon met een verhoogd gezondheidsrisico" : persoon ten aanzien van wie de verzekeringsonderneming een schuldsaldoverzekering omwille van zijn gezondheidstoestand weigert, dan wel aanvaardt met een bepaalde bijpremie of mits bepaalde uitsluiting(en);
  9° "hypotheekondernemingen" : de ondernemingen bedoeld in de artikelen 43, 43bis en 44 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;
  10° "wet betreffende de verzekeringen" : de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen.
  § 2. De kandidaat-verzekeringsnemer verklaart op eer dat de verzekeringsovereenkomst de terugbetaling waarborgt van het kapitaal van een hypothecair krediet dat wordt aangegaan voor de verbouwing of verwerving van zijn eigen en enige gezinswoning.

Art.2. De bepalingen vanHoofdstuk 2, Afdeling 2, en Hoofdstuk 3 van dit besluit gelden eveneens bij de uitsluiting van bepaalde risico's in de schuldsaldoverzekering omwille van de gezondheidstoestand van de verzekerde.

HOOFDSTUK 2. - Toepasselijke bepalingen bij het sluiten van een schuldsaldoverzekering
Art.3. De artikelen 4 tot 11 zijn toepasselijk bij het sluiten van elke schuldsaldoverzekering.

Afdeling 1. - Beoordeling van het verhoogde gezondheidsrisico
Art.4. Een verzekeringsonderneming mag enkel gebruik maken van een medische vragenlijst bij de behandeling van een aanvraag tot schuldsaldoverzekering op voorwaarde dat de formulering van de vragen voorafgaandelijk door het Opvolgingsbureau is goedgekeurd.
  Het Opvolgingsbureau beslist binnen een termijn van één maand na ontvangst over de goedkeuring van de formulering van de vragen. De beslissing door het Opvolgingsbureau wordt genomen bij gewone meerderheid van stemmen.

Art.5. De medische vragenlijst voldoet aan de principes van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en inzonderheid :
  1° de gestelde vragen zijn nauwkeurig en betreffen uitsluitend gebeurtenissen die de verhoogde aard van een gezondheidsrisico in hoofde van de kandidaat-verzekerde kunnen staven;
  2° de vragen verwijzen in geen geval naar de strikt privé aspecten van het leven van de kandidaat-verzekerde, onder meer op het vlak van seksualiteit, hobby's, buitenlandse reizen, beroepsleven.

Afdeling 2. - Motiveringsplicht
Art.6. Wanneer een verzekeringsonderneming beslist om een schuldsaldoverzekering te weigeren of een bijpremie te vragen omwille van het verhoogde gezondheidsrisico van de kandidaat-verzekerde, brengt zij, overeenkomstig artikel 213, tweede lid, van de wet betreffende de verzekeringen, de kandidaat-verzekeringsnemer schriftelijk op de hoogte.
  De verzekeringsonderneming geeft in dit schrijven in detail de redenen van haar beslissing op.

Art.7. De motivering van de beslissing bedoeld in artikel 6 wordt verwoord op een ondubbelzinnige en voor de kandidaat-verzekeringnemer begrijpelijke wijze, uitgaande van de specifieke situatie van de verzekerde.
  Deze motivering bevat minstens de volgende elementen :
  1° de beslissing van de verzekeringsonderneming om de verzekering te weigeren of een bijpremie te vragen;
  2° de medische redenen waarop de beslissing is gesteund en die een verhoogd risico in hoofde van de verzekerde aantonen, tenzij die informatie niet per brief kan worden meegedeeld in toepassing van de wet van 8 december 1992 op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
  3° indien de verzekeringsonderneming heeft beslist om een bijpremie te vragen omwille van medische redenen, de hoogte van deze medische bijpremie in euro en als een percentage van de basispremie;
  4° de persoonsgegevens van de raadsgeneesheer van de verzekeringsonderneming tot wie de verzekerde zich kan wenden om bijkomende informatie over de medische grond van de genomen beslissing te ontvangen;
  5° het feit dat de kandidaat-verzekeringsnemer de referenties naar studies en statistieken kan verkrijgen, alsook bijkomende uitleg over de relatie tussen de verwachte oversterfte en het niveau van de bijpremie;
  6° de gegevens van het Opvolgingsbureau alsook de vermelding dat de kandidaat-verzekeringsnemer het recht heeft het Opvolgingsbureau te vragen naar het onderzoek van de beslissing van de verzekeringsonderneming.

Art.8. Indien de kandidaat-verzekeringsnemer en de verzekerde niet dezelfde persoon zijn, wordt de in artikel 7, tweede lid, 2° en 4° bedoelde medische informatie enkel aan de verzekerde meegedeeld.

Art.9. De verzekerde kan, al dan niet via zijn behandelende arts, van de raadsgeneesheer van de verzekeringsonderneming bijkomende informatie over de medische motivering van de genomen beslissing krijgen. Deze bijkomende informatie moet schriftelijk aangevraagd worden.
  De verzekeringsonderneming bezorgt de verzekerde schriftelijk, binnen een termijn van 8 werkdagen, deze informatie, desgevallend via diens behandelende arts en met inachtneming van de toepasselijke wetgeving.

Art.10. § 1. Op schriftelijk verzoek ontvangt de verzekerde, desgevallend via zijn behandelende arts, bijkomende informatie over de volgende elementen :
  1° indien de verzekerde vraagt naar concrete studies en/of statistieken op grond waarvan de beslissing werd genomen, de referenties van deze studies en/of statistieken alsook een vrij toegankelijke elektronische link naar deze referenties of, bij ontstentenis, een afschrift van die studies en/of statistieken;
  2° indien de verzekerde vraagt naar de motivering van het niveau van de bijpremie, motivering onder meer vanuit technisch oogpunt van de proportionele relatie tussen de verwachte oversterfte (met vermelding van het concrete oversterftepercentage) en het niveau van de bijpremie.
  § 2. De verzekeringsonderneming hoeft niet in te gaan op vragen om inzage te verlenen in bedrijfseigen informatie zoals ondernemingsstatistieken of acceptatie- en tariferingsregels.

Art.11. De verzekeringsondernemingen, de hypotheekondernemingen en de kredietinstellingen vermelden op elke prospectus, reclame en verzekeringsvoorstel dat betrekking heeft op het verlenen van hypothecaire kredieten en de levensverzekeringen die de terugbetaling van deze kapitalen dekken, op begrijpelijke wijze informatie over het bestaan van een solidariteitsmechanisme voor personen met een verhoogd gezondheidsrisico.

HOOFDSTUK 3. - Bijzondere bepalingen bij het sluiten van een schuldsaldoverzekering met personen met een verhoogd gezondheidsrisico
Art.12.1. Het Opvolgingsbureau wordt opgericht en stelt, met eenparige stemmen van zijn leden, een huishoudelijk reglement op, dat onder meer de werkingsmodaliteiten van het Opvolgingsbureau bepaalt, desgevallend met inbegrip van de regels inzake het aanwezigheidsquorum en de stemmingen alsook de selectiecriteria voor de experts.
  De Voorzitter en de leden van het Opvolgingsbureau ontvangen, in respectieve volgorde, een vergoeding van 150 en 75 euro per vergadering. [1 De plaatsvervangend voorzitter ontvangt een vergoeding van 150 euro per vergadering waaraan hij deelneemt bij afwezigheid van de voorzitter.]1
  § 2. Het Opvolgingsbureau bezorgt, binnen 2 maanden na de bekendmaking van het benoemingsbesluit van zijn leden, het ontwerp van huishoudelijk reglement voor goedkeuring aan de ministers bevoegd voor Economie en voor Volksgezondheid.
  Indien het Opvolgingsbureau er niet in slaagt binnen de in het eerste lid bedoelde termijn een huishoudelijk reglement op te stellen, stellen de ministers bevoegd voor Economie en voor Volksgezondheid gezamenlijk het huishoudelijk reglement vast.
  ----------
  (1)<KB 2020-07-31/17, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-08-2020>

Art.13. Het Opvolgingsbureau behandelt de verzoeken tot onderzoek voor de dossiers die geweigerd worden of waarvan de bijpremie meer dan 75 % bedraagt. Indien de kandidaat-verzekeringsnemer en de kandidaat-verzekerde niet dezelfde persoon zijn, is het akkoord van de kandidaat-verzekerde vereist.

Art.14. De verzekeringsonderneming bezorgt het Opvolgingsbureau alle informatie waarover zij beschikt en die nodig is opdat het Opvolgingsbureau de hem voorgelegde verzoeken kan onderzoeken.
  Onverminderd de mogelijkheid in hoofde van het Opvolgingsbureau om bijkomende informatie te vragen, maakt de verzekeringsonderneming volgende gegevens en documenten over aan het Opvolgingsbureau :
  1° de beslissing van de verzekeringsonderneming, met inbegrip van de motivering bedoeld in artikel 7;
  2° het medisch dossier dat alle relevante medische gegevens over de kandidaat-verzekerde bevat;
  3° de studies en statistieken, waardoor zij zich heeft laten leiden bij haar beslissingen om een schuldsaldoverzekering te weigeren, een bijkomend medisch onderzoek te vereisen om het gezondheidsrisico van de kandidaat-verzekerde te kunnen beoordelen of een bijpremie te vragen omwille van het verhoogde gezondheidsrisico van de kandidaat-verzekerde.

Art.15. § 1. Overeenkomstig artikel 217, § 3, derde lid, van de wet betreffende de verzekeringen, doet het Opvolgingsbureau ten aanzien van de betrokken partijen een bindend voorstel binnen de tijdspanne van 15 werkdagen, te rekenen van de ontvangst van het volledige dossier.
  § 2. Het Opvolgingsbureau deelt, onverminderd de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zijn beslissing schriftelijk mee aan de kandidaat-verzekeringnemer, de verzekerde en de verzekeringsonderneming. Het Opvolgingsbureau geeft desgevallend in zijn beslissing een gedetailleerde weergave van de inhoud van zijn bindend voorstel.
  De in het voorgaande lid bedoelde beslissing beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 7.

Art.16. De verzekeringsonderneming informeert de kandidaat-verzekeringnemer en het Opvolgingsbureau binnen een redelijke termijn over zijn beslissing omtrent het sluiten van een contract dat is opgesteld onder de voorwaarden bepaald in het bindend voorstel van het Opvolgingsbureau.

Art.17. Het Opvolgingsbureau stelt jaarlijks een verslag op, dat onder meer verduidelijkt :
  1° hoeveel onderzoeken het Opvolgingsbureau heeft doorgevoerd en op welke pathologieën deze onderzoeken betrekking hadden;
  2° in hoeveel gevallen de beslissingen van de verzekeringsonderneming werden bevestigd dan wel een afwijkend bindend voorstel werd geformuleerd;
  3° de motivering van de beslissingen waarbij de onverzekerbaarheid van de kandidaat-verzekerde dan wel de gevraagde bijpremie werd bevestigd;
  4° in hoeveel gevallen de verzekeringsonderneming bereid was om met de kandidaat-verzekeringsnemer te contracteren onder de voorwaarden bepaald in het bindend voorstel van het Opvolgingsbureau.

HOOFDSTUK 4. - Erkenningsvoorwaarden van en controle op een compensatiekas en tussenkomst van de Compensatiekas
Art.18. § 1. De aanvraag tot erkenning van de Compensatiekas, bedoeld in artikel 220 van de wet betreffende de verzekeringen, kan uitsluitend worden ingediend door een rechtspersoon die ten laatste op de datum van het indienen van de aanvraag is opgericht onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk.
  § 2. Kunnen toetreden tot de vereniging bedoeld in paragraaf 1 :
  1° de verzekeringsondernemingen die in België verzekeringsovereenkomsten aanbieden als bedoeld in artikel 224, eerste lid, van de wet betreffende de verzekeringen;
  2° de kredietinstellingen en hypotheekondernemingendie een hypothecair krediet aanbieden dat wordt aangegaan voor de verbouwing of verwerving van de eigen en enige gezinswoning van de kandidaat-verzekeringsnemer.
  § 3. De aanvraag tot erkenning wordt ingediend bij de FSMA. De FSMA zendt deze aanvraag, voorzien van haar advies, aan de minister bevoegd voor Economie.
  § 4. Bij de aanvraag worden de volgende inlichtingen en bescheiden verstrekt :
  1° de statuten;
  2° het compensatiereglement;
  3° de bedrijfsvoorwaarden, de financiële en administratieve organisatie, met inbegrip van de naam, voornamen, woon- en verblijfplaats, beroep en nationaliteit van de beheerders en de met de effectieve leiding belaste personen;
  4° het ondernemingsnummer.

Art.19. De erkenning van de Compensatiekas wordt door Ons verleend op voorwaarde dat de vereniging voldoet aan de voorwaarden bepaald in en krachtens artikel 220 van de wet betreffende de verzekeringen.
  Het compensatiereglement en zijn wijzigingen behoeven Onze goedkeuring.

Art.20. De bescheiden betreffende het compensatiemechanisme worden bewaard hetzij ten maatschappelijke zetel van de Compensatiekas, hetzij op elke andere plaats die door de FSMA vooraf is toegelaten.
  Op eenvoudig verzoek van de FSMA is de Compensatiekas er toe gehouden alle inlichtingen te verstrekken en alle bescheiden in te leveren die zij nodig heeft voor de uitvoering van haar taak.
  De FSMA kan voor de uitvoering van de twee voorgaande leden, leden van haar personeel of zelfstandige hiertoe gemachtigde deskundigen delegeren, die haar verslag uitbrengen.

Art.21. § 1. Tenminste drie weken vóór het samenkomen van de algemene vergadering, stelt de Compensatiekas de FSMA in kennis van de ontwerpen van jaarrekening en van de wijzigingen aan de statuten of aan het compensatiereglement, alsook van de beslissingen die zij van plan is tijdens die vergadering te nemen en die een weerslag zouden kunnen hebben op haar wettelijke opdracht.
  De FSMA kan eisen dat de door haar betreffende die ontwerpen geformuleerde opmerkingen ter kennis worden gebracht aan de algemene vergadering.
  Die opmerkingen en de antwoorden moeten in de notulen worden opgenomen.
  § 2. Binnen de maand die volgt op hun goedkeuring door de algemene vergadering stelt de Compensatiekas de FSMA in kennis van de wijzigingen aan de statuten of aan het compensatiereglement en van de beslissingen die een weerslag zouden kunnen hebben op haar wettelijke opdracht.
  Binnen een termijn van ten hoogste twee maand, te rekenen van de datum waarop zij er kennis van gekregen heeft, verzet de FSMA zich bij een met redenen omklede beslissing, per aangetekend schrijven tegen de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde beslissingen die strijdig zijn met de wet betreffende de verzekeringen, met de bepalingen van dit besluit of met haar statuten en brengt de minister bevoegd voor Economie op de hoogte van dit verzet. De datum van de poststempel geldt als de datum van het verzet.

Art.22. § 1. Behoudens toepassing van artikel 21, moet elke wijziging in de financiële of administratieve organisatie, inzonderheid die met betrekking tot de gegevens bedoeld in artikel 18, § 4, 3°, binnen een termijn van één maand aan de FSMA worden meegedeeld.
  De FSMA zendt zo spoedig mogelijk en uiterlijk dertig dagen na de ontvangst van de ter goedkeuring van de Koning voor te leggen wijzigingen aan de statuten of aan het compensatiereglement deze, samen met haar met redenen omkleed advies, aan de minister bevoegd voor Economie.
  § 2. De Compensatiekas stelt uiterlijk op 30 juni van elk jaar de FSMA in kennis van een verslag over haar activiteit.
  De FSMA brengt de minister bevoegd voor Economie ervan op de hoogte.
  § 3. Behoudens toepassing van artikel 21 wordt elk ontwerp tot wijziging van de bedrijfsvoorwaarden aan de FSMA meegedeeld. De FSMA verzet zich tegen die ontwerpen wanneer ze strijdig zijn met de wet betreffende de verzekeringen en brengt de minister bevoegd voor Economie op de hoogte van dit verzet. De FSMA deelt aan de Compensatiekas binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf die mededeling, per aangetekende brief, haar verzet of haar instemming mee. De ontwerpen, waarvoor de kennisgeving door de FSMA niet binnen die termijn heeft plaatsgehad, mogen toegepast worden.

Art.23. § 1. De Compensatiekas kan beroep instellen bij de minister bevoegd voor Economie tegen het verzet dat de FSMA heeft gedaan met toepassing van artikel 22, § 3, en tegen de weigering van de FSMA om de aanwijzing van de commissaris, bedoeld in artikel 24, goed te keuren.
  § 2. Het beroep moet met redenen omkleed zijn en worden ingesteld bij een aangetekende brief binnen een termijn van vijftien dagen na de kennisgeving van het verzet, de weigering of de goedkeuring bedoeld in § 1. De datum van de poststempel geldt als de datum van de indiening van het beroep.
  § 3. Het beroep is niet opschortend.

Art.24. De artikelen 14bis, 38 tot 40 en 90, §§ 1 tot en met 4, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen zijn van overeenkomstige toepassing op de Compensatiekas.

Art.25. De voorzitter van het Opvolgingsbureau heeft zitting met raadgevende stem in de vergaderingen van de raad van beheer.

Art.26. De verzekeringsondernemingen zijn er toe gehouden aan de Compensatiekas alle nodige inlichtingen mede te delen ter vervulling van diens wettelijke opdracht onder de vorm, de termijnen en volgens de periodiciteit die deze bepaalt.

Art.27. De Compensatiekas slaat haar tussenkomsten om volgens volgende modaliteiten :
  1° 50 % wordt gedragen door de kredietinstellingen en hypotheekondernemingen;
  2° 50 % wordt gedragen door de verzekeringsondernemingen.

Art.28. De Compensatiekas komt tussen indien de gevraagde bijpremie meer bedraagt dan 125 % van de basispremie, zonder dat haar tussenkomst 800 % van de basispremie kan overschrijden.

Art.29. De tussenkomst van de Compensatiekas komt verhoudingsgewijs in mindering van het totale bedrag dat de verzekeringsonderneming van de kandidaat-verzekeringsnemer eist zonder dat laatstgenoemde hierom uitdrukkelijk moet vragen.
  De verzekeringsonderneming richt zich rechtstreeks tot de Compensatiekas teneinde het bedrag terug te vorderen van de tussenkomst die aldus aan de kandidaat-verzekeringsnemer is toegekend.

HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.30. Deel 4, titel IV, hoofdstuk 5 van de wet betreffende de verzekeringentreedt in werking op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art.31. Artikel 12 van dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
  De overige bepalingen van dit besluit treden in werking op de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het huishoudelijk reglement van het Opvolgingsbureau en uiterlijk op 1 januari 2015.

Art.32. Binnen de termijn van een maand vanaf de datum bepaald in artikel 31, tweede lid, van dit besluit, leggen de verzekeringsondernemingen de medische vragenlijsten bedoeld in artikel 4 van dit besluit ter goedkeuring voor aan het Opvolgingsbureau.
  In afwijking van artikel 4 van dit besluit kunnen de verzekeringsondernemingen de aan het Opvolgingsbureau voorgelegde medische vragenlijsten gebruiken zolang het Opvolgingsbureau zijn goedkeuring niet heeft verleend, zonder hierbij de termijn te overschrijden van 3 maanden vanaf de datum van de voorlegging van de vragenlijsten aan het Opvolgingsbureau.

Art. 33. De minister bevoegd voor de verzekeringen en de minister bevoegd voor de volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.