Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

10 MAART 2014. - Ministerieel besluit tot bepaling van de wapens en de munitie die behoren tot de voorgeschreven uitrusting van de personeelsleden van de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht en tot vaststelling van de bijzondere bepalingen betreffende het voorhanden hebben, het bewaren, het dragen, het vervoeren en het gebruiken van de bewapening(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-04-2014 en tekstbijwerking tot 11-04-2019)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Voorgeschreven uitrusting
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Voorhanden hebben, bewaren, dragen, vervoer en gebruik van de bewapening
Art. 3-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan door:
  1° "personeelslid": iedere militair of burger behorend tot de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht;
  2° "bewapening": alle wapens, deze bedoeld in 3° inbegrepen, met welke de personeelsleden uitgerust zijn, alsook hun munitie en het samengaand materiaal ([1 accessoires,]1 optiek, affuit, steun en onderhoudsmateriaal);
  3° "niet-letaal wapen": de bewapening die expliciet ontworpen is en in de eerste plaats wordt gebruikt om personeel of materieel uit te schakelen of af te weren, terwijl dodelijke ongevallen, blijvende letsels en schade aan eigendom en aan het milieu tot een minimum worden beperkt;
  4° "munitie" : [1 alle tuigen geladen met explosieve stoffen, propulsieve stoffen, pyrotechnische samenstellingen, ontstekingssamenstellingen en mijnen waarvan het gebruik wettelijk toegestaan is]1;
  5° "wapenwet" : de wet van 8 juni 2006 houdende de regeling van economische en individuele activiteiten met wapens;
  6° "dienstorder" : het document met [1 hetwelk]1 de korpsoverste, of de autoriteit die er de bevoegdheden van uitoefent, het personeelslid beveelt een bepaalde opdracht uit te voeren en er de modaliteiten van vastlegt;
  7° "marsbevel" : het document met [1 hetwelk]1 de korpsoverste, of de autoriteit die er de bevoegdheden van uitoefent, het personeelslid toelaat een dienstverplaatsing uit te voeren.
  ----------
  (1)<MB 2019-04-03/03, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 21-04-2019>

HOOFDSTUK 2. - Voorgeschreven uitrusting
Art.2. HOOFDSTUK 3. - Voorhanden hebben, bewaren, dragen, vervoer en gebruik van de bewapening

Art.3.§ 1. Een personeelslid kan de bewapening bedoeld in artikel 2 slechts voorhanden hebben, dragen en gebruiken indien uitdrukkelijk toegestaan in een dienstorder of marsbevel en enkel tijdens de uitvoering van de opdracht, de training of de duur van de verplaatsing.   Het dienstorder of het marsbevel preciseert het type van de toegelaten bewapening en de duur van de opdracht, training of verplaatsing.   § 2. In afwijking van § 1. zijn, in het kader van [1 de uitoefening van de opdracht]1, het voorhanden hebben, het dragen en het gebruik van een bewapening toegelaten in geval van overmacht zonder voorafgaande geschreven machtiging binnen de grenzen van het internationaal humanitair recht en/of de toepasselijke inzetregels.   § 3. De bewapening wordt na het einde van de opdracht of van de verplaatsing zo snel mogelijk teruggeplaatst in het wapenmagazijn [1 of in een beveiligd lokaal bedoeld voor de bewaring van de bewapening]1.   ----------   (1)
Art.4.§ 1. Het is ieder personeelslid verboden, de bewapening en de munitie die deel uitmaken van de voorgeschreven uitrusting voorhanden te hebben, te dragen of te gebruiken buiten de dienst.
  In uitzonderlijke omstandigheden, kan de korpsoverste of de autoriteit die er de bevoegdheden van uitoefent, een personeelslid waarop hij de functionele autoriteit uitoefent de geschreven en tijdelijke toestemming geven de bewapening buiten de dienst te dragen. Deze toestemming vermeldt de geldigheidsperiode en de praktische modaliteiten.
  § 2. [1 Het is ieder personeelslid verboden om tijdens de dienst voorhanden te hebben, te dragen of te gebruiken:
   1° wapens en munitie die niet behoren tot de voorgeschreven uitrusting;
   2° persoonlijke wapens en munitie.]1
  ----------
  (1)<MB 2019-04-03/03, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 21-04-2019>

Art.5. De bewapening mag slechts voorhanden zijn, gedragen en gebruikt worden door de personeelsleden die met succes de passende vorming hebben gevolgd, de nodige vaardigheden via een regelmatige training onderhouden en die een praktische en volledige kennis hebben van de regels voor het gebruik van een wapen.

Art.6. Het personeelslid dat de bewapening voorhanden heeft, draagt of vervoert heeft er het toezicht op. Hij is er persoonlijk verantwoordelijk voor.
  Het personeelslid dat de bewapening op zich houdt, is gehouden deze te bewaren op een veilige plaats, buiten het bereik van derden.
  Het personeelslid is gehouden het regelmatig onderhoud van de bewapening uit te voeren en iedere maatregel te nemen om er de goede bewaring en werking van te verzekeren.

Art.7.Ieder gebruik van de bewapening op Belgisch grondgebied buiten de oefeningen, ieder schietincident, alsook iedere diefstal, verlies of beschadiging van de bewapening moet het voorwerp uitmaken van een geschreven verslag dat onmiddellijk aan de [1 Directie Veiligheid]1 en de veiligheidsofficier van de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid wordt overgemaakt.
  ----------
  (1)<MB 2019-04-03/03, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 21-04-2019>

Art. 8.Buiten het toegestane voorhanden hebben van wapens, wordt de bewapening bewaard in het wapenmagazijn dat gehouden wordt door de verantwoordelijke beheerder van dit magazijn binnen de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid [1 of in een beveiligd lokaal bedoeld voor de bewaring van de bewapening]1.
  De beheerder houdt een wapenregister waarin hij alle uitgaande en binnenkomende wapens inschrijft.
  [1 In het geval bedoeld in artikel 2, 9° wordt, op het einde van de samenwerking, de bewapening teruggegeven aan de partner die er eigenaar van is.]1
  ----------
  (1)<MB 2019-04-03/03, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 21-04-2019>