25 APRIL 2014. - Koninklijk besluit houdende oprichting van een gemeenschappelijke Sociale dienst bij de horizontale Federale Overheidsdiensten en de Regie der Gebouwen
Art. 1-9
Artikel 1. § 1. Bij de Federale Overheidsdiensten Kanselarij van de Eerste Minister, Budget en Beheerscontrole, Personeel en Organisatie, Informatie- en Communicatietechnologie en de Regie der Gebouwen, hierna " de diensten " genoemd, wordt een gemeenschappelijke Sociale dienst opgericht.
Hij heeft als doel :
1° in de eerste plaats morele en materiële hulp te geven; alsook het beheer en de financiering verzekeren van de bijdrage van de diensten in de hospitalisatieverzekering;
2° in bijkomende orde acties voor sociale of culturele promotie tot stand te brengen.
De Sociale dienst organiseert algemene acties of kent individuele hulp toe.
§ 2. Hij zorgt voor het beheer van het restaurant van de Regie der Gebouwen gelegen te 1060 BRUSSEL, Gulden Vlieslaan 87.
§ 3. Hij zorgt voor het beheer van het Gezins- en sportcentrum van de Regie der Gebouwen in het Park van Woluwe te 1150 BRUSSEL tot er uitvoering is gegeven aan artikelen 2 en 4 van het koninklijk besluit van 24 oktober 2002 tot regeling van de eigendomsoverdracht door de Staat naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van parken en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 september 1991 tot regeling van de eigendomsoverdracht door de Staat aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van parken en bossen.
Art.2. De werking van de Sociale dienst heeft betrekking op alle personeelsleden van de diensten, zonder onderscheid, op de leden van hun gezin, alsook hun weduwen, weduwnaars en wezen, op de gedetacheerde personeelsleden voor zover zij tijdens de detachering niet genieten van voordelen van een andere sociale dienst, en op de gepensioneerde personeelsleden.
Onder " gepensioneerde personeelsleden " verstaat men eveneens de ambtenaren die gepensioneerd waren op de datum van de overheveling van hun dienst naar één van de diensten bedoeld in artikel 1 van dit besluit.
Onder " leden van hun gezin " verstaat men de echtgeno(o)t(e), zijn kind(eren), de persoon met wie het personeelslid samenleeft, kinderen fiscaal ten laste van de persoon met wie hij samenleeft, een bloed- of aanverwant die fiscaal ten laste is, een persoon opgenomen met het oog op adoptie of met het oog op de uitoefening van een pleegvoogdij. De kinderen waarvoor het personeelslid kinderbijslag ontvangt worden tevens in beschouwing genomen, zelfs al zijn ze niet fiscaal ten laste.
De personeelsleden richten zich vrij en rechtstreeks tot de Sociale dienst.
Art.3. De betrokken ministers vertrouwen het beheer van deze Sociale dienst toe aan een door hen erkende vereniging zonder winstoogmerk, waarin de overheid en de representatieve vakbonden paritair vertegenwoordigd zijn.
Art.4. Om de uitgaven te kunnen verzekeren die nodig zijn voor de uitoefening van het maatschappelijk doel, kan door de diensten bedoeld in artikel 1 van dit besluit aan de Sociale dienst een subsidie toegekend worden.
Art.5. § 1. De erkenning kan worden ingetrokken in geval de vereniging haar verbintenissen beschreven in de besluiten tot toekenning van de subsidie bedoeld in artikel 4 niet nakomt.
§ 2. Daartoe legt de erkende vereniging zonder winstoogmerk binnen een termijn van 4 maanden na afsluiten van het boekjaar, aan de bevoegde ministers een omstandig jaarverslag voor over de uitvoering van de haar toevertrouwde taken en over de aanwending van de toegekende subsidie voor de uitvoering van deze taken.
Art.6. De betrokken ministers kunnen personeel naar de vereniging zonder winstoogmerk detacheren, op voorstel van de vereniging en voor zover deze detachering functioneel relevant is voor de werking van de Sociale dienst. Deze detachering wijzigt niets aan de administratieve en geldelijke toestand van de betrokken personeelsleden.
Art.7. Opgeheven worden :
1° het koninklijk besluit van 11 december 1995 houdende oprichting van de Sociale dienst van het Ministerie van Ambtenarenzaken;
2° het koninklijk besluit van 8 juli 1999 tot oprichting van een Sociale Dienst bij de Diensten van de Eerste Minister;
3° het ministerieel besluit van 12 juli 1999 tot regeling van de organisatie en de werking van de Sociale Dienst bij de Diensten van de Eerste Minister.
Art.8. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.
Art. 9. De Eerste Minister, de Minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging, de Minister van Financiën belast met Ambtenarenzaken, de Staatssecretaris voor de Regie der Gebouwen en de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare diensten zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.