Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

10 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de staffuncties in de federale overheidsdiensten en in de programmatorische federale overheidsdiensten



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten
Art. 1-14
HOOFDSTUK II. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 15-20



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2002002263 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten
Artikel 1. In artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 februari 2006 en van 17 augustus 2007, wordt tussen het eerste lid en het tweede lid, dat het derde lid wordt, een lid ingevoegd, dat luidt als volgt :
  "Meerdere staffuncties binnen eenzelfde federale overheidsdienst kunnen worden samengevoegd op vraag van de betrokken minister, mits akkoord van de ministers van Ambtenarenzaken en Begroting.".

Art.2. In artikel 6 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juni 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
  " § 1. De kandidaturen worden ingediend bij de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de federale overheid, die de toelaatbaarheid ervan onderzoekt.
  De kandidaten die toelaatbaar zijn verklaard leggen een computergestuurde assessmentproef af die de generieke managementcompetentie meet en aangepast is aan het niveau van de te begeven functie. Drie niveaus worden gedefinieerd :
  1° het niveau dat de wegingklassen 7 en 6 bevat;
  2° het niveau dat de wegingklassen 5 en 4 bevat;
  3° het niveau dat de andere wegingklassen bevat.
  Een kandidaat die niet geslaagd is voor de computergestuurde assessmentproef voor een niveau wordt gedurende een periode van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van het afleggen van deze proef, uitgesloten van het opnieuw afleggen van dezelfde proef of een proef voor een hoger niveau.
  Er wordt vrijstelling van de computergestuurde assessmentproef toegekend, gedurende 2 jaar berekend vanaf de datum van het slagen voor deze proef, voor elke andere management- of staffunctie van hetzelfde of een lager niveau.
  Er wordt eveneens vrijstelling toegekend aan de houders van een management- of een staffunctie van hetzelfde of een hoger niveau.";
  2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :
  " § 2. De kandidaten die geslaagd zijn voor de computergestuurde assessmentproef leggen voor de selectiecommissie een mondelinge proef af uitgaande van een praktijkgeval dat betrekking heeft op de te begeven staffunctie. De proef heeft tot doel zowel de specifieke competenties als de managementvaardigheden te evalueren die vereist zijn voor de uitoefening van deze functie.".
  3° een § 2bis wordt ingevoegd, luidende :
  " § 2bis. De afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid, bepaalt de methodologie voor de computergestuurde assessmentproeven en voor de mondelinge proef en controleert de toepassing ervan.";
  4° in § 3, worden de woorden "de testen en" geschrapt.

Art.3. In artikel 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juni 2004, en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 april 2005 en van 2 februari 2006 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, eerste lid, wordt het 6° opgeheven;
  2° § 1, tweede lid wordt als volgt vervangen :
  "De taalpariteit wordt verzekerd binnen elk van de categorieën van leden van de selectiecommissie bedoeld in het eerste lid, 4° en 5°. Het lid bedoeld in het eerste lid, 2° behoort tot een andere taalaanhorigheid dan die van het lid bedoeld in het eerste lid, 3°. De taalaanhorigheid van de leden, bedoeld in het eerste lid, 2°, 3° en 4°, wordt bepaald door de taal van het getuigschrift of het diploma dat bewijst dat men geslaagd is voor de studies die in aanmerking worden genomen voor de beoordeling van de competentie die nodig is voor de expertiseopdracht. De taalaanhorigheid van de leden, bedoeld in het eerste lid, 5°, wordt bepaald door de taalrol van de ambtenaar of door toepassing van de artikelen 35 tot 41 van de gewone wet van 9 augustus 1980 over de institutionele hervormingen."
  3° in § 1, derde lid, worden het woord " effectieve " en de woorden `alsook deze van hun vervangers " geschrapt;
  4° in § 2, eerste lid, worden de woorden " met inbegrip van de plaatsvervangers, " geschrapt.

Art.4. Artikel 15 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 april 2005, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 15. Elke houder van een staffunctie wordt tijdens zijn mandaat jaarlijks geëvalueerd. De eerste vijf cycli worden met een tussentijdse evaluatie afgesloten. De laatste cyclus eindigt zes maanden vóór het verstrijken van het mandaat en wordt met een eindevaluatie afgesloten.
  De verloven of afwezigheden hebben geen invloed op de duur van de periode, behalve indien ze een ononderbroken periode van dertig werkdagen overschrijden. In dat geval hebben deze een schorsende werking.
  Onder werkdagen worden alle dagen van de week, met uitzondering van zaterdagen, zondagen en feestdagen verstaan.
  In afwijking van het eerste lid worden de ambtenaren van Buitenlandse Zaken, behorend tot de externe loopbanen, die als houder van een staffunctie werden aangesteld en voor een mandaat van vier jaar hebben gekozen tijdens hun mandaat viermaal geëvalueerd. De eerste drie cycli duren één jaar en worden met een tussentijdse evaluatie afgesloten. De vierde cyclus eindigt zes maanden voor het einde van het mandaat en wordt met een eindevaluatie afgesloten.
  De duur van de eerste cyclus kan gewijzigd worden door wederzijdse overeenkomst tussen de eerste evaluator en de geëvalueerde om de evaluatiecyclus op de budgettaire cyclus af te stemmen. Door eenzelfde wederzijdse overeenkomst kan de voorlaatste cyclus in de laatste cyclus geïntegreerd worden."

Art.5. Artikel 18bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 12 april 2005, wordt vervangen als volgt :
  "Art. 18bis. § 1. Op het einde van elke evaluatiecyclus nodigt de eerste evaluator de houder van de staffunctie uit voor een evaluatiegesprek.
  De tweede evaluator alsook een door de eerste evaluator aangewezen secretaris kunnen aan dat gesprek deelnemen.
  In alle gevallen heeft er, vóór het evaluatiegesprek, overleg plaats tussen de eerste en tweede evaluator.
  § 2. Als een stafdienst gemeenschappelijk is aan meerdere federale overheidsdiensten vraagt de eerste evaluator het advies aan de betrokken voorzitters van het directiecomité of voorzitters. Als dezen hun advies niet overmaken binnen een periode van tien werkdagen, wordt dit advies niet meer vereist.
  Als de betrokken voorzitters van het directiecomité en de andere betrokken voorzitters dat wensen, nemen zij deel aan het evaluatiegesprek."

Art.6. In artikel 19 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 april 2005 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1 worden de woorden ",indien nodig," en het woord "eventuele" opgeheven;
  2° in § 2, worden de woorden "eventueel voorstel" vervangen door het woord "voorstel" en worden de woorden "eventuele vermelding" vervangen door het woord "vermelding";
  3° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt :
  " § 4 Elke evaluatie wordt afgesloten met één van de volgende vermeldingen : "uitstekend", "voldoet aan de verwachtingen", "te ontwikkelen", of "onvoldoende"."
  4° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt :
  " § 5.- De evaluatie wordt besloten met de vermelding "onvoldoende" als eruit blijkt dat de doelstellingen, bepaald in het ondersteuningsplan, niet werden verwezenlijkt."
  5° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt :
  " § 6. De evaluatie wordt besloten met de vermelding "te ontwikkelen" als eruit blijkt dat de doelstellingen bepaald in de plannen bedoeld in artikel 10, slechts gedeeltelijk zijn verwezenlijkt."
  6° paragraaf 7 wordt vervangen als volgt :
  " § 7. De evaluatie wordt besloten met de vermelding "voldoet aan de verwachting" als eruit blijkt dat de meeste doelstellingen bepaald in de plannen bedoeld in artikel 10, werden verwezenlijkt."
  7° een paragraaf 7bis wordt ingevoegd, luidende als volgt :
  " § 7bis. De evaluatie wordt besloten met de vermelding "uitstekend" als eruit blijkt dat grotendeels de doelstellingen bepaald in de plannen bedoeld in artikel 10, werden verwezenlijkt en dat sommige overtroffen werden.";
  8° een paragraaf 7ter wordt ingevoegd, luidende als volgt:
  § 7ter. Er wordt geen rekening gehouden met de doelstellingen waarvan het niet bereiken geenszins afhing van de verantwoordelijkheid van de geëvalueerde.
  9° een paragraaf 7quter wordt ingevoegd, luidende als volgt :
  § 7qauter. In voorkomend geval, kan aan een houder van een staffunctie, mits een specifieke motivering, een voor hem minder gunstige vermelding worden toegekend dan deze die zou worden toegekend met toepassing van de §§ 5 tot en met 7bis van dit artikel indien uit de evaluatie blijkt dat de houder van de staffunctie slechts een kleine persoonlijke bijdrage heeft geleverd aan het bereiken van de doelstellingen bepaald in de plannen bedoeld in artikel 10 of dat de feitelijke elementen besproken tijdens het evaluatiegesprek een negatieve weerslag hebben op de uitoefening van de staffunctie. Deze vaststellingen en elementen dienen aan bod gekomen te zijn op het evaluatiegesprek en de geëvalueerde dient de mogelijkheid te krijgen om hierop te reageren. Deze reactie dient opgenomen te worden in het evaluatieverslag.".
  10° in paragraaf 9, wordt het woord "eindevaluatie" vervangen door het woord "evaluatie" en het woord "voldoende" door de woorden "voldoet aan de verwachtingen".
  11° een paragraaf 10 wordt ingevoegd, luidende als volgt :
  " § 10. Het model van het beschrijvend evaluatieverslag wordt door de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken bepaald.".

Art.7. In artikel 19ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 april 2005 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 februari 2006 en 18 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "zeer goed" vervangen door het woord "uitstekend";
  2° in paragraaf 4, wordt het tweede lid vervangen als volgt :
  "De stemming is geheim. Bij staking van stemmen bestaat het advies in het voorstel om de vermelding toe te kennen die onmiddellijk hoger is dan deze die toegekend was.";
  3° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt :
  " § 5. Het beroepsorgaan brengt zijn advies uit binnen de maand die volgt op de indiening van het beroep en bezorgt het onmiddellijk aan de eerste evaluator en de verzoeker.
  De eerste evaluator en de tweede evaluator, als er een tweede evaluator is, kennen de definitieve vermelding toe binnen een termijn van vijftien kalenderdagen en delen ze onmiddellijk mee aan de geëvalueerde. ".

Art.8. Het opschrift van hoofdstuk VI van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  "HOOFDSTUK VI. - Einde van het mandaat, niet-hernieuwing ervan en tijdelijke vervanging".

Art.9. Het opschrift van onderafdeling I van afdeling I van hoofdstuk VI van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende woorden "en tijdelijke vervanging".

Art.10. Artikel 20 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 juli 2006, wordt vervangen als volgt :
  "Art. 20. § 1. Het mandaat eindigt van rechtswege en zonder dat het aan de houder van de staffunctie moet worden betekend :
  1° op het einde van de periodes bedoeld in artikel 9;
  2° wanneer de houder van de staffunctie de leeftijd van 65 jaar bereikt;
  3° als de houder van de staffunctie in een andere staffunctie of in een managementfunctie wordt aangesteld, vanaf de eerste dag dat hij de nieuwe functie effectief uitoefent;
  4° als de houder effectief één van de in artikel 13 bedoelde verloven geniet.
  § 2. Als de houder van de staffunctie de leeftijd van 65 jaar bereikt tijdens het mandaat, kan hij vragen zijn mandaat te verlengen tot het einde ervan, per maximale periode van een jaar. De organen bedoeld in artikel 8, tweede lid nemen een met reden omklede beslissing. De verlengingsaanvraag wordt ingediend minstens 6 maanden voor de datum van de 65e verjaardag of van het einde van de verlenging.
  § 3. De minister of de staatssecretaris kan, op voordracht van de voorzitter van het directiecomité of van de voorzitter, het mandaat van de houder van de staffunctie verlengen als de procedure om hem te vervangen ingezet werd, op een regelmatige wijze vervolgd wordt maar nog niet heeft geleid tot een aanstelling. De verlenging is beperkt tot zes maanden en is hernieuwbaar.
  § 4. De minister of de staatssecretaris kan, op voordracht van de voorzitter van het directiecomité of van de voorzitter, voorzien in de tijdelijke vervanging van een houder van een staffunctie, bij een definitief vacant verklaarde betrekking, door een andere houder van een staffunctie of een houder van een managementfunctie of een rijksambtenaar van de klassen A4 of A5, ermee te belasten dat mandaat uit te oefenen, als de vervangingsprocedure ingezet werd, op een regelmatige wijze vervolgd wordt maar nog niet heeft geleid tot een aanstelling. Deze persoon maakt bij voorkeur deel uit van dezelfde federale overheidsdienst of dezelfde programmatorische federale overheidsdienst.
  De vervanger ontvangt gedurende deze vervanging een directiepremie van 735 euro voor de maximale duur van één jaar.
  De directiepremie wordt maandelijks uitbetaald in dezelfde mate en tegen dezelfde voorwaarden als het loon.
  Het bedrag van de premie wordt gekoppeld aan spilindex 138,01.
  § 5. Indien geen voordracht van verlenging of vervanging gedaan wordt door de voorzitter van het directiecomité of door de voorzitter, een maand voor het aflopen van het mandaat en de procedure nog niet heeft geleid tot een aanstelling, kan de minister of de staatssecretaris beslissen over de verlenging of de vervanging van de staffunctie.".

Art.11. In artikel 21 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 18 juli 2006 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 3 wordt het derde lid vervangen als volgt :
  "Al naargelang de vermelding "onvoldoende" wordt toegekend bij de eindevaluatie, bij de derde, vierde of vijfde tussentijdse evaluatie of bij de eerste of tweede tussentijdse evaluatie, verkrijgt de houder van de staffunctie acht maal, zes maal of drie maal de beëindigingvergoeding, berekend overeenkomstig het eerste en het tweede lid.";
  2° een paragraaf 4 wordt ingevoegd, luidende als volgt :
  " § 4. In afwijking van § 3, derde lid, verkrijgt de houder van de in artikel 9, § 1, tweede lid, vermelde staffunctie, al naargelang de vermelding "onvoldoende" wordt toegekend bij de eindevaluatie of bij een tussentijdse evaluatie, zes maal of drie maal de beëindigingvergoeding, berekend overeenkomstig § 3, eerste en tweede lid.".

Art.12. In artikel 23 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 2 februari 2006, en vervangen bij het koninklijk besluit van 18 juli 2006 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1 worden de woorden "zeer goed" vervangen door het woord "uitstekend" en het woord "voldoende" door de woorden "voldoet aan de verwachtingen";
  2° in paragraaf 4, eerste lid, worden de woorden "zeer goed" vervangen door het woord "uitstekend";
  3° in paragraaf 4, tweede lid, wordt het woord "voldoende" vervangen door de woorden "voldoet aan de verwachtingen".

Art.13. Een artikel 23bis wordt ingevoegd in afdeling II van hoofdstuk VI van hetzelfde besluit, luidende als volgt :
  "Art. 23bis. De houder van een staffunctie van wie de eindevaluatie werd besloten met de vermelding "te ontwikkelen" en die geen beroepsinkomen of rustpensioen geniet of zou kunnen genieten, ontvangt een beëindigingvergoeding.
  De beëindigingvergoeding is gelijk aan een twaalfde van de jaarlijkse bezoldiging van de houder van de staffunctie.
  Onder jaarlijkse bezoldiging moet worden verstaan: de wedde die verschuldigd had moeten zijn voor twaalf maanden, berekend overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde.
  De houder van de staffunctie verkrijgt tien maal de beëindigingvergoeding, berekend overeenkomstig het tweede en derde lid. De vergoeding wordt echter verminderd tot zes maal indien het mandaat minder dan zes jaar heeft geduurd.
  De beëindigingvergoeding wordt maandelijks uitbetaald, mits maandelijkse voorlegging door de belanghebbende van een verklaring op eer waaruit blijkt dat hij gedurende de betrokken periode geen beroepsinkomen of pensioen heeft genoten in de zin van het derde lid. Indien door de belanghebbende een valse verklaring op eer wordt voorgelegd, is deze een bedrag verschuldigd dat overeenstemt met de onterecht uitgekeerde beëindigingvergoeding of beëindigingvergoedingen.".

Art.14. In artikel 24 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 juni 2004 en 12 april 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid worden de woorden "eindvermelding "zeer goed" kreeg" vervangen door de woorden "minimaal de eindvermelding "voldoet aan de verwachtingen" kreeg na het eerste mandaat en "uitstekend" na het tweede of volgende mandaten";
  2° het artikel wordt aangevuld met twee leden luidende :
  "Artikel 9 is van toepassing.
  Het eerste lid is alleen van toepassing als de functiebeschrijving noch grondig werd gewijzigd, noch in een andere klasse werd gewogen.".

HOOFDSTUK II. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.15. De lopende selecties bij de inwerkingtreding van dit besluit worden voortgezet overeenkomstig de bepalingen van toepassing vóór die datum.
  Onder lopende selectie verstaat men de selecties waarvoor de oproep tot kandidaten werd gepubliceerd.

Art.16. De lopende evaluaties en beroepen bij de inwerkingtreding van dit besluit worden voortgezet overeenkomstig de bepalingen van toepassing vóór die datum. De gevolgen ervan blijven dezelfde.
  Onder lopende evaluatie verstaat men de evaluaties die betrekking hebben op cycli die afgerond zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Art.17. § 1. De lopende evaluatiecycli bij de inwerkingtreding van dit besluit worden voortgezet overeenkomstig de bepalingen van toepassing vóór die datum.
  Deze evaluatiecycli mogen evenwel niet langer duren dan één jaar vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.
  § 2. Voor de toepassing van artikel 14, 1°, van dit besluit, wordt, voor de mandaathouders in dienst op datum van inwerkingtreding van dit besluit, onder "eerste mandaat" verstaan, het mandaat dat lopende is bij de inwerkingtreding van het eerste ondersteuningsplan dat afgesloten wordt na de inwerkingtreding van dit besluit.

Art.18. In afwijking van artikel 20, § 2, van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, kunnen de houders van staffuncties die binnen minder dan 6 maanden na inwerkingtreding van dit besluit de leeftijd van 65 jaar bereiken, een verlengingsaanvraag doen zonder deze termijn te moeten respecteren.
  In afwijking van artikel 20, § 2, van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, kunnen de houders van staffuncties die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit reeds de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt en die op deze datum genieten van een verlenging van hun mandaat, een nieuwe verlengingsaanvraag doen zonder deze termijn te moeten respecteren.

Art.19. De toepassing van dit besluit wordt geëvalueerd ten laatste drie jaar na de inwerkingtreding ervan.

Art. 20. Onze ministers en Onze staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.