Details





Titel:

29 JUNI 2014. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het organiek statuut van het federaal Centrum voor de analyse van de migratiestromen, de bescherming van de grondrechten van de vreemdelingen en de strijd tegen mensenhandel tot uitvoering van artikel 5 van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een federaal Centrum voor de analyse van de migratiestromen, de bescherming van de grondrechten van de vreemdelingen en de strijd tegen mensenhandel (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-07-2014 en tekstbijwerking tot 19-02-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Raad van bestuur
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - Directie
Art. 5-10
HOOFDSTUK III. - Personeel
Art. 11-12
HOOFDSTUK IV. - Begroting en financiering
Art. 13-15
HOOFDSTUK V. - Controle en verantwoording
Art. 16-17
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 18-19



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2017012453  2024000518 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Raad van bestuur
Artikel 1. § 1. De raad van bestuur wordt voorgezeten door een voorzitter(ster), die wordt aangeduid door de raad van bestuur. Deze behoort tot een verschillende taalrol dan de directeur/directrice.
  § 2. Indien de voorzitter(ster) afwezig of verhinderd is, duidt de raad van bestuur een waarnemend voorzitter(ster) aan.

Art.2. Het bedrag van de zitpenningen en de verplaatsingskosten toegekend aan de voorzitter(ster) en de effectieve en plaatsvervangende leden van de raad van bestuur, worden bij koninklijk besluit bepaald.

Art.3.§ 1. De raad van bestuur beschikt over alle bevoegdheden die voor de werking van het Centrum en de uitvoering van zijn taken vereist zijn.
  § 2. In overeenstemming met de toegewezen taken in artikel 2 van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een federaal Centrum voor de analyse van de migratiestromen, de bescherming van de grondrechten van de vreemdelingen en de strijd tegen de mensenhandel, [1 hierna genoemd de oprichtingswet,]1 is de raad van bestuur belast met volgende taken :
  1° het algemeen beleid van het Centrum bepalen;
  2° op voorstel van de directeur/directrice het driejaarlijks strategisch plan aannemen;
  3° op voorstel van de directeur/directrice een ontwerp van begroting van het Centrum aannemen, binnen de beschikbare middelen;
  4° de rekeningen van het Centrum goedkeuren;
  5° de rekeningen van het Centrum aan het Rekenhof doorgeven met het oog op hun controle, ten laatste op 31 mei van het jaar volgend op het beheer;
  6° op voorstel van de directeur/directrice, een jaarlijks operationeel plan aannemen;
  7° op voorstel van de directeur/directrice het personeelsplan, het organigram en de functieomschrijvingen vastleggen;
  8° op voorstel van de directeur/directrice, beslissen over het personeelsbeleid, waaronder het wervings- en selectiebeleid, en het beleid rond loon- en arbeidsvoorwaarden;
  9° beslissen over de wijze waarop gecommuniceerd wordt en het communicatiebeleid van het Centrum bepalen;
  10° al dan niet in rechte op te treden met betrekking tot de dossiers die aan de raad van bestuur werden voorgelegd.
  § 3. De raad van bestuur kan bepaalde bevoegdheden overdragen aan de directeur/directrice.
  Deze delegaties zijn in de tijd beperkt en kunnen op elk ogenblik door de raad van bestuur ingetrokken worden.
  Bij hoogdringendheid kan de directeur/directrice elke beslissing nemen die nodig blijkt in het kader van de opdrachten en de werking van het Centrum.
  Deze beslissing dient binnen de vijf dagen schriftelijk te worden meegedeeld aan de voorzitter(ster) van de raad van bestuur en wordt ambtshalve op de agenda geplaatst van de eerstvolgende raad van bestuur.
  § 4. De raad van bestuur stelt binnen de drie maanden na zijn aanstelling het huishoudelijk reglement op van deze raad. Dit huishoudelijk reglement bepaalt de interne organisatie van de raad van bestuur en verschijnt in het Belgisch Staatsblad.
  ----------
  (1)<KB 2023-12-25/28, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 29-02-2024>

Art.4. § 1. De raad van bestuur kan slechts geldig beslissen wanneer ten minste de meerderheid van de stemgerechtigde leden de vergadering bijwonen.
  Is dit quorum niet bereikt dan kan de raad van bestuur over dezelfde agenda geldig beraadslagen en beslissen, ongeacht het aantal aanwezige leden binnen een termijn die ze zelf bepaalt doch die niet korter mag zijn dan 72 uur. De uitnodiging zal de aard van de vergadering aangeven.
  De beslissingen van de raad van bestuur worden genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Onder uitgebrachte stemmen worden stemmen voor en tegen verstaan, onthoudingen niet meegerekend.
  Er mag niet bij volmacht of per brief worden gestemd.
  Bij staking van stemmen is het voorstel verworpen.
  § 2. De stemming geschiedt bij handopsteken.
  Er wordt evenwel tot een geheime stemming overgegaan :
  1° op verzoek van de voorzitter(ster) of van ten minste twee derde van de leden;
  2° bij het nemen van beslissingen over personen.

HOOFDSTUK II. - Directie
Art.5. § 1. Het Centrum wordt geleid door een directeur/directrice, die verantwoording moet afleggen aan de raad van bestuur.
  De directeur/directrice kan niet het voorwerp van enige detachering zijn.
  § 2. De directeur/directrice wordt benoemd door de raad van bestuur, voor een periode van zes jaar. Zijn mandaat is eenmaal hernieuwbaar, mits een positieve evaluatie die door een externe audit wordt uitgevoerd.
  De evaluatie heeft betrekking op :
  1° de verwezenlijking van de doelstellingen die werden vastgelegd in het artikel 9, § 1 bedoelde driejaarlijks strategisch plan en jaarlijks operationeel plan;
  2° de wijze waarop die doelstellingen al dan niet werden behaald;
  3° de persoonlijke bijdrage van de houder van de managementfunctie aan de verwezenlijking van die doelstellingen;
  4° de geleverde inspanningen om zijn competenties te ontwikkelen.

Art.6. SELOR, Selectiebureau van de Federale Overheid, wordt met de selectie van de directeur/directrice belast.

Art.7. Onverminderd het bepaalde in artikel 8 omvat de opdracht toevertrouwd aan SELOR de volgende deelopdrachten :
  1° het uitbrengen van een advies omtrent de redactie van het definitieve profiel door de raad van bestuur;
  2° het opstellen van de vacatureberichten;
  3° de bekendmaking van de vacatureberichten in het Belgisch Staatsblad, en op de internetsite van SELOR gedurende één maand;
  4° het beantwoorden van alle vragen om inlichtingen inzake de procedure;
  5° het onderzoek van de kandidaatstelling op hun ontvankelijkheid aan de hand van het definitieve profiel;
  6° het opmaken van een verslag over 5° ;
  7° de selectie en evaluatie van de kandidaten volgens de overeengekomen methodologie en procedure tussen de raad van bestuur en SELOR.

Art.8. SELOR stelt een gemotiveerd en omstandig selectieverslag op dat toelaat de kandidaten per taalrol in te delen in één van de volgende categorieën : zeer geschikt, geschikt en minder geschikt. Enkel de verslagen van de kandidaten die door SELOR als zeer geschikt en geschikt bevonden worden, worden aan de raad van bestuur medegedeeld met het oog op de aanstelling van de directeur/directrice.

Art.9. § 1. De directeur/directrice is belast met het voorstellen van de volgende elementen aan de raad van bestuur :
  - het ontwerp van een driejaarlijks strategisch plan;
  - het ontwerp van begroting;
  - het jaarlijks operationeel plan;
  - het personeelsplan, organigram en functieomschrijvingen;
  - het ontwerp van personeelsbeleid;
  - het ontwerp van jaarverslag.
  § 2. De directeur/directrice is belast met :
  - het dagelijks en budgettair beheer van het Centrum;
  - het personeelsbeheer;
  - de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur;
  - de voorbereiding van de aanbevelingen, zoals bepaald in artikel 3, tweede lid, 3° van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een federaal Centrum voor de analyse van de migratiestromen, de bescherming van de grondrechten van de vreemdelingen en de strijd tegen de mensenhandel.

Art.10. De directeur/directrice woont de beraadslagingen van de raad van bestuur bij en heeft een raadgevende stem.

HOOFDSTUK III. - Personeel
Art.11. § 1. Voor het vervullen van zijn opdrachten beschikt het Centrum over personeel dat bij arbeidsovereenkomst wordt aangeworven.
  Het personeel wordt, binnen de grenzen van de beschikbare kredieten, aangeworven op basis van de functieomschrijving, bedoeld in artikel 3, § 2, 7°.
  § 2. De personeelsleden van het Centrum oefenen hun functie op loyale, zorgvuldige en integere wijze uit onder het gezag van de directeur/directrice.
  Buiten de uitoefening van hun ambt vermijden zij elke handelwijze die het vertrouwen van het publiek in hun dienst kan aantasten.

Art.12. Op basis van het organigram en de functieomschrijvingen, bedoeld in artikel 3, § 2, 7°, legt de raad van bestuur het taalkader vast.

HOOFDSTUK IV. - Begroting en financiering
Art.13. Er wordt een jaarlijkse begroting opgemaakt, met opgave van alle ontvangsten en alle uitgaven, welke de herkomst en de oorzaak ervan ook mogen zijn. Het begrotingsjaar valt samen met het kalenderjaar. De comptabiliteit wordt gevoerd volgens de verbintenissenboekhouding.

Art.14. Het gebrek aan goedkeuring op de eerste dag van het begrotingsjaar belet niet dat de kredieten, voorzien in het ontwerpbudget van de organismen worden gebruikt, tenzij het principieel nieuwe uitgaven betreft waartoe geen machtiging is verleend in de begroting van jaar voordien.

Art.15.Voor het vervullen van zijn opdracht, mag de financiering van het Centrum verzekerd worden door :
  1° eigen inkomsten uit :
  a) schenkingen en legaten;
  b) opbrengsten uit activiteiten;
  c) het resultaat van vervreemde roerende en onroerende goederen;
  d) de deelname aan oproepen voor gesubsidieerde projecten of openbare aanbestedingen;
  [1 e) subsidieovereenkomsten buiten projectoproep of overheidsopdrachten;]1
  [1 f)]1 financiële producten ontvangen uit middelen waarover het Centrum beschikt.
  2° een jaarlijks bedrag van één en een half miljoen euro dat jaarlijks op 1 januari geïndexeerd wordt op basis van de gezondheidsindex.
  [1 3° bedragen die worden toegekend:
   a) in het kader van de bevoegdheden die het Centrum uitoefent op grond van artikel 3, 2de lid, 1° van de oprichtingswet;
   b) in het kader van de bevoegdheden die het Centrum uitoefent op grond van artikel 3, 2e lid, 8° van de oprichtingswet.]1
  De referentie-index is die van 1 januari 2014.
  ----------
  (1)<KB 2023-12-25/28, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 29-02-2024>

HOOFDSTUK V. - Controle en verantwoording
Art.16. Het Centrum legt jaarlijks verantwoording af aan de Kamer van volksvertegenwoordigers via een rapport over de uitvoering van zijn opdrachten, de aanwending van de middelen en de werking van het Centrum. Het Centrum staat in voor de redactie en de publicatie van dit rapport. Het Centrum maakt dit rapport over aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en een kopie aan de Regering.

Art.17. De controle op de boekhouding van het Centrum wordt toevertrouwd aan een bedrijfsrevisor, gekozen onder de leden van het Instituut voor Bedrijfsrevisoren, aangeduid en herroepen door de raad van bestuur.
  De bedrijfsrevisor heeft tot taak de boekingen te controleren en er de exactheid en de eerlijkheid van te na te gaan.
  Hij mag kennis nemen van alle boekhoudstukken, correspondentie, van de verslagen, van de tijdelijke toestand en in het algemeen van alle geschriften bekijken, zonder verplaatsing. Hij controleert de soliditeit van het vermogen en van de waarden die toebehoren aan het Centrum of aan degene die er gebruik van maakt of die ze bezit. De jaarrekeningen worden hem bezorgd 45 dagen voor de bijeenkomst waarop de raad van bestuur de rekeningen onderzoekt.
  Hij voert zijn opdracht uit zonder zich in te laten met het bestuur van het Centrum.
  De bedrijfsrevisor brengt verslag uit over deze rekeningen aan de raad van bestuur.
  De bedrijfsrevisor wordt aangeduid voor een periode van drie jaar.
  Het Rekenhof mag een controle ter plaatse organiseren van de boekhouding en de werkzaamheden van het centrum.
  Het Rekenhof mag de rekeningen publiceren in haar boek van opmerkingen.

HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art.18. § 1. De huidige leden alsook de voorzitter(ster) en vice-voorzitter(ster) van de raad van bestuur, de directeur en de adjunct-directeur, alsook de coördinatoren van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding oefenen hun mandaat uit uiterlijk tot op het ogenblik van de effectieve uitvoering van het samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen voor de oprichting van het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980.
  § 2. Zodra het samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen voor de oprichting van het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 effectief uitgevoerd is, is het Centrum de opvolger van de rechten en plichten van het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding voor de bevoegdheden die aan het federaal Centrum toegekend worden, met inbegrip van de rechten en plichten die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomsten van de personeelsleden die zijn tewerkgesteld voor het vervullen van die bevoegdheden.

Art. 19. De eerste minister, de minister die bevoegd is voor Gelijke kansen, de minister bevoegd voor Justitie, de staatssecretaris bevoegd voor Asiel en Migratie en de staatssecretaris bevoegd voor Ambtenarenzaken, zijn, ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.