Details





Titel:

24 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot invoeging van een stage voor de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-05-2014 en tekstbijwerking tot 07-12-2020)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen
Art. 5-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001000327 



Uitvoeringsbesluit(en):

2017031628  2020015918 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen
Artikel 1. In artikel II.I.2, § 2, derde lid, RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, worden de woorden "V.II.9, § 2" vervangen door de woorden "V.II.9, tweede lid".

Art.2. In Deel V, Titel II, RPPol, wordt Hoofdstuk III, buiten toepassing verklaard bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2003, dat de artikelen V.II.4 tot V.II.20 bevat, vervangen als volgt :
  "HOOFDSTUK III. - De stage
  Afdeling 1. - Algemene bepalingen
  Art. V.II.3bis. Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op de personeelsleden van het basiskader.
  Art. V.II.4. De stage beoogt de evaluatie van de stagiair die in een situatie wordt geplaatst waarin hij een betrekking bekleedt die in overeenstemming is met zijn graad.
  De minister stelt de nadere regels van de stage vast. De stage omvat opleidingsactiviteiten die uit een verplicht en, in voorkomend geval, een vrij gedeelte kunnen bestaan, zonder dat deze opleidingsactiviteiten samen meer dan één vierde van de stageduur in beslag mogen nemen.
  Art. V.II.5. De korpschef, de commissaris-generaal of de betrokken directeur-generaal stelt, met inachtneming van de in artikel V.II.4, tweede lid, bedoelde nadere regels, de opleidingsactiviteiten vast waaraan de stagiair moet deelnemen.
  Art. V.II.6. De stage verloopt onder de leiding van de officier, de hoofdinspecteur of het lid van het administratief en logistiek kader van niveau A, aangewezen door de korpschef, de commissaris-generaal of de betrokken directeur-generaal, hierna "stageleider" genoemd.
  De stageleider ziet er op toe dat de stagiair deelneemt aan de met toepassing van artikel V.II.5 bepaalde opleidingsactiviteiten.
  De minister bepaalt de geschiktheidscriteria waaraan de officier, de hoofdinspecteur of het lid van het administratief en logistiek kader van niveau A moet voldoen om als stageleider te worden aangewezen.
  Art. V.II.6bis. Elke stagiair wordt begeleid door een of meerdere politieambtenaren van zijn korps wat de lokale politie betreft of van het commissariaat-generaal of de algemene directie waarvan hij afhangt wat de federale politie betreft, hierna "mentor" genoemd.
  De minister bepaalt de geschiktheidscriteria waaraan een politieambtenaar moet voldoen om als mentor te worden aangewezen. De mentor heeft ten minste dezelfde graad als de stagiair, is niet de stageleider en wordt aangewezen door de korpschef, de commissaris-generaal of de betrokken directeur-generaal onder de personeelsleden van het operationeel kader die voldoen aan deze geschiktheidscriteria.
  De minister bepaalt het maximum aantal stagiairs dat de mentor(en) mag (mogen) begeleiden en dit in functie van de eigen aard van de dienst.
  Afdeling 2. - De aanvang van de stage
  Art. V.II.7. De stage vangt aan op de dag van de benoeming bedoeld in artikel V.II.2, § 1. Het personeelslid van het basiskader verkrijgt van rechtswege de hoedanigheid van stagiair op de benoemingsdatum.
  Afdeling 3. - De duur van de stage
  Art. V.II.8. De duur van de stage bedraagt zes maanden. Zij kan ten hoogste met de helft van de duur worden verlengd in de gevallen bedoeld in de artikelen V.II.14, eerste lid, 2° en V.II.15, zevende lid.
  Art. V.II.9. Om de duur van de verrichte stage te berekenen worden alle perioden waarin de stagiair in dienstactiviteit is, in aanmerking genomen, met uitzondering van de periode tussen het voorstel bedoeld in artikel V.II.14, eerste lid, 3°, en het advies bedoeld in artikel V.II.15, derde lid, 3°, of de beslissingen bedoeld in artikel V.II.15, zesde en zevende lid.
  De afwezigheden die zich voordoen nadat de stagiair gedurende vijftien werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest, hebben de schorsing van de stage tot gevolg zelfs indien hij gedurende deze afwezigheden in dienstactiviteit is. Voor de toepassing van deze bepaling dient als werkdag te worden begrepen, de werkdag in de zin van artikel VIII.I.1, 2°.
  Noch het jaarlijks vakantieverlof, noch de verloven bedoeld in de artikelen VIII.IV.1 en VIII.IV.7 komen voor de berekening van deze afwezigheidsdagen in aanmerking.
  In geval van schorsing van de stage behoudt de betrokkene zijn hoedanigheid van stagiair en zijn administratieve toestand wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen die op hem van toepassing zijn.
  De stage wordt van rechtswege verlengd met de tijdsspanne gedurende dewelke de stage met toepassing van het tweede lid is geschorst.
  Afdeling 4. - De evaluatie van de stagiair
  Art. V.II.10. Aan het begin van de stage zendt de directeur van de betrokken politieschool aan de stageleider een samenvattend evaluatieverslag aangaande de gehele opleiding van de stagiair dat, in voorkomend geval, verschillende punten bevat waaraan bijzondere aandacht moet worden besteed gedurende de stage.
  Aan het begin van de stage bespreekt de mentor dit evaluatieverslag met de stagiair die, binnen de 7 dagen na dit gesprek, het verslag viseert en er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt.
  Art. V.II.11. Ten laatste op het einde van de derde maand van de stage, wordt door de mentor(en), na de stagiair te hebben gehoord, een verslag over de wijze van functioneren opgesteld volgens het model vastgesteld door de minister of de door hem aangewezen directeur.
  Ieder verslag over de wijze van functioneren wordt onverwijld ter kennisgeving aan de stagiair voorgelegd die, binnen de 7 dagen na de kennisgeving ervan, het verslag viseert en er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt.
  Ieder verslag over de wijze van functioneren wordt door de betrokken mentor ter kennisgeving toegestuurd aan de stageleider.
  Art. V.II.12. Binnen de 30 dagen na het einde van de stage wordt er, door de mentor(en) en de stageleider, na de stagiair te hebben gehoord, een samenvattend stageverslag opgesteld, volgens het model vastgesteld door de minister of de door hem aangewezen directeur.
  Dit stageverslag wordt onverwijld ter kennisgeving aan de stagiair voorgelegd die het, binnen de 7 dagen na de kennisgeving ervan, viseert en er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt.
  Art. V.II.13. Na het verstrijken van de in artikel V.II.12, tweede lid, bedoelde termijn bezorgt de stageleider de verslagen over de wijze van functioneren, het samenvattend stageverslag en de eventuele opmerkingen terzake door de stagiair aan de korpschef, de commissaris-generaal of de betrokken directeur-generaal.
  Afdeling 5. - De beroepsgeschiktheid van de stagiair
  Art. V.II.14. Op basis van de verslagen bedoeld in artikel V.II.11, het samenvattend stageverslag en de eventuele opmerkingen terzake door de stagiair, beslist de korpschef, de commissaris-generaal of de betrokken directeur-generaal, na de nodige informatie te hebben ingewonnen inzonderheid bij de betrokken dienstchefs :
  1° of de stagiair met goed gevolg de stage heeft volbracht;
  2° of de stage, binnen de perken van artikel V.II.8, wordt verlengd;
  3° om voor te stellen, naar gelang van het geval, de stagiair te ontslaan wegens beroepsongeschiktheid of, indien het een personeelslid van het operationeel kader betreft dat bevorderd werd door overgang naar een hoger kader, wegens beroepsongeschiktheid te herplaatsen in zijn oorspronkelijk kader.
  De korpschef brengt de burgemeester of het politiecollege op de hoogte van de in het eerste lid bedoelde beslissing. De commissaris-generaal of de betrokken directeur-generaal brengt de benoemende overheid ervan op de hoogte.
  Alvorens de in het eerste lid, 2°, bedoelde beslissing te nemen, hoort de korpschef, de commissaris-generaal, de betrokken directeur-generaal of hun afgevaardigde, de stagiair, op diens verzoek, die zich naar keuze kan laten bijstaan of vertegenwoordigen tegelijk door een advocaat, een personeelslid en een lid van een erkende vakorganisatie.
  Art. V.II.15. Binnen de zeven dagen te rekenen vanaf de ontvangst van het in artikel V.II.14, eerste lid, 3°, bedoelde voorstel, meldt de stagiair zijn beslissing om het voorstel al dan niet te aanvaarden aan de korpschef, de commissaris-generaal of de betrokken directeur-generaal.
  Indien de stagiair het in artikel V.II.14, eerste lid, 3°, bedoelde voorstel niet aanvaardt, verzoekt de korpschef, de commissaris-generaal of de betrokken directeur-generaal om het advies van de in de artikelen IV.I.20 tot en met IV.I.22 bedoelde paritaire commissie die binnen de 30 dagen een advies verstrekt overeenkomstig de procedure omschreven in artikel IV.I.20, vierde en vijfde lid. De paritaire commissie hoort de stagiair, die zich kan laten bijstaan of vertegenwoordigen overeenkomstig artikel V.II.14, derde lid, en de korpschef, de commissaris-generaal, de betrokken directeur-generaal of hun afgevaardigde.
  In haar advies kan de paritaire commissie ofwel :
  1° het voorstel bedoeld in artikel V.II.14, eerste lid, 3°, bevestigen;
  2° voorstellen om de stage, als die nog niet werd verlengd overeenkomstig artikel V.II.14, eerste lid, 2°, of artikel V.II.15, zevende lid, te verlengen binnen de perken van artikel V.II.8;
  3° het voorstel bedoeld in artikel V.II.14, eerste lid, 3°, niet bevestigen.
  Voor de stagiairs van de lokale politie zendt de paritaire commisie haar advies aan de korpschef die het bezorgt aan de burgemeester of het politiecollege.
  Voor de stagiairs van de federale politie zendt de paritaire commisie haar advies aan de commissaris-generaal of de betrokken directeur-generaal die het bezorgt aan de benoemende overheid.
  Indien de stagiair het in artikel V.II.14, eerste lid, 3°, bedoelde voorstel aanvaardt of indien de paritaire commissie het advies bedoeld in het derde lid, 1°, verstrekt, beslist de burgemeester of het politiecollege voor de stagiairs van de lokale politie of de benoemende overheid voor de stagiairs van de federale politie over het ontslag of de herplaatsing wegens beroepsongeschiktheid.
  Indien de paritaire commissie het advies bedoeld in het derde lid, 2°, verstrekt, beslist de burgemeester of het politiecollege voor de stagiairs van de lokale politie of de benoemende overheid voor de stagiairs van de federale politie dat de stage, binnen de perken van artikel V.II.8, wordt verlengd of dat de stagiair met goed gevolg de stage heeft volbracht.
  Indien de paritaire commissie het advies bedoeld in het derde lid, 3°, verstrekt, heeft de stagiair de stage met goed gevolg volbracht.
  Art. V.II.16. De stagiair die wegens beroepsongeschiktheid wordt herplaatst, wordt, met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de beslissing bedoeld in artikel V.II.15, zesde lid, door de benoemde overheid benoemd in zijn oorspronkelijk kader en in zijn vroegere graad in het politiekorps waarvan hij als stagiair deel uitmaakte of, mits het akkoord van de commissaris-generaal of, naar gelang van het geval, de betrokken korpschef, in het politiekorps waarvan hij als aspirant deel uitmaakte.
  Het met toepassing van het eerste lid benoemde personeelslid herneemt van rechtswege zijn kader-, graad- en loonschaalanciënniteit in zijn kader van oorsprong en in zijn vroegere graad, alsof het nooit overeenkomstig artikel V.II.2 zou zijn benoemd in de graad waarin het als aspirant was aangesteld.
  De in artikel VI.II.86 bedoelde overheid wijst het aldus benoemde personeelslid aan voor een betrekking overeenkomstig de regels van de herplaatsing bedoeld in de artikelen VI.II.85 tot en met VI.II.91.
  Art. V.II.17. De stage neemt van rechtswege een einde, hetzij op de dag waarop beslist wordt dat de stagiair met goed gevolg de stage heeft volbracht, hetzij op de dag waarop beslist wordt de stagiair wegens beroepsongeschiktheid te ontslaan of te herplaatsen, hetzij op de dag waarop het advies bedoeld in artikel V.II.15, derde lid, 3°, wordt verstrekt.
  Art. V.II.18. Voor zover hij op het ogenblik van zijn verzoek aan de in artikel 12, eerste lid, 3°, van de wet van 26 april 2002, bedoelde voorwaarde voldoet, kan de stagiair-inspecteur die ontslaan werd wegens beroepsongeschiktheid, bij de directeur-generaal van de ondersteuning en het beheer een verzoek indienen om opgenomen te worden in de wervingsreserve van het kader van agenten van politie bedoeld in artikel IV.I.30, § 1, eerste lid.
  De persoon die overeenkomstig het eerste lid in de wervingsreserve van het kader van agenten van politie is opgenomen en die wordt gerekruteerd gedurende de geldigheidsperiode van die reserve, is vrijgesteld van de basisopleiding van het kader van agenten van politie.
  Afdeling 6. - Het stagedossier
  Art. V.II.19. Het stagedossier bevat ten minste :
  1° een inventaris van de stukken;
  1bis° het samenvattend evaluatieverslag bedoeld in artikel V.II.10, eerste lid;
  2° de verslagen over de wijze van functioneren bedoeld in artikel V.II.11;
  3° het samenvattend stageverslag bedoeld in artikel V.II.12, eerste lid;
  4° in voorkomend geval, de opmerkingen van de stagiair bij de in 1bis°, 2° en 3° bedoelde verslagen;
  5° de beslissing van de korpschef, de commissaris-generaal of de betrokken directeur-generaal bedoeld in artikel V.II.14, eerste lid, en, in voorkomend geval, het advies bedoeld in artikel V.II.15, derde lid, en de beslissing bedoeld in artikel V.II.15, zesde of zevende lid, alsmede alle stavingsstukken.
  De minister bepaalt de overige stukken die in het stagedossier worden opgenomen.
  Art. V.II.20. De minister kan nadere regels inzake inzonderheid de inhoud, de wijze van presentatie en het bijhouden van het stagedossier bepalen.".

Art.3. In artikel VI.II.91 RPPol worden de woorden "V.II.17, tweede lid" vervangen door de woorden "V.II.16, tweede lid".

Art.4. In artikel VII.I.9 RPPol, worden de woorden "wat het operationeel kader betreft, twee jaar na de datum van de in artikel V.II.2 bedoelde benoeming" vervangen door de woorden "wat de personeelsleden van het kader van agenten van politie, van het middenkader en van het officierskader betreft, twee jaar na de datum van de in artikel V.II.2 bedoelde benoeming, wat de personeelsleden van het basiskader betreft, twee jaar na het verstrijken van de in artikel V.II.8 bedoelde termijn, eventueel verlengd overeenkomstig de artikelen V.II.14, eerste lid, 2°, of V.II.15, zevende lid".

HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen
Art.5.Dit besluit is van toepassing op de aspiranten-inspecteur van politie die hun basisopleiding aanvatten op of na 1 september 2013 [2 ...]2.
  ----------
  (1)<KB 2018-01-18/15, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 16-02-2018>
  (2)<KB 2020-11-24/03, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art. 6. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.