18 MAART 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 april 2003 houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer
Art. 1-7
Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 7 april 2003 houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevoer wordt de bepaling onder 16°, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 februari 2011, vervangen als volgt :
"16° Biljettenautomaat : toestel uitsluitend bestemd voor het afhalen van geldbiljetten van een bankrekening of een betaalkaart en/of voor het deponeren van geldbiljetten op een bankrekening of een betaalkaart;".
Art.2. In artikel 8, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 februari 2011, wordt aan paragraaf 1, een punt 7° toegevoegd luidende :
"7° van goederen bestaande uit cheques of waardebonnen die in de handel als betaalmiddel kunnen aangewend voor zover de totale waarde aanwezig in het voertuig het bedrag van 70.000 € en de waarde dat per stoppunt geleverd wordt het bedrag van 7.500 € niet overschrijden.".
Art.3. In artikel 9, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 februari 2011, worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 1, 1° wordt vervangen als volgt :
" § 1. Het beveiligd vervoer categorie 2 omvat het transport van :
1° metaalgeld;
2° edelstenen, edele metalen en juwelen;
3° waarden die vervoerd worden met een neutralisatiesysteem A of type B en waarvan het transport niet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 8, § 1, 2° ;
4° waardepapieren, andere dan geldbiljetten, waarvoor geen wettelijk verzet zoals bepaald in artikel 8, § 1, 1°, mogelijk is;
5° goederen bestaande uit cheques of waardebonnen die in de handel als betaalmiddel kunnen aangewend, voor zover de goederen de bedragen bedoeld in artikel 8, § 1, 7°, overschrijden."
2° paragraaf 2 wordt aangevuld met de leden 2 en 3, luidend als volgt :
"Het beveiligd vervoer van de goederen, bedoeld in § 1, 2°, geschiedt, hetzij :
1° in twee beveiligde koffers die aan de bodem van het waardecompartiment van het voertuig zijn vastgemaakt, waarbij één koffer, die enkel in de beveiligde zone van de exploitatiezetel van de bewakingsonderneming kan geopend worden, dient om afgehaalde goederen in onder te brengen en één andere koffer, die enkel met tussenkomst van twee bewakingsagenten kan geopend worden, dient om te leveren goederen in onder te brengen.
2° in een volledig bepantserd voertuig waarvan de waardecompartiment enkel en alleen op de plaats van levering of ophaling van de goederen kan geopend worden.
Het gemengd vervoer is toegelaten :
1° van verschillende soorten goederen behorend tot categorie 2, met uitzondering van de goederen, bedoeld in § 1, 3° en, met uitzondering van de goederen, bedoeld in § 1, 2°, gedurende de stoeptijd;
2° voor het afzonderlijk vervoer of het gemengd vervoer, bedoeld onder 1°, met de goederen voorzien in artikel 8, § 1, 1° en 5°. "
Art.4. In artikel 12, van hetzelfde besluit, laatst vervangen bij het koninklijk besluit van 10 februari 2011, worden in de eerste zin van paragraaf 4, de woorden "een plaats, een gebouw of een onderdeel van een gebouw" vervangen door de woorden "een lokaal in een gebouw".
Art.5. In artikel 14, 3° van hetzelfde besluit, laatst vervangen bij het koninklijk besluit van 10 februari 2011, worden de woorden "artikel 9, § 1, 1° ;" vervangen door de woorden "artikel 9, § 1, 2° ;".
Art.6. In artikel 20, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 10 februari 2011, worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 6 wordt het woord "12bis" vervangen door het woord "12";
2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 9, luidende :
" § 9. De voertuigen voor het beveiligd vervoer, bedoeld in artikel 9, § 1, 5°, zijn voorzien van :
1° de basisuitrusting;
2° een bestuurderscabine voorzien van een bepantserde constructie en die tevens is uitgerust met minstens één evacuatieluik.".
3° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 10, luidende :
" § 10. De voertuigen voor het beveiligd vervoer, bedoeld in artikel 10, eerste lid, zijn voorzien van :
1° de basisuitrusting;
2° een bestuurderscabine voorzien van een bepantserde constructie en die tevens is uitgerust met minstens één evacuatieluik.".
Art. 7. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.