29 JANUARI 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten
TITEL I. - Wijzigingsbepalingen
Art. 1-23
TITEL II. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 24-27
TITEL I. - Wijzigingsbepalingen
Artikel 1. Artikel VI.I.3 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2003 en het koninklijk besluit van 31 oktober 2005, wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende :
" § 5. In het geval dat de prestatienorm wordt overschreden, kunnen, op vraag van het personeelslid, maximum 30 uren aan bijkomende dienstprestaties worden overgedragen naar de volgende referentieperiode.".
Art.2. In artikel VI.I.4, § 1, tweede lid, RPPol, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 maart 2007, worden de woorden "voor de personeelsleden van het administratief en logistiek kader die tewerkgesteld zijn op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest" opgeheven.
Art.3. In artikel VII.II.23, eerste lid, 1°, RPPol, worden de woorden ", verminderd met de normale duur van de basisopleiding van het middenkader," ingevoegd tussen de woorden "na zes jaar" en de woorden "in de loonschaal M1.1".
Art.4. In artikel VII.IV.7, eerste lid, 2°, RPPol, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 maart 2007, worden de woorden "vijf jaar" vervangen door de woorden "zeven jaar".
Art.5. In het RPPol wordt een artikel VIII.I.1bis ingevoegd, luidende :
"Art. VIII.I.1bis. Voor de toepassing van dit deel, wordt gelijkgesteld met :
1° het huwelijk : het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning door twee personen van verschillend of van hetzelfde geslacht die samenleven als koppel;
2° de echtgenoot van het personeelslid : de persoon, van verschillend of van hetzelfde geslacht, met wie het personeelslid samenleeft als koppel op dezelfde woonplaats;
3° de echtgenote van het personeelslid : de persoon, van verschillend of van hetzelfde geslacht, met wie het personeelslid samenleeft als koppel op dezelfde woonplaats;
4° de vader : de persoon van het vrouwelijk of mannelijk geslacht getrouwd met de moeder of die met haar samenleeft als koppel op dezelfde woonplaats.".
Art.6. In het RPPol wordt een artikel VIII.III.1bis ingevoegd, luidende :
"Art. VIII.III.1bis. Het in artikel VIII.III.1 bedoelde aantal werkdagen wordt voor de personeelsleden van het officierskader en de personeelsleden van het administratief en logistiek kader aangevuld met :
- 3 werkdagen in het kalenderjaar waarin zij de leeftijd van 61 jaar bereiken;
- 6 werkdagen in het kalenderjaar waarin zij de leeftijd van 62 jaar bereiken;
- 8 werkdagen in het kalenderjaar waarin zij de leeftijd van 63 jaar bereiken;
- 10 werkdagen vanaf het kalenderjaar waarin zij de leeftijd van 64 jaar bereiken.
Het in artikel VIII.III.1 bedoelde aantal werkdagen wordt voor de personeelsleden van het operationeel kader, met uitzondering van de personeelsleden van het officierskader, aangevuld met :
- 3 werkdagen in het kalenderjaar waarin zij de leeftijd van 59 jaar bereiken;
- 6 werkdagen in het kalenderjaar waarin zij de leeftijd van 60 jaar bereiken;
- 7 werkdagen in het kalenderjaar waarin zij de leeftijd van 61 jaar bereiken;
- 8 werkdagen in het kalenderjaar waarin zij de leeftijd van 62 jaar bereiken;
- 9 werkdagen in het kalenderjaar waarin zij de leeftijd van 63 jaar bereiken;
- 10 werkdagen vanaf het kalenderjaar waarin zij de leeftijd van 64 jaar bereiken.".
Art.7. Artikel VIII.III.2 RPPol wordt vervangen als volgt :
"Art. VIII.III.2. Het jaarlijks vakantieverlof kan worden opgenomen tot en met 31 maart van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarvoor het jaarlijks vakantieverlof is toegekend.
In uitzonderlijke door de minister te bepalen gevallen kan het jaarlijks vakantieverlof worden opgenomen tot een door de minister vast te stellen datum na 31 maart van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarvoor het jaarlijks vakantieverlof is toegekend.
De minister bepaalt de nadere regels van :
- de eventuele overdracht van het jaarlijks vakantieverlof na de in het eerste lid bedoelde datum;
- de eventuele weigering van het jaarlijks vakantieverlof.".
Art.8. In artikel VIII.III.4, tweede lid, RPPol worden de woorden "Het vakantieverlof wordt" vervangen door de woorden "Het aantal dagen jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel VIII.III.1, in voorkomend geval aangevuld met het aantal dagen bedoeld in artikel VIII.III.1bis, wordt".
Art.9. Artikel VIII.IV.1 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 november 2004, wordt vervangen als volgt :
"Art. VIII.IV.1. § 1. Omstandigheidsverloven worden aan de personeelsleden toegekend binnen de perken zoals hierna bepaald :
1° het huwelijk van het personeelslid : 4 werkdagen;
2° de bevalling van de echtgenote van het personeelslid : 10 werkdagen;
3° het overlijden van de echtgeno(o)t(e) van het personeelslid, het overlijden van een bloed- of aanverwant in de eerste graad van het personeelslid of van zijn echtgeno(o)t(e) alsook het overlijden van de echtgeno(o)t(e) van het kind van het personeelslid of het overlijden van de echtgeno(o)t(e) van het kind van de echtgeno(o)t(e) van het personeelslid : 4 werkdagen;
4° het huwelijk van een kind van het personeelslid of van zijn echtgeno(o)t(e) : 2 werkdagen;
5° het huwelijk van een broer, een zuster, een schoonbroer, een schoonzuster, de vader, de moeder, de schoonvader, de stiefvader, de schoonmoeder, de stiefmoeder, een kleinkind van het personeelslid of van zijn echtgeno(o)t(e) : 1 werkdag;
6° het overlijden van een bloed- of aanverwant in om het even welke graad van het personeelslid of van zijn echtgeno(o)t(e) maar onder hetzelfde dak wonend als het personeelslid : 2 werkdagen;
7° het overlijden van een bloed- of aanverwant in de tweede of in de derde graad van het personeelslid of van zijn echtgeno(o)t(e) maar niet onder hetzelfde dak wonend als het personeelslid : 1 werkdag;
8° de priesterwijding of het intreden in het klooster of elke andere gelijkaardige gebeurtenis van een erkende religie van een kind van het personeelslid of van zijn echtgeno(o)t(e) : 1 werkdag;
9° de plechtige communie of elke andere gelijkaardige gebeurtenis van een erkende religie van een kind van het personeelslid of van zijn echtgeno(o)t(e) : 1 werkdag;
10° de deelneming van een kind van het personeelslid of van zijn echtgeno(o)t(e) aan het feest van de "vrijzinnige jeugd" : 1 werkdag.
§ 2. Voor wat betreft de contractuele personeelsleden is § 1, 2°, van toepassing in zoverre dat het personeelslid geen gebruik maakte van de bepalingen van artikel 30, § 2, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten voor dezelfde gebeurtenis.".
Art.10. In artikel VIII.IV.2, eerste lid, RPPol, worden de woorden "van het Europees parlement" vervangen door de woorden "van de Europese vergaderingen".
Art.11. In artikel VIII.IV.3, eerste lid, RPPol wordt het woord "verlof" vervangen door de woorden "voltijds verlof".
Art.12. Artikel VIII.IV.7 RPPol wordt vervangen als volgt :
"Art. VIII.IV.7. § 1. De personeelsleden bekomen uitzonderlijk verlof wegens overmacht die het gevolg is van de ziekte of van een ongeval overkomen aan één van de volgende personen met wie het personeelslid samenleeft op dezelfde woonplaats :
1° de echtgeno(o)t(e) van het personeelslid;
2° een bloed- of aanverwant van het personeelslid of van zijn echtgeno(o)t(e);
3° een persoon opgenomen met het oog op zijn adoptie, met het oog op de uitoefening van een pleegvoogdij of ingevolge een rechterlijke beslissing tot plaatsing in een opvanggezin.
Het personeelslid bekomt eveneens een uitzonderlijk verlof wegens overmacht die het gevolg is van de ziekte of van een ongeval overkomen aan zijn kind dat bij hem verblijft maar gedomicilieerd is bij de andere ouder van het kind.
Voor de aspiranten kan het verlof, bedoeld in het eerste en het tweede lid, opgeschort worden tijdens de opleidingsperiodes die door de directeur van het opleidingscentrum worden vastgesteld.
De noodzaak van de aanwezigheid van het personeelslid wordt bewezen aan de hand van een doktersattest.
§ 2. De duur van de verloven is tot vier werkdagen per jaar beperkt.".
Art.13. In het RPPol wordt een artikel VIII.IV.9bis ingevoegd, luidende :
"Art. VIII.IV.9bis. Het personeelslid bekomt, mits voorafgaande toestemming van de bevoegde overheid en voor zover de dienstnoodwendigheden het toelaten, een verlof voor het geven van bloed, bloedplasma en bloedplaatjes.
Het in het eerste lid bedoelde verlof wordt toegekend voor de nodige duur voor het geven van bloed, bloedplasma of bloedplaatjes en voor een maximale verplaatsingstijd van twee uur.".
Art.14. In artikel VIII.IV.10, eerste lid, RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 november 2004 en het koninklijk besluit van 13 juni 2005, wordt de bepaling onder 5° opgeheven.
Art.15. In artikel VIII.V.8, eerste lid, RPPol, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2003 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 maart 2007, worden de woorden "tot VIII.X.16 toegestaan" vervangen door de woorden "tot VIII.X.16ter toegestaan".
Art.16. In artikel VIII.V.10, § 1, RPPol, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 november 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "zeven maanden" vervangen door de woorden "negen maanden";
2° het tweede lid wordt opgeheven.".
Art.17. Het opschrift van deel VIII, titel VIII, RPPol, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 maart 2008, wordt vervangen als volgt :
"TITEL VIII. - ADOPTIEVERLOF, OPVANGVERLOF EN PLEEGZORGVERLOF".
Art.18. Artikel VIII.VIII.1 RPPol, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 maart 2008, wordt aangevuld met een lid, luidende :
"De maximumduur van het adoptieverlof wordt verminderd met twee weken, wanneer het personeelslid voor hetzelfde kind een omstandigheidsverlof in toepassing van artikel VIII.IV.1, § 1, 2°, of een geboorteverlof in toepassing van artikel 30, § 2, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten heeft bekomen.".
Art.19. Artikel VIII.VIII.2 RPPol, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 maart 2008, wordt aangevuld met een lid, luidende :
"Het opvangverlof wordt verminderd met het aantal werkdagen pleegzorgverlof dat reeds opgenomen werd in hetzelfde jaar voor hetzelfde kind in toepassing van artikel VIII.VIII.3 en in toepassing van artikel 30quater van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.".
Art.20. In het RPPol wordt een artikel VIII.VIII.3 ingevoegd, luidende :
"Art. VIII.VIII.3. § 1. Een pleegzorgverlof wordt toegestaan aan het personeelslid dat is aangesteld als pleegouder door de rechtbank, door een door een Gemeenschap erkende dienst voor pleegzorg, door de diensten van "l'Aide à la Jeunesse", door het Comité Bijzondere Jeugdbijstand of door de "Jugendhilfedienst" voor de vervulling van de verplichtingen en opdrachten of om het hoofd te bieden aan situaties die voortvloeien uit de plaatsing in zijn gezin van één of meerdere personen die in het kader van die pleegzorg aan hem zijn toevertrouwd.
De duur van het verlof mag zes werkdagen per jaar niet overschrijden.
Het pleegzorgverlof wordt verminderd met het aantal werkdagen opvangverlof dat reeds opgenomen werd in hetzelfde jaar.
§ 2. Onder pleegouder moet worden verstaan de persoon die is aangesteld en vernoemd in een formele aanstellingsbeslissing uitgaande van één van de instellingen, opgesomd in § 1, eerste lid.
Onder pleeggezin moet worden verstaan, het gezin van de persoon of van de personen die als pleegouder werd(en) aangesteld in de zin van het vorige lid.
De plaatsing omvat alle vormen van plaatsing in het gezin waartoe kan worden besloten in het kader van een pleegzorgmaatregel, zowel de plaatsing van minderjarige personen, als de plaatsing van personen met een handicap.
§ 3. De soorten verplichtingen, opdrachten en situaties waarvoor het verlof met het oog op het verstrekken van pleegzorgen geldt, hebben betrekking op de volgende gebeurtenissen die specifiek verband houden met de pleegzorgsituatie en waarbij de tussenkomst van het personeelslid vereist is, en dit voor zover dit niet kan plaatsvinden buiten de normale uren :
1° alle soorten van zittingen bij de gerechtelijke en administratieve autoriteiten die bevoegd zijn voor het pleeggezin;
2° contacten van de pleegouder of het pleeggezin met de ouders of met derden die belangrijk zijn voor het pleegkind en de pleeggast;
3° contacten met de dienst pleegzorg.
In andere dan de hiervoor vermelde situaties geldt het recht op verlof voor zover de bevoegde plaatsingsdienst een attest aflevert dat verduidelijkt waarom dergelijk verlof noodzakelijk is.
§ 4. Het personeelslid dat gebruik maakt van het verlof met het oog op het verstrekken van pleegzorgen, is ertoe gehouden de overheid hiervan ten minste twee weken op voorhand te verwittigen. Indien dit niet mogelijk is, moet hij de overheid zo spoedig mogelijk verwittigen.
Om het verlof te kunnen genieten, moet het personeelslid het bewijs leveren dat hij pleegouder is aan de hand van de formele aanstellingsbeslissing uitgaande van één van de in § 1, eerste lid, bedoelde instellingen.
Op verzoek van de overheid levert het personeelslid aan de hand van de gepaste documenten of bij gebreke hieraan, door ieder ander bewijsmiddel, het bewijs van de gebeurtenissen die zijn afwezigheid op het werk rechtvaardigen.".
Art.21. In artikel VIII.IX.1, eerste lid, RPPol worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de bepaling onder 2° en de bepaling onder 3° ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 maart 2008, worden de woorden "van het personeelslid of van de echtgeno(o)t(e) van het personeelslid" ingevoegd tussen de woorden "van de kinderen" en de woorden "die de leeftijd";
2° in de bepaling onder 4° worden de woorden "van het personeelslid of van de echtgeno(o)t(e) van het personeelslid" ingevoegd tussen de woorden "van de kinderen" en de woorden "die onder het statuut".
Art.22. In het RPPol wordt een artikel VIII.X.16ter ingevoegd, luidende :
"Art. VIII.X.16ter. De periode van verminderde prestaties wegens ziekte onderbreekt tijdelijk de vrijwillige vierdagenweek.".
Art.23. In artikel XI.III.7, eerste lid, RPPol worden de woorden "of overgedragen naar de volgende referentieperiode" ingevoegd tussen de woorden "dat niet wordt gerecupereerd" en de woorden "en de prestatienorm".
TITEL II. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.24. Voor de toepassing van artikel VII.II.23, eerste lid, 1°, RPPol op de personeelsleden die volledig vrijgesteld zijn van de basisopleiding van het middenkader bedraagt het vereiste aantal jaren loonschaalanciënniteit in de loonschaal M1.1 voor de overgang naar de loonschaal M2.1 zes jaar, verminderd met de periode tussen de aanvang van de basisopleiding waarvoor ze zijn vrijgesteld en de datum van hun benoeming in de graad van hoofdinspecteur van politie.
Art.25. De artikelen 1 en 23 van dit besluit hebben uitwerking met ingang van 1 november 2010.
De artikelen 2, 6 en 8 van dit besluit hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2011.
Artikel 4 van dit besluit heeft uitwerking met ingang van 10 maart 2010.
Artikel 7 van dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009.
Art.26. De artikelen 3 en 24 zijn van toepassing op de personeelsleden wiens basisopleiding van het middenkader ten vroegste is begonnen op 10 maart 2010.
Art. 27. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.