Artikels:
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder :
1° IAWM : het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's;
2° ZAWM : een centrum voor opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's . [1 Het centrum kan verschillende locaties hebben;]1;
3° decreet van 16 december 1991 : het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's [2 ;]2
[2 4° werkdag: de weekdagen van maandag tot vrijdag, met uitzondering van de wettelijke feestdagen. Schoolvakantiedagen worden niet als werkdagen beschouwd;]2
[2 5° Centrum voor bevorderingspedagogiek: samenvoeging van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde scholen voor gespecialiseerd onderwijs tot een organisatorische en pedagogische eenheid van het gemeenschapsonderwijs;]2
[2 6° onderwijsinspectie: de inspectie die is ingesteld bij het decreet van 25 juni 2012 over de onderwijsinspectie, het adviespunt voor schoolontwikkeling en het adviespunt voor inclusie en integratie in het onderwijs;]2
[2 7° Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften: het comité ingesteld bij hoofdstuk VIIIbis, afdeling 6, van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen.]2
----------
(1)<BDG 2022-03-17/34, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
(2)<BDG 2024-05-30/35, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.2. Overeenkomstig artikel 5 van het decreet van 16 december 1991 biedt de basisopleiding de mogelijkheid om de nodige competenties te verwerven voor de uitoefening van een zelfstandig beroep dat de Regering overeenkomstig artikel 2 van hetzelfde decreet heeft vastgelegd.
Ze bestaat uit twee stadia :
1° de leertijd;
2° de opleiding tot ondernemingshoofd.
Art.2.1. [1 De voorwaarden vermeld in de artikelen 6, 20, 21, 25, 27, 29, 30, 36, 38, 39, 40, 41, 42, 48, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57 en 58 gelden per locatie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2022-03-17/34, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
Art.3. Overeenkomstig de artikelen 7, § 1, en 8, § 1, van het decreet van 16 december 1991 worden de cursussen van de basisopleiding in het stadium van de leertijd en in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd georganiseerd.
Ze omvatten :
1° in het stadium van de leertijd : algemene cursussen en beroepscursussen;
2° in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd : cursussen bedrijfsbeheer en cursussen beroepskennis.
Art.4. Overeenkomstig de artikelen 7, § 1, en 8, § 1, van het decreet van 16 december 1991 vormen de cursussen van de basisopleiding een aanvulling op de praktische opleiding in een opleidingsonderneming.
Art.5. Overeenkomstig artikel 16, 1°, van het decreet van 16 december 1991 worden de cursussen van de basisopleiding georganiseerd onder pedagogisch, administratief en financieel toezicht van het IAWM.
Art.6. Overeenkomstig artikel 9 van het decreet van 16 december 1991 worden de cursussen van de basisopleiding in de regel georganiseerd door een ZAWM dat erkend is op grond van artikel 27 van hetzelfde decreet.
Art.7. In de basisopleiding kunnen de algemene cursussen en de beroepscursussen of de cursussen over bedrijfsbeheer en de cursussen over beroepskennis afzonderlijk gevolgd worden.
HOOFDSTUK 2. - Opleidingsprogramma's
Art.8. De cursussen van de basisopleiding stemmen overeen met de opleidingsprogramma's die de Regering op voorstel van het IAWM heeft vastgelegd.
Art.9. De opleidingsprogramma's bepalen het aantal lestijden per cursus van de basisopleiding, alsook de opsplitsing van die lestijden per vak en per opleidingsjaar.
Art.10. Onverminderd artikel 9 bevatten de opleidingsprogramma's in het stadium van de leertijd alle algemene, persoonlijke en vakkundige competenties die noodzakelijk zijn om een beroep uit te oefenen of om zich voor te bereiden op de opleiding tot ondernemingshoofd.
Men onderscheidt :
1° het opleidingsprogramma voor algemene vorming : dit programma omvat alle essentiële beroepsoverschrijdende kennis en vaardigheden die in de algemene cursussen worden aangeleerd;
2° het opleidingsprogramma voor een beroep : dit programma omvat alle essentiële beroepsspecifieke kennis en vaardigheden die in de beroepscursussen en in de bedrijfspraktijk worden aangeleerd.
Art.11. Onverminderd artikel 9 omvatten de opleidingsprogramma's in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd alle economische, pedagogische, persoonlijke en vakkundige competenties die noodzakelijk zijn om een onderneming te leiden.
Men onderscheidt :
1° het opleidingsprogramma voor bedrijfsbeheer : dit programma omvat alle essentiële beroepsoverschrijdende kennis en vaardigheden die in de cursussen bedrijfsbeheer worden aangeleerd;
2° het opleidingsprogramma voor een beroep : dit programma omvat alle essentiële beroepsspecifieke kennis en vaardigheden die in de cursussen beroepskennis en in de bedrijfspraktijk worden aangeleerd.
Art.12. Opleidingsprogramma's voor algemene vorming of voor bedrijfsbeheer en opleidingsprogramma's voor een beroep kunnen zowel in het stadium van de leertijd als in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd samengebracht worden in één enkel opleidingsprogramma, geïntegreerd opleidingsprogramma genoemd.
Cursussen die gebaseerd zijn op een geïntegreerd opleidingsprogramma worden geïntegreerde cursussen genoemd.
In dit besluit worden geïntegreerde cursussen op dezelfde manier behandeld als beroepscursussen in het stadium van de leertijd of cursussen beroepskennis in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd.
HOOFDSTUK 3. - Bijzondere cursusvormen
Art.13. De algemene cursussen in het stadium van de leertijd kunnen in gedifferentieerde vorm georganiseerd worden, afgestemd op het prestatieniveau van de leerling :
1° voor sterke leerlingen : cursussen toegepast bedrijfsbeheer. De cursussen toegepast bedrijfsbeheer zijn gebaseerd op een specifiek opleidingsprogramma dat in het bijzonder competenties op het gebied van bedrijfseconomie en op het gebied van een tweede taal omvat;
2° voor leerlingen met leermoeilijkheden : modulaire algemene cursussen. De modulaire algemene cursussen zijn gebaseerd op het opleidingsprogramma voor algemene vorming, vermeld in artikel 10, tweede lid, 1°.
Art.14. Overeenkomstig artikel 3, § 1, tweede lid, van het besluit van de Regering van 4 juni 2009 betreffende de vaststelling van de opleidingsvoorwaarden voor middenstandsleerlingen en opleidingsondernemingen kunnen beroepscursussen en praktische opleidingen in een onderneming in het stadium van de leertijd aangevuld worden met bedrijfsoverkoepelende praktische opleidingen.
Het IAWM bepaalt de aard, inhoud, plaats, omvang en vergoeding voor een bedrijfsoverkoepelende praktische opleiding.
Art.15. Het cursusaanbod in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd wordt aangevuld met een versnelde cursus bedrijfsbeheer.
De versnelde cursus bedrijfsbeheer is gebaseerd op een specifiek opleidingsprogramma dat de wettelijke minimumcompetenties inzake bedrijfsbeheer omvat die noodzakelijk zijn om een zelfstandige onderneming op te richten.
Art.16. De cursussen van de basisopleiding kunnen grensoverschrijdend of internationaal georganiseerd worden in het kader van overeenkomsten die het IAWM en erkende opleidingsinstellingen daartoe hebben gesloten en die de Regering heeft goedgekeurd.
Grensoverschrijdend of internationaal georganiseerde cursussen zijn gebaseerd op de opleidingsprogramma's vermeld in de artikelen 8 tot 15.
Het IAWM bepaalt of en ook hoe de cursussen qua aard, inhoud en omvang aangevuld mogen worden om zo mogelijk te bereiken dat twee of meer kwalificaties uit verschillende landen van herkomst kunnen worden uitgereikt.
HOOFDSTUK 4. - Cursisten
Afdeling 1. - Stadium van de leertijd
Art.17. Tot de cursussen in het stadium van de leertijd worden de leerlingen toegelaten die krachtens een leerovereenkomst of een gecontroleerde leerverbintenis opgeleid worden in een door het IAWM erkende opleidingsonderneming.
Art.18. Tot de cursussen in het stadium van de leertijd worden vrije cursisten toegelaten die geen leerling zijn, maar aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° niet meer leerplichtig zijn;
2° voldoen aan de toelatingsvoorwaarden gesteld in artikel 5 van het besluit van de Regering van 4 juni 2009 betreffende de vaststelling van de opleidingsvoorwaarden voor middenstandsleerlingen en opleidingsondernemingen;
3° in een onderneming de competenties verwerven voor de uitoefening van een opleidingsberoep dat vermeld staat op de lijst van de beroepen waarvoor een leerovereenkomst kan worden gesloten en dit aan de hand van een opleidings- of arbeidsovereenkomst bewijzen.
Art.19.
<Opgeheven bij BDG 2020-08-27/18, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.20. § 1 - Indien de cursussen in het stadium van de leertijd door verschillende ZAWM worden aangeboden, kiest de leerling of diens wettelijke vertegenwoordiger, op basis van de inlichtingen die de leersecretaris heeft verstrekt, aan het begin van de leertijd bij welk ZAWM de leerling de cursussen zal volgen.
Het IAWM kan overeenkomstig artikel 4, § 2, van het besluit van de Regering van 4 juni 2009 betreffende de vaststelling van de opleidingsvoorwaarden voor middenstandsleerlingen en opleidingsondernemingen een andere organisator van cursussen aanwijzen.
§ 2 - Het ZAWM schrijft de leerlingen in voor de algemene cursussen en beroepscursussen op basis van de inlichtingen die de leersecretaris heeft verstrekt.
Indien een ZAWM de continuïteit van een algemene cursus of beroepscursus niet meer kan waarborgen, kiest de leerling of diens wettelijke vertegenwoordiger, op basis van de inlichtingen die de leersecretaris heeft verstrekt, een andere organisator waar de leerling de cursussen zal volgen.
§ 3 - Het ZAWM schrijft de vrije cursisten die op basis van de voorwaarden gesteld in artikel 18 door het IAWM tot de cursussen zijn toegelaten, in voor de algemene cursussen en beroepscursussen.
Art.21. Met inachtneming van de leerplicht kan het ZAWM de cursisten die volgens het opleidingsprogramma over voldoende competenties beschikken, vrijstellen van de verplichting om een deel van een cursus of een cursus in zijn geheel te volgen.
Onverminderd het eerste lid worden leerlingen en vrije cursisten vrijgesteld van de verplichting om de algemene cursussen in het stadium van de leertijd te volgen indien ze aan één van de volgende voorwaarden voldoen :
1° een leertijd met succes afgesloten hebben en bij de eindeleertijdsevaluatie geslaagd zijn voor de algemene cursussen;
2° houder zijn van een getuigschrift van het hoger secundair algemeen, technisch of kunstonderwijs;
3° houder zijn van een getuigschrift van het hoger secundair beroepsonderwijs;
4° houder zijn van één van de getuigschriften die gelijkgesteld zijn met de onder 1° tot 3° genoemde kwalificaties.
Afdeling 2. - Stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd
Art.22. Tot de cursussen in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd worden de meesterschapsstagiairs toegelaten die in een door het IAWM erkende opleidingsonderneming werkzaam zijn op basis van een overeenkomst in het kader van een meesterschapsstage.
Art.23. Tot de cursussen in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd worden de vrije cursisten toegelaten die in een onderneming de competenties verwerven voor de uitoefening van een opleidingsberoep dat op de lijst staat van de beroepen waarvoor een overeenkomst in het kader van een meesterschapsstage kan worden gesloten en die dit aan de hand van een opleidings- of arbeidsovereenkomst bewijzen.
Art.24. Tot de cursussen in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd worden de cursisten toegelaten die niet meer leerplichtig zijn en een afgesloten opleiding hebben in het beroep waarop de opleiding tot ondernemingshoofd betrekking heeft.
Een afgesloten opleiding is voorhanden voor :
1° houders van een eindeleertijdsgetuigschrift voor hetzelfde of voor een soortgelijk beroep;
2° personen die een leertijd met succes afgesloten hebben en bij de eindeleertijdsevaluatie geslaagd zijn voor de algemene cursussen en de beroepscursussen voor hetzelfde of een soortgelijk beroep;
3° houders van het getuigschrift van hoger secundair technisch of kunstonderwijs voor hetzelfde of een soortgelijk beroep;
4° houders van het studiegetuigschrift van het zesde jaar van het secundair beroepsonderwijs met een bekwaamheidsgetuigschrift voor hetzelfde of een soortgelijk beroep;
5° houders van één van de getuigschriften die gelijkgesteld zijn met de onder 1° tot 4° genoemde kwalificaties.
Art.25. Tot de cursussen in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd worden geschikte cursisten toegelaten die aan één van de volgende voorwaarden voldoen :
1° als zelfstandige een onderneming leiden die activiteiten uitoefent in hetzelfde of een soortgelijk beroep waarop de opleiding tot ondernemingshoofd betrekking heeft;
2° een onderneming willen oprichten of overnemen die activiteiten uitoefent in hetzelfde of een soortgelijk beroep waarop de opleiding tot ondernemingshoofd betrekking heeft.
Het ZAWM onderzoekt de geschiktheid van de voormelde cursisten op basis van schriftelijke stukken en eventueel op basis van tests.
Daarbij houdt het ZAWM rekening met niet-formele en informele competenties, alsook met motivatie en ondernemingsactiviteiten en/of ondernemingsprojecten.
Art.26. Onverminderd de artikelen 22 tot 25 worden tot de cursussen bedrijfsbeheer in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd cursisten toegelaten die aan één van de volgende voorwaarden voldoen :
1° houder zijn van het eindeleertijdsgetuigschrift;
2° een leerling of een vrije cursist zijn die geslaagd is voor de cursussen toegepast bedrijfsbeheer;
3° houder zijn van een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs en geslaagd zijn voor de cursussen toegepast bedrijfsbeheer;
4° houder zijn van één van de getuigschriften die gelijkgesteld zijn met de onder 1° tot 3° genoemde kwalificaties.
Art.27.[1 In afwijking van artikel 24 worden cursisten van het derde jaar van de beroepscursussen in het stadium van de leertijd toegelaten tot de cursussen beroepskennis in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd, als ze aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° houder zijn van het getuigschrift van het hoger secundair onderwijs;
2° geslaagd zijn voor de cursussen toegepast bedrijfsbeheer;
3° in het voorafgaande jaar van de leertijd een algemeen gemiddelde van minstens 80 % behaald hebben in de cursussen beroepskennis voor hetzelfde beroep;
4° een positief advies hebben van het ZAWM dat in het stadium van de leertijd werd bezocht, waarbij dat ZAWM de deelname aan de cursussen in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd goedkeurt.]1
----------
(1)<BDG 2020-08-27/18, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.28. Het IAWM kan voor bepaalde beroepen strengere toelatingsvoorwaarden bepalen.
Art.29. § 1 - Indien de cursussen in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd door verschillende ZAWM worden aangeboden, kiest de in artikel 22 vermelde meesterschapsstagiair, op basis van de inlichtingen die de leersecretaris heeft verstrekt, bij welk ZAWM hij de cursussen zal volgen.
§ 2 - Het ZAWM schrijft de meesterschapsstagiairs in voor de cursussen bedrijfsbeheer en beroepskennis op basis van de inlichtingen die de leersecretaris heeft verstrekt.
Indien een ZAWM de continuïteit van een cursus bedrijfsbeheer of beroepskennis niet meer kan waarborgen, kiest de meesterschapsstagiair, op basis van de inlichtingen die de leersecretaris heeft verstrekt, een andere organisator waar hij de cursussen zal volgen.
§ 3 - Het ZAWM schrijft de vrije cursisten die op basis van de voorwaarden gesteld in artikel 23 door het IAWM tot de cursussen zijn toegelaten, in voor de cursussen bedrijfsbeheer en beroepskennis.
§ 4 - Het ZAWM schrijft de cursisten vermeld in de artikelen 24 tot 26 in voor de cursussen bedrijfsbeheer en beroepskennis.
Art.30.Het ZAWM kan de cursisten die overeenkomstig het opleidingsprogramma over voldoende competenties beschikken, vrijstellen van de verplichting om een deel van een cursus of een cursus in zijn geheel te volgen.
[1 Het voorleggen van het certificaat van de voortgezette pedagogische opleiding leidt tot vrijstelling van de cursus 'beroeps- en arbeidspedagogie' in de opleiding tot ondernemingshoofd in de Duitstalige Gemeenschap van België.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-21/46, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Afdeling 3. - Toelating tot bijzondere cursusvormen
Art.31. Tot de cursussen toegepast bedrijfsbeheer worden de leerlingen en vrije cursisten toegelaten die met toepassing van artikel 21, tweede lid, vrijgesteld zijn van de verplichting om de algemene cursussen in het stadium van de leertijd te volgen.
Art.32. Tot de modulaire algemene cursussen worden de leerlingen van het eerste jaar van de leertijd toegelaten die aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° het bewijs overleggen dat men minder dan 50 % van het mogelijke totaal aantal punten van alle algemene cursussen van het lopende jaar van de leertijd heeft behaald;
2° het positieve advies overleggen van de vakleerkrachten in de prestatievakken van de beroepscursussen van het lopende jaar van de leertijd;
3° het attest van het ondernemingshoofd of de opleider overleggen dat men goed gewerkt heeft tijdens de praktische opleiding;
4° een met redenen omklede aanbeveling van de klassenraad overleggen.
Art.33. Tot de modulaire algemene cursussen worden de leerlingen van het tweede en het derde jaar van de leertijd toegelaten die aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° het bewijs overleggen dat men minder dan 50 % van het mogelijke totaal aantal punten van alle algemene cursussen van het eerste of het lopende jaar van de leertijd heeft behaald;
2° het bewijs overleggen dat men minstens de helft van het mogelijke totaal aantal punten van alle beroepscursussen van het eerste of het lopende jaar van de leertijd heeft behaald;
3° het attest van het ondernemingshoofd of de opleider overleggen dat men goed gewerkt heeft tijdens de praktische opleiding;
4° een met redenen omklede aanbeveling van de klassenraad overleggen.
Art.34. Tot de bedrijfsoverkoepelende praktische opleidingen worden leerlingen en vrije cursisten toegelaten die het beroep in kwestie leren.
Art.35. Tot de versnelde cursussen bedrijfsbeheer worden de cursisten toegelaten die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor de cursussen bedrijfsbeheer.
Art.36. Het ZAWM schrijft de cursisten voor de bijzondere cursussen in.
HOOFDSTUK 4.1. [1 - REDELIJKE AANPASSINGEN EN BESCHERMING VAN DE SCHOOLCIJFERS]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 - Redelijke aanpassingen]1
----------
(1)
Art.36.1. [1 - De redelijke aanpassingen hebben tot doel een onevenwichtige situatie in het ZAWM recht te zetten om discriminatie van de op te leiden personen met specifieke behoeften te voorkomen overeenkomstig artikel 7, Ї 7, 6.1А, van het decreet van 16 december 1991.
De redelijke aanpassingen worden gekenmerkt door passende pedagogische maatregelen die bedoeld zijn om een specifiek individueel tekort te compenseren en de op te leiden personen met specifieke onderwijsbehoeften zo in staat te stellen de verworven kennis, bekwaamheden en vaardigheden tot uiting te brengen.
De redelijke aanpassingen kunnen worden aangevraagd in het stadium van de leertijd voor de cursussen algemene kennis.
De in de opleidingsprogramma's vereiste competenties moeten worden bereikt. Het toekennen van redelijke aanpassingen betekent niet dat met hetzelfde doel gegeven ondersteuning overbodig wordt. Redelijke aanpassingen worden niet vermeld op het rapport.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2024-05-30/35, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.36.2. [1 - § 1 - De personen belast met de opvoeding of de meerderjarige op te leiden persoon dienen een aanvraag voor redelijke aanpassingen in bij de directeur van het ZAWM waar de op te leiden persoon zal worden ingeschreven of is ingeschreven. Daarvoor gebruiken ze een aanvraagformulier dat de volgende gegevens bevat:
1А identificatie en contactgegevens van de op te leiden persoon;
2А indien van toepassing: identificatie en contactgegevens van de personen belast met de opvoeding;
3А beschrijving van de beperking van de op te leiden persoon;
4А beschrijving van de aangevraagde redelijke aanpassingen;
5А beslissing van de directeur van het ZAWM;
6А indien van toepassing: de aanvraag om verlenging.
Bij de aanvraag is een deskundigenadvies gevoegd dat niet ouder is dan zes maanden waarin de noodzaak van de redelijke aanpassingen wordt gemotiveerd. Het advies wordt ingewonnen door de personen belast met de opvoeding of door de meerderjarige op te leiden persoon.
Het advies vermeld in het tweede lid bevat de volgende gegevens:
1А naam van de instelling;
2А titel en beroepsreferenties van de deskundige/deskundigen die de evaluatie en het advies over de op te leiden persoon heeft/hebben opgesteld;
3А de aard van de medische, psychologische en algemene problemen van de op te leiden persoon;
4А de tests en technieken waarmee de problemen werden vastgesteld;
5А relevante sterkten en zwakten van de op te leiden persoon en de uitwerkingen ervan op het leerproces;
6А aanbevolen compenserende maatregelen.
Het indienen van een aanvraag opent geen recht op de compenserende maatregelen die in het advies worden aanbevolen.
§ 2 - In afwijking van paragraaf 1 kan de directeur van het ZAWM, na overleg met de personen belast met de opvoeding, redelijke aanpassingen voor een op te leiden persoon vastleggen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2024-05-30/35, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.36.3. [1 - § 1 - Indien de directeur van het ZAWM de aanvraag vermeld in artikel 36.2, Ї 1, aanvaardt, legt hij de redelijke aanpassingen binnen vijftien werkdagen na de aanvraag schriftelijk vast op het aanvraagformulier, met inachtneming van de aanbevelingen vermeld in artikel 36.2, Ї 1, derde lid, 6А, en met medewerking van de met de uitvoering van de redelijke aanpassingen belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel en sociaal-pedagogisch personeel en van het personeel van het Centrum voor bevorderingspedagogiek.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid houden de directeur van het ZAWM en de met de uitvoering van de redelijke aanpassingen belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel en sociaal-pedagogisch personeel rekening met de veiligheids- en gezondheidsvereisten en, naargelang van het geval, de bedrijfsvereisten bij het vastleggen van redelijke aanpassingen. Dat kan ertoe leiden dat, op grond van die vereisten, in sommige deelgebieden geen redelijke aanpassingen kunnen worden toegekend.
De redelijke aanpassingen kunnen van technische, persoonlijke, organisatorische of infrastructurele aard zijn.
Bij het vastleggen van de redelijke aanpassingen kan de directeur van het ZAWM zich laten adviseren door externe deskundigen.
§ 2 - Onder passende redelijke aanpassingen worden maatregelen verstaan die:
1А doelgericht aangepast zijn aan de individuele behoeften van de op te leiden persoon;
2А ervoor zorgen dat de op te leiden persoon, afhankelijk van zijn mogelijkheden, aan alle opleidingsactiviteiten kan deelnemen;
3А ervoor zorgen dat de autonomie van de op te leiden persoon gewaarborgd blijft wanneer hij voldoet aan de eisen die aan hem worden gesteld;
4А de veiligheid en de waardigheid van de persoon met specifieke behoeften waarborgen.
Een aanpassing die financieel en/of organisatorisch niet in verhouding staat tot het nut van de aanpassing, moet als niet-passend worden beschouwd.
§ 3 - De directeur van het ZAWM deelt de beslissing over de redelijke aanpassingen, binnen vijf werkdagen na de dag waarop de beslissing is genomen, per aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs mee aan de personen belast met de opvoeding of aan de meerderjarige op te leiden persoon. De datum van de poststempel, van de elektronische tijdstempel of van het ontvangstbewijs is doorslaggevend.
Tegelijkertijd deelt de directeur van het ZAWM de beslissing over de redelijke aanpassingen schriftelijk mee aan de volgende, met de uitvoering van de redelijke aanpassingen belaste personen:
1А de betrokken leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel en sociaal-pedagogisch personeel;
2А de bevoegde medewerker van het Centrum voor bevorderingspedagogiek;
3А de bevoegde leersecretaris;
4А de betrokken persoon in de opleidingsonderneming.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2024-05-30/35, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.36.4. [1 - De redelijke aanpassingen zijn vanaf de dag van de beslissing vermeld in artikel 36.3, § 3, hoogstens geldig voor het lopende opleidingsjaar en voor het daaropvolgende opleidingsjaar en kunnen met toestemming van de personen belast met de opvoeding of van de meerderjarige op te leiden persoon telkens voor twee bijkomende opleidingsjaren verlengd worden als daarom wordt verzocht overeenkomstig artikel 36.2, § 1.
De geldigheidsduur van de redelijke aanpassingen wordt opgenomen in de beslissing vermeld in artikel 36.3, § 3.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2024-05-30/35, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.36.5. [1 - De directeur van het ZAWM is verantwoordelijk voor de uitvoering van de beslissing vermeld in artikel 36.3, § 3.
Indien redelijke aanpassingen voor afloop van de geldigheidsduur niet meer noodzakelijk zijn, kan de directeur van het ZAWM die aanpassingen opheffen met schriftelijke toestemming of op verzoek van de personen belast met de opvoeding of van de meerderjarige op te leiden persoon.
Indien de personen belast met de opvoeding of de meerderjarige op te leiden persoon voor afloop van de geldigheidsduur een aanvraag om verlenging van de redelijke aanpassingen indienen, worden de vastgelegde redelijke aanpassingen door de directeur van het ZAWM opnieuw overdacht, aangepast, verlengd of opgeheven en dit met medewerking van de met de uitvoering van de redelijke aanpassingen belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel en sociaal-pedagogisch personeel en van het personeel van het Centrum voor bevorderingspedagogiek. De beslissing over de redelijke aanpassingen en de geldigheidsduur van de redelijke aanpassingen zijn in overeenstemming met de artikelen 36.3 en 36.4.
Het geven van een nieuw advies is niet dwingend noodzakelijk, maar moet worden ingeschat door de met de uitvoering van de redelijke aanpassingen belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel en sociaal-pedagogisch personeel en van het personeel van het Centrum voor bevorderingspedagogiek. Een advies kan echter slechts maximaal zes jaar geldig blijven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2024-05-30/35, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Afdeling 2. [1 - Bescherming van de schoolcijfers]1
----------
(1)
Art.36.6. [1 - Bescherming van de schoolcijfers is het niet-beoordelen van de op te leiden persoon in щщn of meer deelgebieden van de competenties die in het opleidingsprogramma worden vereist en beschreven.
Bescherming van de schoolcijfers kan uitsluitend worden aangevraagd in het stadium van de leertijd voor de cursussen algemene kennis.
Bescherming van de schoolcijfers is de maatregel die de op te leiden persoon met specifieke onderwijsbehoeften bij de berekening en de beoordeling van zijn prestaties moet beschermen tegen de mogelijke negatieve uitwerkingen van zijn beperking op zijn opleiding, zijn motivatie en zijn psychische ontwikkeling.
Redelijke aanpassingen hebben voorrang op de bescherming van de schoolcijfers.
Op te leiden personen met een verstandelijke beperking en een intelligentiequotiыnt beneden het gemiddelde komen niet in aanmerking voor de bescherming van de schoolcijfers. Voor het intelligentiequotiыnt wordt het gemiddelde op 100 gesteld met een standaardafwijking van 15. Een intelligentiequotiыnt beneden het gemiddelde ligt aldus onder 85.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2024-05-30/35, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.36.7. [1 - § 1 - De personen belast met de opvoeding of de meerderjarige op te leiden persoon dienen een aanvraag voor bescherming van de schoolcijfers in bij de directeur van het ZAWM waar de op te leiden persoon zal worden ingeschreven of is ingeschreven. Daarvoor gebruiken ze een aanvraagformulier dat de volgende gegevens bevat:
1А identificatie en contactgegevens van de op te leiden persoon;
2А indien van toepassing: identificatie en contactgegevens van de personen belast met de opvoeding;
3А beschrijving van de beperking van de op te leiden persoon;
4А reden(en) waarom bescherming van de schoolcijfers wordt aangevraagd;
5А deelgebied waarvoor bescherming van de schoolcijfers wordt aangevraagd;
6А beslissing van de directeur van het ZAWM omtrent de redelijke aanpassingen;
7А mededeling of het intelligentiequotiыnt van de op te leiden persoon boven het gemiddelde van 85 ligt en in hoeverre het boven dat gemiddelde ligt;
8А erkenning, door het Centrum voor bevorderingspedagogiek, van adviezen die niet door het centrum werden opgesteld;
9А standpunt van de directeur van het ZAWM;
10А beslissing van de onderwijsinspectie;
11А aanvraag om verlenging die is ingediend door de directeur van het ZAWM;
12А beslissing van de onderwijsinspectie over de aanvraag om verlenging;
13А voortijdige opheffing van de bescherming van de schoolcijfers.
Bij de aanvraag worden de volgende stukken gevoegd: de beslissing van de directeur van het ZAWM omtrent de redelijke aanpassingen, de documentatie over de maatregelen die op dat gebied al zijn uitgevoerd en een deskundigenadvies. Het advies is niet ouder dan zes maanden, bevat de redenen waarom de bescherming van de schoolcijfers noodzakelijk is en wordt ingewonnen door de personen belast met de opvoeding of door de meerderjarige op te leiden persoon. Als het advies wordt opgesteld door een andere instelling dan het Centrum voor bevorderingspedagogiek laten de personen belast met de opvoeding of de meerderjarige op te leiden persoon het advies bekrachtigen door het Centrum voor bevorderingspedagogiek. Het centrum onderzoekt binnen vijftien werkdagen in hoeverre het advies de bovengenoemde gegevens bevat. Indien het centrum tot de slotsom komt dat het advies na inhoudelijk onderzoek niet bekrachtigd kan worden of dat het niet de gegevens bevat die in het derde lid worden vermeld, stuurt het de personen belast met de opvoeding of de meerderjarige op te leiden persoon per gewoon schrijven een met redenen omklede weigering. Het is aan de personen belast met de opvoeding of, naargelang van het geval, aan de meerderjarige aanvrager om bij het centrum of bij een andere instelling een nieuw advies in te winnen.
Het gedagtekende advies vermeld in het tweede lid bevat de volgende gegevens:
1А naam van de instelling;
2А titel en beroepsreferenties van de deskundige/deskundigen die de evaluatie en het advies over de op te leiden persoon heeft/hebben opgesteld;
3А de aard van de medische, psychologische en algemene problemen van de op te leiden persoon;
4А de tests en technieken waarmee de problemen werden vastgesteld;
5А relevante sterkten en zwakten van de op te leiden persoon en de uitwerkingen ervan op het leerproces;
6А aanbevelingen over deelgebieden die relevant zijn voor de bescherming van de schoolcijfers.
Het indienen van een aanvraag opent geen recht op bescherming van de schoolcijfers op de deelgebieden die in het advies worden aanbevolen.
§ 2 - Na overleg met de betrokken leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel en sociaal-pedagogisch personeel en van het personeel van het Centrum voor bevorderingspedagogiek deelt de directeur van het ZAWM binnen vijftien werkdagen zijn standpunt mee over de in paragraaf 1 bedoelde aanvraag en bepaalt hij met inachtneming van de aanbevelingen vermeld in Ї 1, derde lid, 6А, welke deelgebieden van het opleidingsprogramma onder de bescherming van de schoolcijfers vallen en bezorgt hij de ingevulde aanvraag per gewoon schrijven aan de onderwijsinspectie.
De aanvraag van de directeur van het ZAWM bevat:
1А de aanvraag vermeld in paragraaf 1 en de bijlagen ervan;
2А het standpunt van de directeur van het ZAWM;
3А aanbevelingen over deelgebieden van het opleidingsprogramma die relevant zijn voor de bescherming van de schoolcijfers.
Voor het bepalen van zijn standpunt kan de directeur van het ZAWM zich laten adviseren door externe deskundigen.
§ 3 - Met behoud van de toepassing van paragraaf 2 houden de directeur van het ZAWM en de met de uitvoering van de maatregelen belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel en sociaal-pedagogisch personeel en de medewerkers van het Centrum voor bevorderingspedagogiek rekening met de veiligheids- en gezondheidsvereisten bij het opstellen van de aanbevelingen over de deelgebieden van het opleidingsprogramma die relevant zijn voor de bescherming van de schoolcijfers. Dat kan ertoe leiden dat, op grond van die vereisten, in sommige deelgebieden geen bescherming van de schoolcijfers kan worden toegekend.
§ 4 - Indien een bescherming van de schoolcijfers voor het eerst wordt aangevraagd, moet een termijn van twee observatiemaanden in acht worden genomen voordat de personen belast met de opvoeding of de meerderjarige op te leiden persoon de aanvraag kunnen indienen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2024-05-30/35, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.36.8. [1 - De onderwijsinspectie beslist over de bescherming van de schoolcijfers binnen twintig werkdagen na ontvangst van de aanvraag vermeld in artikel 36.7, Ї 2. Bij de goedkeuring van de bescherming van de schoolcijfers wordt rekening gehouden met de omvang van het deelgebied waarvoor de bescherming van de schoolcijfers zou moeten gelden; het deelgebied is altijd beperkt. In geval van stilzwijgen van de onderwijsinspectie wordt de aanvraag als goedgekeurd beschouwd.
Binnen drie werkdagen na de dag waarop de beslissing werd genomen, wordt de beslissing van de onderwijsinspectie per gewoon schrijven meegedeeld aan de directeur van het ZAWM.
De directeur van het ZAWM deelt de beslissing over de bescherming van de schoolcijfers binnen drie werkdagen na ontvangst ervan per aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs mee aan de personen belast met de opvoeding of aan de meerderjarige op te leiden persoon. De datum van de poststempel, van de elektronische tijdstempel of van het ontvangstbewijs is doorslaggevend.
De directeur van het ZAWM deelt de beslissing over de bescherming van de schoolcijfers binnen drie werkdagen na ontvangst ervan mee aan de volgende, met de uitvoering van de bescherming van de schoolcijfers belaste personen:
1А de betrokken leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel en sociaal-pedagogisch personeel;
2А de bevoegde leersecretaris;
3А de betrokken persoon in de opleidingsonderneming.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2024-05-30/35, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.36.9. [1 - De bescherming van de schoolcijfers is vanaf de dag van de beslissing vermeld in artikel 36.8, eerste lid, hoogstens geldig voor het lopende opleidingsjaar en het daaropvolgende opleidingsjaar, en kan voor telkens twee opleidingsjaren verlengd worden als daarom wordt verzocht overeenkomstig artikel 36.7, Ї 2.
De geldigheidsduur van de bescherming van de schoolcijfers wordt opgenomen in de beslissing vermeld in artikel 36.8, eerste lid.
Indien de aanvraag voor bescherming van de schoolcijfers in geval van stilzwijgen van de onderwijsinspectie overeenkomstig artikel 36.8, eerste lid, als goedgekeurd wordt beschouwd, geldt de bescherming van de schoolcijfers voor het lopende schooljaar of opleidingsjaar en het daaropvolgende schooljaar of opleidingsjaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2024-05-30/35, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.36.10. [1 - Ї 1 - De directeur van het ZAWM is verantwoordelijk voor de uitvoering van de beslissing vermeld in artikel 36.8.
Ї 2 - De directeur van het ZAWM evalueert de bescherming van de schoolcijfers jaarlijks met de betrokken leden van het bestuurspersoneel, onderwijspersoneel en sociaal-pedagogisch personeel en betrekt de personen belast met de opvoeding of de meerderjarige op te leiden persoon daarbij.
Het werkelijke prestatieniveau wordt op het einde van het opleidingsjaar afzonderlijk meegedeeld aan de personen belast met de opvoeding of aan de meerderjarige op te leiden persoon.
Ї 3 - Voordat de geldigheidsduur van de bescherming van de schoolcijfers afloopt, controleert de directeur van het ZAWM, in overleg met de betrokken leden van het bestuurspersoneel, onderwijspersoneel en sociaal-pedagogisch personeel, of de schoolcijfers nog moeten worden beschermd en betrekt de personen belast met de opvoeding of de meerderjarige op te leiden persoon daarbij. Als die bescherming nog noodzakelijk is, dient de directeur van het ZAWM een met redenen omklede aanvraag om verlenging in. De aanvraag stemt overeen met de aanvraag vermeld in artikel 36.7, Ї 2.
De beslissing van de onderwijsinspectie en de geldigheidsduur van de bescherming van de schoolcijfers zijn in overeenstemming met de artikelen 36.8 en 36.9.
Het geven van een nieuw advies is niet dwingend noodzakelijk, maar moet worden ingeschat door de met de uitvoering van de bescherming van de schoolcijfers belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel en sociaal-pedagogisch personeel en van het personeel van het Centrum voor bevorderingspedagogiek. Een advies is hoogstens zes jaar geldig.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2024-05-30/35, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.36.11. [1 - Overeenkomstig artikel 27, § 1, van het besluit van de Regering van 30 augustus 2018 betreffende de examens en de evaluatie van de basisopleiding in de middenstand beslist de klassenraad op pedagogisch verantwoorde basis en in het belang van de op te leiden persoon over de overgang van op te leiden personen van wie het prestatieniveau in een of meer deelgebieden van het opleidingsprogramma algemene kennis, op grond van de behoefte aan bijzondere ondersteuning die bij hen werd vastgesteld en op grond van de bescherming van de schoolcijfers die daarvoor werd toegekend, niet in overeenstemming is met de eisen die voor het opleidingsjaar worden gesteld.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2024-05-30/35, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.36.12. [1 - Indien op de middelbare school al bescherming van de schoolcijfers werd toegekend, moet bij de overgang van de middelbare school naar het ZAWM een nieuwe aanvraag voor bescherming van de schoolcijfers worden ingediend.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2024-05-30/35, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.36.13. [1 - De bescherming van de schoolcijfers die bij de in artikel 36.8 vermelde beslissing werd goedgekeurd, kan op basis van een beslissing die berust op een consensus tussen de personen belast met de opvoeding of de meerderjarige op te leiden persoon en de directeur van het ZAWM, in overleg met de betrokken leden van het bestuurspersoneel, onderwijspersoneel en sociaal-pedagogisch personeel, vѓѓr afloop van de toegekende geldigheidsduur opgeheven worden. In dat geval moet de onderwijsinspectie schriftelijk daarover worden ingelicht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2024-05-30/35, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Afdeling 3. [1 - Beroepen]1
----------
(1)
Art.36.14. [1 - Als de personen belast met de opvoeding of de meerderjarige op te leiden persoon het niet eens zijn met een beslissing omtrent de redelijke aanpassingen of de bescherming van de schoolcijfers of een beslissing omtrent de verlenging daarvan, is artikel 93.46 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen van toepassing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2024-05-30/35, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Afdeling 4. [1 - Gegevensbescherming]1
----------
(1)
Art.36.15. [1 - Het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens geschiedt met inachtneming van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
De directeur van het ZAWM, de onderwijsinspectie, het comitщ voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften en de deskundigen bedoeld in de artikelen 36.2 en 36.7 verwerken persoonsgegevens uitsluitend met het oog op de uitvoering van hun in dit hoofdstuk vervatte opdrachten.
Voor de verwerking van de persoonsgegevens in de zin van artikel 4, punt 7, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming gelden volgende instanties als verwerkingsverantwoordelijke: het ZAWM in het kader van de uitvoering van de artikelen 36.2, 36.3 en 36.7, de Regering in het kader van de uitvoering van de artikelen 36.8 en 36.14 en de deskundigen in het kader van de uitvoering van de artikelen 36.2 en 36.7.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2024-05-30/35, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.36.16. [1 - Met behoud van de toepassing van andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen die eventueel in een langere bewaartermijn voorzien, worden de gegevens gedurende tien jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag die is ingediend door de op te leiden persoon of door de personen belast met zijn opvoeding, bij de directeur van het ZAWM verwerkt en bewaard.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2024-05-30/35, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
HOOFDSTUK 5. - Organisatie van de cursussen
Afdeling 1. - Erkenning en controle van cursussen
Art.37. Het IAWM is bevoegd voor de erkenning van de cursussen van de basisopleiding.
De erkenning omvat drie stadia :
1° de lokalisatie;
2° de erkenning;
3° de controle.
Art.38. Bij de lokalisatie van de cursussen bepaalt het IAWM welke cursussen een ZAWM in het volgende opleidingsjaar in het kader van de basisopleiding zal aanbieden.
Het ZAWM bereidt de lijst van de aangeboden cursussen voor en legt ze jaarlijks uiterlijk op 31 mei aan het IAWM voor.
In de basisopleiding mogen alleen cursussen worden aangeboden die in het kader van de lokalisatie zijn goedgekeurd.
Art.39. Bij de erkenning van de cursussen bepaalt het IAWM welke cursussen een ZAWM in het lopende opleidingsjaar in het kader van de basisopleiding organiseert.
Het ZAWM bereidt de lijst van de lopende cursussen voor en legt ze na een proefperiode van hoogstens acht weken of minstens 48 lestijden voor aan het IAWM. De erkenning geschiedt binnen vier weken na de proefperiode.
In de basisopleiding worden alleen cursussen georganiseerd die in het kader van die erkenning zijn goedgekeurd.
Art.40. § 1. Bij de controle van de cursussen bepaalt het IAWM welke cursussen een ZAWM in het lopende opleidingsjaar in het kader van de basisopleiding moet stopzetten.
Het ZAWM bereidt de lijst van de aanwezigheden tijdens de lopende cursussen voor en legt ze jaarlijks uiterlijk op 31 januari aan het IAWM voor.
§ 2 - Cursussen die op het tijdstip van de controle niet meer het in de artikelen 52 tot 58 vereiste aantal cursisten tellen, worden stopgezet.
Indien het ZAWM een cursus wil blijven organiseren ondanks dat het vereiste aantal cursisten niet bereikt wordt, dan kan het IAWM in gewettigde uitzonderlijke gevallen zowel de erkenning van de cursus als de uitbetaling van de lerarenwedden handhaven. Het ZAWM krijgt voor die cursus geen subsidie per lestijd.
Art.41. § 1 - In de basisopleiding worden de cursisten geteld op basis van presentielijsten waarvan het model wordt vastgelegd door het IAWM.
Het ZAWM houdt voor elke klas zo'n presentielijst bij; op het einde van het tweede lesuur van elke halve cursusdag of cursusavond vult de leerkracht, die verantwoordelijk is voor de juistheid van de gegevens, die lijst in en ondertekent ze.
De leerkracht gebruikt hiervoor per halve cursusdag of halve cursusavond de volgende symbolen :
X aanwezig
O afwezig
gewettigd afwezig
§ 2 - Een afwezigheid wordt als gewettigd beschouwd indien de cursist een onbetwistbaar schriftelijk bewijs overlegt waaruit blijkt dat hij wegens ziekte, overmacht of een andere erkende reden afwezig was. De nadere regels daaromtrent worden vastgelegd in het door het IAWM goedgekeurde schoolreglement van het ZAWM en worden bij het begin van de cursussen zowel ter kennis gebracht van de leerkrachten als van de cursisten.
Het ZAWM brengt de bevoegde leersecretaris uiterlijk bij de derde ongewettigde afwezigheid van een leerling op de hoogte.
Afdeling 2. - Lesrooster en leerstofplanning
Onderafdeling 1. - Leerstofplanning
Art.42. De directie van het ZAWM bezorgt elke leerkracht het geldende opleidingsprogramma voor de door hem te geven cursussen voordat hij zijn onderwijsopdracht aanvangt.
Elke leerkracht maakt een leerstofplanning op en baseert zich daarvoor op de competenties die in het opleidingsprogramma worden vermeld. Die leerstofplanning omvat informatie over de aan te leren competenties, de leermethode, de didactische middelen en het tijdschema voor het bijbrengen van de beoogde kennis en vaardigheden.
Elke leerkracht noteert in de leerstofplanning in hoeverre de competenties tijdens de lessen zijn behandeld; in voorkomend geval noteert hij ook wanneer hij van de planning is afgeweken en waarom. Hij legt die planning op verzoek voor aan de directie van het ZAWM en aan het IAWM.
Art.43. Elke leerkracht die cursussen in het stadium van de leertijd geeft, vult het voor hem bestemde gedeelte van de door het IAWM vastgestelde opleidingstitel in.
Onderafdeling 2. - Lesrooster
Art.44. De cursussen zijn opgesplitst in lestijden. Elk lesuur duurt 50 minuten. Uiterlijk na drie opeenvolgende lestijden wordt een onderbreking ingelast.
Art.45. De cursussen in het stadium van de leertijd vinden plaats van maandag tot zaterdag. Het begin en het einde van de lessen liggen tussen 07.00 uur en 19.00 uur.
In het stadium van de leertijd worden hoogstens 9 lestijden per dag gegeven.
In gewettigde uitzonderlijke gevallen kan het IAWM toestemming geven om van de bepalingen vervat in het eerste en het tweede lid af te wijken.
Art.46. Elke algemene cursus in het stadium van de leertijd groepeert de cursisten van eenzelfde opleidingsjaar.
Elke beroepscursus of geïntegreerde cursus in het stadium van de leertijd groepeert de cursisten van eenzelfde beroep en eenzelfde opleidingsjaar.
In afwijking van het eerste en het tweede lid kunnen de cursisten van twee of drie opleidingsjaren en van twee of meer soortgelijke beroepen met toestemming van het IAWM in één klas gegroepeerd worden indien het onderrichten van de in het opleidingsprogramma vermelde competenties niet in het gedrang komt, er voldoende plaats is en de veiligheid voldoende gewaarborgd is.
Art.47. Elke cursus bedrijfsbeheer in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd groepeert de cursisten van eenzelfde opleidingsjaar.
Elke geïntegreerde cursus of cursus beroepskennis in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd groepeert de cursisten van eenzelfde beroep en eenzelfde opleidingsjaar.
In afwijking van het eerste en het tweede lid kunnen de cursisten van twee of drie opleidingsjaren en van twee of meer soortgelijke beroepen met toestemming van het IAWM in één klas gegroepeerd worden indien het onderrichten van de in het opleidingsprogramma vermelde competenties niet in het gedrang komt, er voldoende plaats is en de veiligheid voldoende gewaarborgd is.
Art.48. Het ZAWM maakt het lesrooster op en baseert zich daarvoor op het aantal lestijden en de vakken die in de opleidingsprogramma's worden vermeld.
Het lesrooster omvat :
1° de naam van de cursus en van het te geven vak;
2° eventueel onderverdelingen van het te geven vak of thema's;
3° de data en de uren waarop les wordt gegeven;
4° de voornamen en namen (voor gehuwde vrouwen de meisjesnaam) van de leerkrachten;
5° de plaats waar de lessen worden gegeven;
6° de data waarop de tests en examens plaatsvinden.
Het ZAWM maakt het lesrooster op voordat het opleidingsjaar begint en noteert in voorkomend geval afwijkingen en de redenen daarvoor. Het legt dat lesrooster principieel ter erkenning en controle van de cursussen voor aan het IAWM en legt het ook voor op verzoek.
Afdeling 3. - Schoolreglement
Art.49. Het ZAWM maakt een schoolreglement op en bepaalt daarin de belangrijkste gedragsregels, inlichtingen en procedures in verband met de cursussen van de basisopleiding.
Het schoolreglement omvat :
1° de inlichtingen over de organisatie van de cursussen;
2° de gedragsregels voor cursisten en leerkrachten;
3° de tuchtmaatregelen bij schending van gedragsregels;
4° de administratieve procedures en documenten;
5° de pedagogische procedures en documenten;
6° de regelingen bij afwezigheid van cursisten en leerkrachten;
7° de regelingen bij te laat komen van cursisten en leerkrachten;
8° de bepalingen betreffende de evaluatie van de basisopleiding;
9° de verwijzing naar de beroepsmogelijkheden en beroepsprocedures;
10° de verwijzing naar de veiligheidsvoorschriften en het gedrag in noodgevallen.
Het ZAWM legt het schoolreglement ter goedkeuring voor aan het IAWM.
Allen die deelnemen aan cursussen van de basisopleiding en alle leerkrachten krijgen bij het begin van de cursussen het geldende schoolreglement en bevestigen schriftelijk dat ze dat schoolreglement zullen naleven.
Art.50. § 1 - Het ZAWM neemt pedagogische en organisatorische maatregelen om de orde te handhaven en het samenleven te verbeteren.
§ 2 - In het stadium van de leertijd kan het ZAWM tuchtmaatregelen nemen.
Naargelang van de ernst en de herhaling van de schending van de gedragsregels gaat het bij die maatregelen om :
1° extra taken;
2° nablijven in het ZAWM;
3° tijdelijke verwijdering uit de cursus gedurende ten hoogste twee weken;
4° tijdelijke verwijdering uit de cursus gedurende ten hoogste zes weken in geval van schending van de gedragsregels ondanks een eerste schriftelijke waarschuwing;
5° definitieve verwijdering uit de cursus in geval van schending van de gedragsregels ondanks een eerste tuchtmaatregel en een schriftelijke waarschuwing.
Het ZAWM licht de bevoegde leersecretaris over elke schriftelijke waarschuwing en elke tuchtmaatregel in.
§ 3 - In het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd kan het ZAWM tuchtmaatregelen nemen.
Naargelang van de ernst en de herhaling van de schending van de gedragsregels gaat het bij die maatregelen om :
1° extra taken;
2° tijdelijke verwijdering uit de cursus gedurende ten hoogste twee weken;
3° definitieve verwijdering uit de cursus in geval van schending van de gedragsregels ondanks een schriftelijke waarschuwing.
HOOFDSTUK 6. - Klasnormen
Afdeling 1. - Algemene cursussen en cursussen over bedrijfsbeheer
Onderafdeling 1. - Stadium van de leertijd
Art.51. De algemene cursussen en de cursussen toegepast bedrijfsbeheer kunnen erkend worden als ze ten minste twaalf cursisten tellen.
De modulaire algemene cursussen kunnen erkend worden als ze ten minste vier cursisten tellen.
Art.52. Voor de algemene cursussen of de cursussen toegepast bedrijfsbeheer kan de groep van een opleidingsjaar, rekening houdend met wat pedagogisch noodzakelijk is, volgens de volgende normen gesplitst worden :
Aantal cursisten | Maximale aantal klassen |
25 | 2 |
41 | 3 |
61 | 4 |
81 | 5 |
101 | 6 |
121 | 7 |
141 | 8 |
161 | 9 |
181 | 10 |
Voor een modulaire opleidingscursus kan de groep, rekening houdend met wat pedagogisch noodzakelijk is, volgens de volgende normen gesplitst worden :
Aantal cursisten | Maximale aantal klassen |
8 | 2 |
14 | 3 |
20 | 4 |
26 | 5 |
Onderafdeling 2. - Stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd
Art.53.De cursussen bedrijfsbeheer en de versnelde cursussen bedrijfsbeheer kunnen erkend worden als ze ten minste [1 vier]1 cursisten tellen.
----------
(1)
Art.54. Voor de cursussen bedrijfsbeheer of een versnelde cursus bedrijfsbeheer kan de groep van een opleidingsjaar, rekening houdend met wat pedagogisch noodzakelijk is, volgens de volgende normen gesplitst worden :
Aantal cursisten | Maximale aantal klassen |
25 | 2 |
41 | 3 |
61 | 4 |
81 | 5 |
101 | 6 |
121 | 7 |
141 | 8 |
161 | 9 |
181 | 10 |
Afdeling 2. - Beroepscursussen en geïntegreerde cursussen
Onderafdeling 1. - Stadium van de leertijd
Art.55. De beroepscursussen of geïntegreerde cursussen, alsook de bedrijfsoverkoepelende praktische opleidingen kunnen erkend worden als ze ten minste het volgende aantal cursisten tellen :
1° in het eerste jaar : 4 cursisten;
2° in het tweede jaar : 4 cursisten;
3° in het derde jaar : 4 cursisten.
Art.56. med Voor de beroepscursussen of geïntegreerde cursussen kan de groep van een opleidingsjaar, rekening houdend met wat pedagogisch noodzakelijk is, volgens de volgende normen gesplitst worden :
Aantal cursisten | Maximale aantal klassen |
25 | 2 |
41 | 3 |
61 | 4 |
81 | 5 |
101 | 6 |
121 | 7 |
141 | 8 |
161 | 9 |
181 | 10 |
Voor de beroepscursussen of geïntegreerde cursussen die uitsluitend in atelierklassen gegeven kunnen worden, alsook voor de bedrijfsoverkoepelende praktische opleiding kan de groep van een opleidingsjaar, rekening houdend met wat pedagogisch noodzakelijk is, volgens de volgende normen gesplitst worden :
Aantal cursisten | Maximale aantal klassen |
18 | 2 |
35 | 3 |
52 | 4 |
69 | 5 |
Onderafdeling 2. - Stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd
Art.57.De cursussen over beroepskennis of geïntegreerde cursussen die twee jaar duren, kunnen erkend worden als ze ten minste het volgende aantal cursisten tellen :
1° in het eerste jaar : [1 4]1 cursisten;
2° in het tweede jaar : [1 3]1 cursisten.
De cursussen over beroepskennis of geïntegreerde cursussen die drie jaar duren, kunnen erkend worden als ze ten minste het volgende aantal cursisten tellen :
1° in het eerste jaar : [1 4]1 cursisten;
2° in het tweede jaar : [1 3]1 cursisten;
3° in het derde jaar : [1 3]1 cursisten.
[1 Bij het tellen van het vereiste aantal cursisten wordt geen rekening gehouden met de cursisten die met toepassing van artikel 27 toegelaten zijn tot de cursussen beroepskennis in het stadium van de opleiding tot ondernemingshoofd.]1
----------
(1)<BDG 2020-08-27/18, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.58. Voor de cursussen over beroepskennis of geïntegreerde cursussen kan de groep van een opleidingsjaar, rekening houdend met wat pedagogisch noodzakelijk is, volgens de volgende normen gesplitst worden :
Aantal cursisten | Maximale aantal klassen |
25 | 2 |
41 | 3 |
61 | 4 |
81 | 5 |
101 | 6 |
121 | 7 |
141 | 8 |
161 | 9 |
181 | 10 |
Voor de cursussen over beroepskennis of geïntegreerde cursussen die uitsluitend in atelierklassen gegeven kunnen worden, kan de groep van een opleidingsjaar, rekening houdend met wat pedagogisch noodzakelijk is, volgens de volgende normen gesplitst worden :
|
Aantal cursisten | Maximale aantal klassen |
18 | 2 |
35 | 3 |
52 | 4 |
69 | 5 |
Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art.59. Voor de toepassing van de klasnormen die in de artikelen 52 tot 58 worden vastgesteld, wordt rekening gehouden met de cursisten die overeenkomstig de voorwaarden gesteld in de artikelen 17 tot 36 als cursist ingeschreven zijn, de cursussen regelmatig bezoeken en niet meer dan één derde van de tijd ongewettigd afwezig zijn.
Art.60. Een ZAWM kan een groep opsplitsen tot de proefperiode vermeld in artikel 39, tweede lid, verstreken is.
Art.61. Bij de erkenning van cursussen kan het IAWM in gewettigde uitzonderlijke gevallen afwijken van de klasnormen die in de artikelen 52 tot 58 zijn vastgesteld en een kleiner aantal cursisten toestaan, indien één van de volgende voorwaarden vervuld is :
1° de klassen of atelierruimten van het ZAWM zijn te eng om de cursisten volgens de vastgestelde klasnorm te groeperen;
2° om bijzondere veiligheidsvoorschriften is het niet toegestaan de cursisten volgens de vastgestelde klasnorm te groeperen;
3° het gaat om bijzondere praktijklessen of specifieke didactische activiteiten die alleen mogelijk zijn met een klein aantal cursisten;
4° het tijdelijk testen van pedagogische nieuwigheden vereist een klein aantal cursisten.
Een afwijking van de klasnorm wordt telkens voor één opleidingsjaar toegekend. De afwijking kan opnieuw toegekend worden als de opgegeven redenen nog altijd van toepassing zijn.
Art.62. § 1 - Voor grensoverschrijdend of internationaal georganiseerde cursussen van de basisopleiding zijn de klasnormen van toepassing die zijn vastgelegd in de artikelen 52 tot 58 en die variëren naargelang van het stadium van de opleiding.
§ 2 - Het aantal lestijden dat bij grensoverschrijdend of internationaal georganiseerde cursussen voor de erkenning en de subsidiëring in aanmerking komt, wordt berekend aan de hand van de volgende formules :
1° algemene cursussen of cursussen over bedrijfsbeheer
A x B/12 = C
a) waarbij A het aantal lestijden vertegenwoordigt dat in het kader van een volledige cursus gegeven wordt;
b) waarbij B het aantal cursisten uit de Duitstalige Gemeenschap vertegenwoordigt en waarbij maximaal twaalf cursisten in aanmerking kunnen worden genomen;
c) waarbij C het aantal lestijden vertegenwoordigt dat in aanmerking kan komen voor erkenning en subsidiëring.
2° beroepscursussen of geïntegreerde cursussen
A x B/6 = C
a) waarbij A het aantal lestijden vertegenwoordigt dat in het kader van een volledige cursus gegeven wordt;
b) waarbij B het aantal cursisten uit de Duitstalige Gemeenschap vertegenwoordigt en waarbij maximaal zes cursisten in aanmerking kunnen worden genomen;
c) waarbij C het aantal lestijden vertegenwoordigt dat in aanmerking kan komen voor erkenning en subsidiëring.
§ 3 - Als cursisten uit de Duitstalige Gemeenschap worden de cursisten beschouwd die voldoen aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 17 tot 36 en die bovendien aan één van de volgende voorwaarden voldoen :
1° hun woonplaats in de Duitstalige Gemeenschap hebben;
2° in een door het IAWM erkende opleidingsonderneming leerling of meesterschapsstagiair zijn;
3° in het kader van een arbeidsovereenkomst naar Belgisch recht werkzaam zijn in een onderneming die in de Duitstalige Gemeenschap gevestigd is;
4° in de Duitstalige Gemeenschap een zelfstandig beroep naar het Belgische vestigingsrecht uitoefenen.
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art.63. Het besluit van de Executieve van 23 december 1987 betreffende de cursussen van basisopleiding in de permanente vorming van de Middenstand, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Regering van 13 september 2001, wordt opgeheven.
Art.64. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2013.
Art. 65. De minister bevoegd voor Opleiding is belast met de uitvoering van dit besluit.