17 JULI 2013. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de procedure volgens dewelke de informatieverplichtingen, bedoeld in artikel 31, § 1, vijfde lid, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, moeten worden nageleefd, wanneer tussen een derde en een werkgever een overeenkomst wordt afgesloten waarin wordt bepaald welke instructies in uitvoering van die overeenkomst door de derde kunnen worden gegeven aan de werknemers van de werkgever
Art. 1-3
Artikel 1. Wanneer, overeenkomstig de bepalingen van artikel 31, § 1, derde lid, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, tussen een derde en een werkgever een overeenkomst wordt afgesloten waarin wordt bepaald welke instructies in uitvoering van die overeenkomst door de derde kunnen worden gegeven aan de werknemers van de werkgever, brengt de derde onverwijld de secretaris van zijn ondernemingsraad op de hoogte van het bestaan van deze overeenkomst door middel van een eenvoudige schriftelijke of elektronische mededeling. De secretaris brengt daarvan vervolgens de leden van de ondernemingsraad op de hoogte.
Bij ontstentenis van een ondernemingsraad wordt de in het vorige lid bedoelde informatie door de derde verstrekt aan de persoon die daartoe wordt aangeduid in het huishoudelijk reglement van het comité voor preventie en bescherming op het werk. Deze persoon brengt daarvan vervolgens de leden van het comité voor preventie en bescherming op het werk op de hoogte. Bij ontstentenis van een comité voor preventie en bescherming op het werk, wordt de in het vorige lid bedoelde informatie door de derde rechtstreeks bezorgd aan de leden van de vakbondsafvaardiging.
Art.2. In voorkomend geval bezorgt de derde aan de leden van zijn ondernemingsraad, het comité voor preventie en bescherming op het werk of de vakbondsafvaardiging die daarom verzoeken, binnen een termijn van veertien kalenderdagen of indien de overeenkomst van kortere duur is voor het beëindigen van deze overeenkomst, een afschrift van het gedeelte van de in artikel 1 van dit besluit bedoelde overeenkomst waarin de instructies zijn bepaald die door de derde aan de werknemers van de werkgever kunnen worden gegeven.
Art. 3. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 juli 2013.
ALBERT
Par le Roi :
De Minister van Werk,
Mevr. M. DE CONINCK