15 MAART 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende diverse bepalingen betreffende financiën en begroting
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wat betreft de onroerende voorheffing in het Vlaamse Gewest
Art. 1-7
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 2010 houdende uitvoering van de compensatie voor de gederfde opbrengsten uit de gemeentelijke en de provinciale opcentiemen op de onroerende voorheffing op materieel en outillage en op energiezuinige gebouwen
Art. 8-11
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2011 betreffende de boekhoudregels en de aanrekeningsregels die van toepassing zijn op de Vlaamse ministeries en de diensten met afzonderlijk beheer en betreffende de controle op de vastleggingskredieten
Art. 12-13
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2001 houdende regeling van de begrotingscontrole en -opmaak
Art. 14
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 15-16
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wat betreft de onroerende voorheffing in het Vlaamse Gewest
Artikel 1. Artikel 133 van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt, wat de onroerende voorheffing in het Vlaamse Gewest betreft, vervangen door wat volgt :
" Art. 133. § 1. De aanslagen worden op naam van de betrokken belastingplichtigen ten kohiere gebracht.
§ 2. Aanslagen ten laste van overleden belastingplichtigen worden ten kohiere gebracht op hun naam, voorafgegaan van het woord "Nalatenschap".
§ 3. Als een onroerend goed in onverdeeldheid toebehoort aan meerdere belastingplichtigen, wordt de aanslag in de onroerende voorheffing ten kohiere gebracht hetzij op naam van alle belastingplichtigen, hetzij op naam van één of meer van hen gevolgd door de vermelding "en rechthebbenden.".
Art.2. Artikel 139 van hetzelfde besluit wordt, wat de onroerende voorheffing in het Vlaamse Gewest betreft, vervangen door wat volgt :
" Art. 139. § 1. De onroerende voorheffing, met inbegrip van de opcentiemen, intresten, boetes en kosten, moeten worden betaald op een van de volgende wijzen :
- door storting of overschrijving op de rekening van de Vlaamse Belastingdienst;
- met een gecertificeerde of gewaarborgde vooraf gekruiste cheque, ten gunste van de Vlaamse Belastingdienst, getrokken op een financiële instelling die aangesloten of vertegenwoordigd is bij een betaalsysteem die bereikbaarheid garandeert voor alle banken;
- door een elektronische betaling met een debetkaart, verricht aan een betaalterminal in de kantoren van de Vlaamse Belastingdienst die over een betaalterminal beschikken.
In het eerste lid, 3°, wordt verstaan onder debetkaart : de door een financiële instelling uitgegeven plastic kaart die het, aan de hand van de gegevens op de chip, mogelijk maakt via elektronische weg een betalingsverrichting ten gunste van de Vlaamse Belastingdienst uit te voeren.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, of zijn gedelegeerde kan in bijzondere omstandigheden andere wijzen van betaling toestaan.
§ 2. De belastingschuldige moet op het betaalformulier de door de Vlaamse Belastingdienst opgegeven gestructureerde mededeling vermelden.
§ 3. Behoudens tegenbewijs gelden als bewijs van betaling :
- voor stortingen, de door bpost of de financiële instelling gedagtekende ontvangstbewijzen;
- voor overschrijvingen, cheques en elektronische betalingen met een debetkaart, verricht aan een betaalterminal in de kantoren van de Vlaamse Belastingdienst, de rekeninguittreksels en erbij behorende stukken. "
Art.3. Artikel 142 van hetzelfde besluit wordt, wat de onroerende voorheffing in het Vlaamse Gewest betreft, vervangen door wat volgt :
" Art. 142. § 1. Betalingen van belastingen, met inbegrip van de opcentiemen, intresten, boetes en kosten, hebben uitwerking :
- voor stortingen en voor overschrijvingen, op de datum waarop de rekening van het Vlaamse Gewest wordt gecrediteerd;
- voor betalingen met een gecertificeerde of gewaarborgde cheque, op de datum waarop de cheque door de Vlaamse Belastingdienst is ontvangen;
- voor de betalingen, vermeld in artikel 141, op de datum van de afgifte van de fondsen in handen van de gerechtsdeurwaarder;
- voor de elektronische betalingen met een debetkaart, verricht aan een betaalterminal in de kantoren van de Vlaamse Belastingdienst die de rekeninghouder zelf heeft uitgevoerd, op de werkelijke datum van de verrichting.
§ 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, of zijn gedelegeerde bepaalt de datum waarop de betaling uitwerking heeft als hij met toepassing van artikel 139, § 1, derde lid, een andere betaalwijze toestaat. "
Art.4. Artikel 145 van hetzelfde besluit wordt, wat de onroerende voorheffing in het Vlaamse Gewest betreft, opgeheven.
Art.5. Artikel 160 van hetzelfde besluit wordt, wat de onroerende voorheffing in het Vlaamse Gewest betreft, opgeheven.
Art.6. Artikel 164 van hetzelfde besluit wordt, wat de onroerende voorheffing in het Vlaamse Gewest betreft, vervangen door wat volgt :
" Art. 164. § 1. De door de Vlaamse Regering gemachtigde ambtenaren kunnen met een ter post aangetekende brief, uitvoerend beslag onder derden leggen op de aan een belastingschuldige verschuldigde of toebehorende sommen en zaken, tot beloop van het bedrag, geheel of gedeeltelijk, dat door die laatste verschuldigd is uit hoofde van belastingen, voorheffingen, belastingverhogingen, nalatigheidsinteresten, boeten en kosten van vervolging of tenuitvoerlegging. Het beslag wordt eveneens met een ter post aangetekende brief aan de belastingschuldige aangezegd. Als de belastingschuldige in België noch in het buitenland een bekende woonplaats, verblijfplaats of gekozen woonplaats heeft, is de aanzegging van het beslag bij een ter post aangetekende brief gericht aan de met toepassing van artikel 40 van het Gerechtelijk Wetboek bevoegde procureur des Konings.
Dat beslag heeft uitwerking vanaf de overhandiging van het stuk aan de geadresseerde.
De belastingschuldige kan tegen het beslag met een ter post aangetekende brief verzet aantekenen bij de door de Vlaamse Regering gemachtigde ambtenaren binnen 15 dagen te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van afgifte ter post van de aanzegging van het beslag. De belastingschuldige moet binnen dezelfde termijn met een ter post aangetekende brief de derde-beslagene inlichten.
Als het beslag slaat op inkomsten als vermeld in artikel 1409, § 1 en § 1bis, en artikel 1410 van het Gerechtelijk Wetboek, bevat de aanzegging, op straffe van nietigheid, het aangifteformulier voor kind ten laste waarvan het model bepaald is door de minister van Justitie overeenkomstig artikel 1409ter, § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
§ 2. Het beslag, vermeld in paragraaf 1, geeft aanleiding tot het opmaken en het verzenden, door de door de Vlaamse Regering gemachtigde ambtenaren die met de invordering belast zijn, van een bericht van beslag als vermeld in artikel 1390 van het Gerechtelijk Wetboek.
§ 3. Onder voorbehoud van paragraaf 1 zijn op het beslag, vermeld in paragraaf 1, artikel 1539, 1540, 1542, eerste en tweede lid, en 1543 van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing, met dien verstande dat het bedrag van het beslag wordt afgegeven in handen van de bevoegde, door de Vlaamse Regering gemachtigde ambtenaren.
§ 4. De kosten voor de ter post aangetekende brieven, vermeld in de paragraaf 1 en 2 zijn ten laste van de belastingschuldige.
§ 5. De belastingschuldige wordt op de hoogte gebracht van de bestemming van de betalingen en van het saldo na de betalingen. "
Art.7. Artikel 165 van hetzelfde besluit wordt, wat de onroerende voorheffing in het Vlaamse Gewest betreft, vervangen door wat volgt :
" Art. 165. Het uitvoerend beslag onder derden moet worden uitgevoerd door middel van een deurwaardersexploot op de wijze, vermeld in artikel 1539 tot 1544 van het Gerechtelijk Wetboek, als blijkt :
1° dat de belastingschuldige zich verzet tegen het beslag, vermeld in artikel 164, § 1,
van dit besluit;
2° dat de derde-beslagene zijn schuld tegenover de belastingschuldige betwist;
3° dat de sommen en zaken het voorwerp zijn van een verzet of beslag onder derden
vóór beslag, vermeld in artikel 164, § 1, van dit besluit, gedaan door andere
schuldeisers;
4° dat de zaken te gelde moeten worden gemaakt.
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, blijft het door de door de Vlaamse Regering gemachtigde ambtenaren met toepassing van artikel 164, § 1, gelegde beslag zijn bewarend effect behouden als een uitvoerend beslag onder derden bij deurwaardersexploot wordt gelegd als vermeld in artikel 1539 van het Gerechtelijk Wetboek, binnen een maand na de afgifte ter post van het verzet van de belastingschuldige, vermeld in artikel 164, § 1, derde lid, van dit besluit of van de verklaring, vermeld in artikel 1452 van het Gerechtelijk Wetboek. "
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 2010 houdende uitvoering van de compensatie voor de gederfde opbrengsten uit de gemeentelijke en de provinciale opcentiemen op de onroerende voorheffing op materieel en outillage en op energiezuinige gebouwen
Art.8. Artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 2010 houdende uitvoering van de compensatie voor de gederfde opbrengsten uit de gemeentelijke en de provinciale opcentiemen op de onroerende voorheffing op materieel en outillage en op energiezuinige gebouwen wordt vervangen door wat volgt :
" Artikel 1. De vergoeding, vermeld in artikel 7, § 1, van het decreet van 23 mei 2008 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2008 en artikel 6 van het decreet van 21 december 2012 tot wijziging van artikel 257, 258 en 376 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 en artikel 7 van het decreet van 23 mei 2008 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2008, wat de vermindering van de onroerende voorheffing voor energiezuinige gebouwen betreft, wordt uiterlijk op 31 mei van het jaar dat volgt op het aanslagjaar in kwestie berekend op basis van de door het kadaster aangeleverde informatie over materieel en outillage, en op basis van de door het Vlaams Energieagentschap aangeleverde informatie over de energiezuinige woningen en gebouwen, ingevolge de toepassing van artikel 3 van het decreet van 23 mei 2008 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2008 en artikel 2 tot en met 4 van het decreet van 21 december 2012 tot wijziging van artikelen 257, 258 en 376 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 en artikel 7 van het decreet van 23 mei 2008 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2008, wat de vermindering van de onroerende voorheffing voor energiezuinige gebouwen betreft. ".
Art.9. Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 2. De vergoeding, vermeld in artikel 1 van dit besluit, wordt uitbetaald samen met het saldo van de opcentiemen, vermeld in artikel 29, § 4, van het decreet van 6 juli 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2001, en wordt uiterlijk gestort op de laatste bankwerkdag van de maand juli van het jaar dat volgt op het aanslagjaar in kwestie. "
Art.10. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.11. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 4. Gederfde opbrengsten die ontstaan na het tijdstip, vermeld in artikel 1 van dit besluit, worden halfjaarlijks, uiterlijk op de laatste bankwerkdag van de maand december en de maand juni, doorgestort. "
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2011 betreffende de boekhoudregels en de aanrekeningsregels die van toepassing zijn op de Vlaamse ministeries en de diensten met afzonderlijk beheer en betreffende de controle op de vastleggingskredieten
Art.12. Artikel 2/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2011 betreffende de boekhoudregels en de aanrekeningsregels die van toepassing zijn op de Vlaamse ministeries en de diensten met afzonderlijk beheer en betreffende de controle op de vastleggingskredieten, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2012, wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 2/1. De leden van de Vlaamse Regering hebben delegatie voor het uitvoeren van de volgende herverdelingen :
1° de herverdelingen binnen en tussen de vastleggingskredieten, vastleggingskredieten van de dienst met afzonderlijk beheer MINA-fonds en het Vlaams Infrastructuurfonds, en de vastleggingsmachtigingen van de Vlaamse rechtspersonen, vermeld in artikel 4, § 1, 2°, van het Rekendecreet, binnen hetzelfde programma als vermeld in artikel 20, § 1, van voormeld decreet;
2° de herverdelingen binnen en tussen de vereffeningskredieten, vereffeningskredieten van de dienst met afzonderlijk beheer MINA-fonds en het Vlaams Infrastructuurfonds, en de vastleggings- en vereffeningskredieten, gerelateerd aan de vastleggingsmachtigingen van de Vlaamse rechtspersonen, vermeld in artikel 4, § 1, 2°, van hetzelfde decreet, binnen voormeld beleidsdomein als vermeld in artikel 20, § 2, van voormeld decreet;
3° de herverdelingen van de vastleggingskredieten en de vereffeningskredieten van een dienst met afzonderlijk beheer tussen de programma's die deel uitmaken van die dienst, vermeld in artikel 20, § 3, van voormeld decreet. "
Art.13. In artikel 2/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2012, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt :
" § 1. Het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, is vereist voor :
- de herverdelingen, vermeld in artikel 20, § 1, van hetzelfde decreet;
- de herverdelingen, vermeld in artikel 20, § 2, van hetzelfde decreet voor zover het herverdelingen tussen verschillende programma's die behoren tot hetzelfde beleidsdomein betreft;
- de herverdelingen van de vastleggingskredieten, vermeld in artikel 20, § 3, van hetzelfde decreet. ".
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2001 houdende regeling van de begrotingscontrole en -opmaak
Art.14. In artikel 15, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2001 houdende regeling van de begrotingscontrole en -opmaak, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 december 2010 en 1 juni 2012, wordt punt 4° vervangen door wat volgt :
" 4° voorstellen met betrekking tot :
- de herverdelingen, vermeld in artikel 20, § 1, van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof;
- de herverdelingen, vermeld in artikel 20, § 2, van hetzelfde decreet, voor zover het herverdelingen betreft tussen verschillende programma's die behoren tot hetzelfde beleidsdomein;
- de herverdelingen van de vastleggingskredieten, vermeld in artikel 20, § 3, van hetzelfde decreet;
- de herverdelingen van kredieten of overschrijdingen van limitatieve kredieten van een Vlaamse rechtspersoon zonder raad van bestuur, vermeld in artikel 9, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2011 betreffende de begroting en de boekhouding van de Vlaamse rechtspersonen. "
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.15. Dit besluit treedt in werking tien dagen na de publicatie in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van hoofdstuk 2, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2013.
Art. 16. De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 maart 2013.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport,
Ph. MUYTERS