23 MEI 2013. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 78 van de programmawet (I) van 29 maart 2012
Art. 1-5
Artikel 1. Wanneer de inspectie overeenkomstig artikel 35/3, § 3, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers de aanmaning overzendt, maakt deze het overzicht op van de betrokken prestaties en lonen of, indien de prestaties niet met zekerheid kunnen worden vastgesteld, baseert zij zich op het percentage van het minimumloon berekend overeenkomstig artikel 35/3, § 3, tweede lid, van voornoemde wet van 12 april 1965. Indien de betrokken werknemers onderworpen moeten zijn aan het Belgische stelsel van sociale zekerheid voor werknemers, bezorgt de inspectie voornoemde overzichten aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in de vorm en volgens de regels die door voornoemde dienst zijn bepaald.
Indien de betrokken werknemers niet aan het Belgische stelsel van sociale zekerheid voor werknemers onderworpen moeten zijn, bezorgt de inspectie voornoemde overzichten aan het bevoegde buitenlandse inningsorganisme voor sociale bijdragen.
Wanneer een betrokken werknemer overeenkomstig artikel 35/3, § 2, van de wet van 12 april 1965 de aanmaning overzendt, brengt hij daarvan de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten van de Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg op de hoogte zodat die overgaat tot het opstellen van het overzicht van de betrokken prestaties en lonen of, indien de prestaties niet met zekerheid kunnen worden vastgesteld, het percentage van het minimumloon vastgesteld met toepassing van artikel 35/3, § 3, tweede lid, van voornoemde wet van 12 april 1965 en tot het overzenden ervan aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in de vorm en volgens de regels die door voornoemde dienst zijn bepaald.
Indien de betrokken werknemers niet aan het Belgische stelsel van sociale zekerheid voor werknemers onderworpen moeten zijn, bezorgt de inspectie voornoemde overzichten aan de bevoegde buitenlandse instelling voor sociale zekerheid.
Art.2. Op basis van de door de Inspectie meegedeelde gegevens stelt voornoemde Rijksdienst de kwartalen vast waarvoor bijdragen verschuldigd zijn en berekent de bijdragen, de bijdrageverhogingen, de forfaitaire vergoedingen en de interesten.
Het bedrag van de aldus vastgestelde schuldvordering wordt per aangetekend schrijven meegedeeld aan de werkgever van de betrokken werknemer(s) en aan de hoofdelijk aansprakelijke.
Art.3. Indien de werkgever niet tot betaling overgaat, wordt de hoofdelijk aansprakelijke in gebreke gesteld om deze betaling onverwijld te vereffenen.
Indien hij niet tot betaling overgaat binnen een termijn van dertig dagen, vordert voornoemde Rijksdienst zijn schuldvordering bij dwangbevel overeenkomstig artikel 40 van voornoemde wet van 27 juni 1969.
Art.4. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2013.
Art. 5. De Eerste Minister, de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 mei 2013.
ALBERT
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
E. Di Rupo
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Werk,
Mevr. M. DE CONINCK
De Staatssecretaris voor de Bestrijding van de Fiscale en Sociale Fraude,
J. CROMBEZ