Details





Titel:

29 APRIL 2013. - [Koninklijk besluit van 29 april 2013 tot uitvoering van artikel 337/2, § 3, van de programmawet (I) van 27 december 2006 wat betreft de aard van de arbeidsrelatie tussen een bewakingsagent bedoeld bij de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid en zijn medecontractant] <Opschrift vervangen door AR2020-03-19/10, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-04-2020)>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-05-2013 en tekstbijwerking tot 02-04-2020)



Inhoudstafel:


Art. 1-3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2020201173 



Artikels:

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder " de bewakingsagent " de bewakingsagent bedoeld bij [1 de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid]1.
  § 2. Dit besluit is van toepassing op de arbeidsrelatie die bestaat tussen een bewakingsagent en zijn medecontractant.
  ----------
  (1)<KB 2020-03-19/10, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 12-04-2020>

Art.2. De criteria bedoeld in artikel 337/2, § 1, van de programmawet (I) van 27 december 2006 worden vervangen als volgt :
  a) ontstentenis, in hoofde van de bewakingsagent, van enig financieel of economisch risico, zoals dit onder meer het geval is :
  - bij ontstentenis van een persoonlijke en substantiële investering in de onderneming met eigen middelen, of,
  - bij ontstentenis van een persoonlijke en substantiële deelname in de winsten en de verliezen van de onderneming;
  b) ontstentenis, in hoofde van de bewakingsagent, van verantwoordelijkheid en beslissingsmacht aangaande de financiële middelen van de onderneming;
  c) ontstentenis, in hoofde van de bewakingsagent, van enige beslissingsmacht over het aankoopbeleid van de onderneming;
  d) ontstentenis, in hoofde van de bewakingsagent, van beslissingsmacht over het prijsbeleid van de onderneming, behoudens wanneer de prijzen wettelijk zijn vastgelegd, of van inspraak in identificeren van potentiële klanten en in onderhandelen en afsluiten van commerciële bewakingsopdrachten;
  e) ontstentenis van resultaatsverbintenis betreffende de overeengekomen arbeid;
  of afwezigheid, in hoofde van de bewakingsagent, van rechtstreekse toegang tot informatie aangaande de te bewaken site van de klant;
  of afwezigheid, in hoofde van de bewakingsagent, van opmaak van de eigen planning en van de eigen arbeidsorganisatie;
  of afwezigheid, in hoofde van de bewakingsagent, van bepaling van de plaats van tewerkstelling;
  of onderworpen zijn van de bewakingsagent aan een systeem van tijdsregistratie;
  of onderworpen zijn van de bewakingsagent aan controle door hiërarchische oversten;
  f) de garantie op betaling van een vaste vergoeding, ongeacht de bedrijfsresultaten of de omvang van de prestaties geleverd door de bewakingsagent;
  g) het zelf geen werkgever zijn van persoonlijk en vrij aangeworven personeel of het ontbreken van de mogelijkheid om voor de uitvoering van het overeengekomen werk personeel aan te werven of zich te laten vervangen zonder toestemming;
  h) het zich niet voordoen als een onderneming ten overstaan van andere personen of hoofdzakelijk of gewoonlijk voor één medecontractant werken;
  i) werken met materiaal dat ter beschikking wordt gesteld, gefinancierd of gewaarborgd door de medecontractant;
  of werken met communicatiemiddelen waarvan de bewakingsagent geen eigenaar of huurder is;
  of werken met een uniform met het bedrijfslogo van de medecontractant;
  of werken met een identificatiekaart F.O.D. BIZA waarop de naam van de medecontractant vermeld is.

Art. 3. De Eerste Minister, de minister bevoegd voor Sociale Zaken, de minister bevoegd voor Zelfstandigen en de minister bevoegd voor Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.