19 FEBRUARI 2013. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 189, vierde lid, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-04-2013 en tekstbijwerking tot 06-05-2014)
Art. 1-2, 2bis, 3-4
Artikel 1.De werkgevers die gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 190, § 1, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), moeten een inspanning van ten minste 0,05 % van de loonmassa, bedoeld in artikel 189, eerste en vierde lid, van dezelfde wet, voorbehouden aan één of meerdere van de volgende risicogroepen :
1° de werknemers van minstens 50 jaar oud die in de sector werken;
2° de werknemers van minstens 40 jaar oud die in de sector werken en bedreigd zijn met ontslag :
a) hetzij doordat hun arbeidsovereenkomst werd opgezegd en de opzeggingstermijn loopt;
b) hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming die erkend is als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering;
c) hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming waar een collectief ontslag werd aangekondigd;
3° de niet-werkenden en de personen die sinds minder dan een jaar werken en niet-werkend waren op het ogenblik van hun indiensttreding. Onder niet-werkenden wordt verstaan :
a) de langdurig werkzoekenden, zijnde de personen in het bezit zijn van een werkkaart, bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden;
b) de uitkeringsgerechtigde werklozen;
c) de werkzoekenden die laaggeschoold of erg-laaggeschoold zijn in de zin van artikel 24 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de tewerkstelling;
d) de herintreders, zijnde de personen die zich na een onderbreking van minstens één jaar terug op de arbeidsmarkt begeven;
e) de personen die gerechtigd zijn op maatschappelijke integratie in toepassing van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en personen die gerechtigd zijn op maatschappelijke hulp in toepassing van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
f) de werknemers die in het bezit zijn van een verminderingskaart herstructureringen in de zin van het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen;
g) de werkzoekenden die niet de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie bezitten, of van wie minstens één van de ouders deze nationaliteit niet bezit of niet bezat bij overlijden, of van wie minstens twee van de grootouders deze nationaliteit niet bezitten of niet bezaten bij overlijden;
[1 h) de werkzoekenden die nog geen 26 jaar oud zijn;]1
4° de personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid, namelijk :
- de personen die voldoen aan de voorwaarden om ingeschreven te worden in een regionaal agentschap voor personen met een handicap;
- de personen met een definitieve arbeidsongeschiktheid van minstens 33 %;
- de personen die voldoen aan de medische voorwaarden om recht te hebben op een inkomensvervangende of een integratietegemoetkoming ingevolge de wet van 27 februari 1987 op de tegemoetkomingen aan personen met een handicap ;
- de personen die als doelgroepwerknemer tewerkgesteld zijn of waren bij een werkgever die valt onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de beschutte en de sociale werkplaatsen;
- de gehandicapte die het recht op verhoogde kinderbijslag opent op basis van een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van minstens 66 %;
- de personen die in het bezit zijn van een attest afgeleverd door de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid voor het verstrekken van sociale en fiscale voordelen;
- de persoon met een invaliditeitsuitkering of een uitkering voor arbeidsongevallen of beroepsziekten in het kader van programma's tot werkhervatting;
5° de jongeren die nog geen 26 jaar oud zijn en opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming, bedoeld in artikel 27, 6°, van het [2 koninklijk besluit van 25 november 1991, hetzij een voltijdse onderwijsopleiding, met uitzondering van opleidingen die leiden tot de graad van bachelor of master]2 houdende de werkloosheidsreglementering, hetzij in het kader van een instapstage, bedoeld in artikel 36quater van hetzelfde koninklijk besluit van 25 november 1991.
Voor de toepassing van het vorig lid wordt verstaan onder "sector", het geheel van werkgevers die onder een zelfde paritair comité of autonoom paritair subcomité ressorteren.
----------
(1)<KB 2014-04-19/06, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014; zie ook de afwijking in art. 4, L2 voor de inwerkingtreding op 01-01-2015>
(2)<KB 2014-04-19/06, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014; zie ook de afwijking in art. 4, L2 voor de inwerkingtreding op 01-01-2015>
Art.2. Van de in artikel één bedoelde inspanning moet minstens de helft besteed worden aan initiatieven ten voordele van één of meerdere van de volgende groepen :
a) de in artikel 1, 5°, bedoelde jongeren;
b) de in artikel 1, 3° en 4°, bedoelde personen die nog geen 26 jaar oud zijn.
In zover het paritair comité voorafgaandelijk het akkoord van de Minister van Werk verkrijgt en in haar collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de risicogroepen aantoont dat het gaat om een sector in moeilijkheden waar de aanwerving grotendeels is stilgevallen, tellen de initiatieven ten voordele van één of meer van de hieronder vermelde groepen mee voor het bepalen van de helft van de middelen bedoeld in het eerste lid :
a) de onder artikel 1, 2°, bedoelde werknemers;
b) de volledig werklozen van minstens 40 jaar oud.
De vraag om akkoord bedoeld in het voorgaande lid, wordt vergezeld van een omstandige motivering die aantoont dat het gaat om een sector in moeilijkheden waar de aanwerving grotendeels is stilgevallen. De Minister kan een advies vragen aan de adviescommissie bedoeld in artikel 18, § 1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
Art. 2bis.[1 § 1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde inspanningen worden geconcretiseerd door het sluiten van één of meerdere partnerschapsovereeenkomsten tussen de voor deze projecten, op het niveau van de sector, bevoegde instelling en de ondernemingen, de onderwijs- of vormingsinstellingen of de gewestelijke arbeidsbemiddelings- of opleidingdiensten.
§ 2. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde inspanningen worden uitgevoerd door :
- het stageaanbod in de onderneming;
- de aanwerving in het kader van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk zoals bedoeld in artikel 7 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
- het opleidingsaanbod in ondernemingen of in externe instellingen;
- de vorming van opleiders;
- de investering in het technologisch materiaal;
- het gezamenlijk gebruik van opleidingsmateriaal.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2014-04-19/06, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014; zie ook de afwijking in art. 4, L2 voor de inwerkingtreding op 01-01-2015>
Art.3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2013.
Art. 4. De minister bevoegd voor Werk en de minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.