Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

19 JULI 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de certificering van aannemers en installateurs, de berekening voor de onrendabele toppen, gebouwgebonden fotovoltaïsche installaties en de implementatie van de Epicoolstudie



Inhoudstafel:


Art. 1-20
BIJLAGEN.
Art. N1-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2014035123 



Artikels:

Artikel 1. Aan artikel 1.1.1 van het Energiebesluit van 19 november 2010, laatst gewijzigd bij besluit van 21 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° punt 41°, opgeheven bij besluit van 23 september 2011, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
  " 41° feitelijke waarde : de broeikasgasemissiereductie die bereikt wordt met bepaalde of met alle stappen van een specifiek productieproces voor biobrandstof of vloeibare biomassa als berekend volgens de werkwijze in deel C van bijlage XI; ";
  2° er wordt een punt 97/2° ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " standaardwaarde : een waarde die is afgeleid van een typische waarde middels toepassing van tevoren vastgestelde factoren en die, onder welomschreven voorwaarden, gebruikt mag worden in plaats van een feitelijke waarde; ";
  3° er wordt een punt 100/1° ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " 100/1° typische waarde : een raming van de representatieve broeikasgasemissiereductie die kenmerkend is voor een bepaalde productieroute van biobrandstoffen of vloeibare biomassa; "
  4° er wordt een punt 105/1° ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " 105/1° VLAREL : het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu; ".

Art.2. Aan artikel 6.1.12/1 van het Energiebesluit, ingevoegd bij besluit van 8 april 2011, wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 3. In afwijking van paragraaf 1 en 2, is automatisch voldaan aan de informatie over maatregelen ter bescherming van bodem, water en lucht, vermeld in § 2, derde lid, en aan die duurzaamheidscriteria, vermeld in artikel 6.1.16, § 1/1, waarvoor bewijsmiddelen of gegevens worden ingediend die zijn verkregen overeenkomstig een overeenkomst of systeem waarvoor door de Europese Commissie conform artikel 18, lid 4 van de richtlijn 2009/28/EG een besluit is genomen. ".

Art.3. In artikel 6.1.16, § 1/2, derde lid, 2° van hetzelfde besluit worden de woorden " de werkelijke waarde " vervangen door de woorden " de feitelijke waarde ".

Art.4. In hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij besluit van 21 december 2012, wordt het opschrift van titel VIII vervangen door wat volgt :
  " Titel VIII. Erkenning van energiedeskundigen, opleidings- en exameninstellingen en de certificering van aannemers en installateurs ".

Art.5. Aan titel VIII van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van 27 april 2012, worden een hoofdstuk IV, dat bestaat uit artikel 8.4.1, en een hoofdstuk V, dat bestaat uit artikel 8.5.1, toegevoegd, die luiden als volgt :
  " HOOFDSTUK IV. - Opleidings- en exameninstellingen voor de certificering van aannemers en installateurs
  Art. 8.4.1. § 1. Om door het Vlaams Energieagentschap te worden erkend als opleidingsinstelling voor een of meer types van opleidingen die aanleiding kunnen geven tot certificaten van bekwaamheid, als vermeld in artikel 8.5.1, moet een instelling aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° beschikken over rechtspersoonlijkheid;
  2° beschikken over bevoegd onderwijzend personeel dat belast wordt met het theoretische en praktische onderricht en waarbij elk lid van het onderwijzend personeel zelf houder is van een geldig en toepasselijk getuigschrift, behaald in een ander opleidings- of exameninstelling dan waar het lid onderricht geeft of jureert;
  3° beschikken over de nodige faciliteiten en materialen om de opleiding te kunnen geven.
  § 2. Om door het Vlaams Energieagentschap te worden erkend als exameninstelling voor een of meer types van getuigschriften die aanleiding kunnen geven tot certificaten van bekwaamheid, als vermeld in artikel 8.5.1, moet een instelling aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° een examen organiseren over de gedoceerde materie;
  2° een examenjury samenstellen, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan :
  a) de jury bestaat uit minstens drie specialisten in de onderwezen vakken;
  b) minstens één jurylid is onafhankelijk van de instelling die het examen organiseert;
  3° beschikken over de nodige faciliteiten en materialen om het examen te kunnen aanbieden.
  § 3. De minister kan nadere regels bepalen betreffende de kwaliteitsvereisten of inhoud van de opleidingen en examens, vermeld in paragraaf 1 en 2.
  § 4. De aanvraag voor erkenning als opleidings- of exameninstelling wordt met een aangetekende zending ingediend bij het Vlaams Energieagentschap. Deze aanvraag bevat minstens de volgende gegevens :
  1° de gegevens van de aanvrager, namelijk de officiële naam, adres, telefoon- en telefaxnummer;
  2° in geval van aanvraag tot erkenning van een opleidingsinstelling het gedetailleerde programma van de lessen en een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop de opleidingen zullen worden georganiseerd;
  3° in geval van aanvraag tot erkenning van een exameninstelling het gedetailleerde programma van de examens en een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop de examens zullen worden georganiseerd;
  4° een beschrijving van de beschikbare faciliteiten en materialen.
  Het Vlaams Energieagentschap stelt via haar website een aanvraagformulier ter beschikking. De aanvrager is ertoe gehouden alle door het Vlaams Energieagentschap in het kader van haar onderzoek gevraagde aanvullende inlichtingen en documenten binnen de gestelde termijn te verstrekken.
  Het Vlaams Energieagentschap onderzoekt de aanvraag en doet bij besluit van het hoofd van het agentschap uitspraak over de aanvraag.
  § 5. Aan het Vlaams Energieagentschap worden alle opgevraagde inlichtingen betreffende de opleidingen en examens meegedeeld en worden alle opgevraagde documenten ter beschikking gesteld. Het Vlaams Energieagentschap mag steeds van rechtswege de opleidingen en de examens bijwonen of hiervoor een bevoegde persoon/organisatie aanduiden.
  § 6. Instructies vanwege het Vlaams Energieagentschap met betrekking tot de opleidingen en examens moeten opgevolgd worden.
  HOOFDSTUK V. - Certificering van aannemers en installateurs
  Art. 8.5.1. § 1. Om de kwaliteit te garanderen van aannemers en installateurs wordt er op vrijwillige basis respectievelijk een certificaat van bekwaamheid en een certificaat van bekwaamheid als aspirant ingevoerd voor de volgende categorieën van werken :
  1° de installatie van fotovoltaïsche zonne-energiesystemen tot maximaal 10 kW AC-vermogen van de omvormer, inclusief de integratie in en op dakbedekkingen;
  2° de installatie van thermische zonne-energiesystemen voor de productie van sanitair warm water, inclusief de integratie in en op dakbedekkingen, tot een thermisch vermogen van maximaal 50 kW;
  3° de installatie van thermische zonne-energiesystemen aangaande de gecombineerde productie van sanitair warm water en verwarming, inclusief de integratie in en op dakbedekkingen, tot een thermisch vermogen van maximaal 50kW;
  4° de installatie van een biomassakachel voor gedecentraliseerde verwarming, tot een thermisch vermogen van maximaal 100 kW;
  5° de installatie van een biomassaketel aangaande de productie van sanitair warm water of verwarming, tot een thermisch vermogen van maximaal 100 kW;
  6° de installatie van warmtepompen, met uitzondering van ondiepe geothermische systemen, als vermeld in 7°, tot een thermisch vermogen van maximaal 50 kW;
  7° de installatie van systemen voor de warmteterugwinning door ondiepe geothermische systemen, tot een thermisch vermogen van maximaal 50 kW, met dien verstande dat boringen zoals vermeld in artikel 6, 7°, van het VLAREL worden uitgevoerd door een erkend boorbedrijf.
  § 2. Het certificaat van bekwaamheid en het certificaat van bekwaamheid als aspirant, vermeld in paragraaf 1, mogen alleen worden uitgereikt door een organisatie die daartoe door de minister is gemachtigd.
  De certificaten die overeenkomstig de criteria van de richtlijn 2009/28/EG werden uitgevaardigd door een door een ander gewest of een andere Europese lidstaat daarvoor gemachtigde instantie, zijn gelijkwaardig aan een certificaat van bekwaamheid dat werd afgeleverd door de instantie, vermeld in het eerste lid.
  § 3. Het certificaat van bekwaamheid kan alleen op individuele basis worden toegekend aan een natuurlijke persoon. Om te worden gecertificeerd voldoet de aanvrager die het certificaat wil verkrijgen aan de volgende voorwaarden :
  1° voor die categorie de opleiding gevolgd hebben bij een door het Vlaams Energieagentschap erkende opleidingsinstelling;
  2° beschikken over een getuigschrift waaruit blijkt dat hij voor die categorie geslaagd is voor het examen, vermeld in artikel 8.4.1, § 2, 1°, en dat niet ouder is dan zes maanden;
  3° voor de categorie waarvoor de aanvraag tot het verkrijgen van het certificaat van bekwaamheid wordt gedaan, beschikken over minstens drie jaar relevante beroepservaring;
  4° wanneer toepasselijk, voldoen aan de voorwaarden van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten van het bouwvak en van de elektrotechniek, alsook van de algemene aanneming;
  5° voor de categorieën waar het koninklijk besluit, vermeld in 4°, geen voorwaarden stelt, voldoen aan de door de minister vastgestelde voorwaarden betreffende basisopleiding of beroepsopleiding voor een basisberoep.
  De minister kan nadere regels bepalen betreffende de inhoud van de beroepservaring, vermeld in het eerste lid, 3°.
  § 4. Het certificaat van bekwaamheid als aspirant kan alleen op individuele basis worden toegekend aan een natuurlijke persoon. Om te worden gecertificeerd voldoet de aanvrager die het certificaat wil bekomen aan de volgende voorwaarden :
  1° voor die categorie de opleiding gevolgd hebben bij een door het Vlaams Energieagentschap erkende opleidingsinstelling;
  2° beschikken over een getuigschrift waaruit blijkt dat hij voor die categorie geslaagd is voor het examen, vermeld in artikel 8.4.1, § 2, 1°, en dat niet ouder is dan zes maanden;
  3° wanneer toepasselijk, voldoen aan de voorwaarden van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten van het bouwvak en van de elektrotechniek, alsook van de algemene aanneming.
  4° voor de categorieën waar het koninklijk besluit, vermeld in 3°, geen voorwaarden stelt, voldoen aan de door de minister vastgestelde voorwaarden betreffende basisopleiding of beroepsopleiding voor een basisberoep.
  De natuurlijke persoon die een certificaat van bekwaamheid als aspirant heeft toegekend gekregen, kan een certificaat van bekwaamheid verkrijgen indien er binnen de geldigheidsperiode vermeld in paragraaf 7 voldaan is aan de voorwaarden vermeld in paragraaf 3.
  § 5. Om te mogen deelnemen aan het examen, vermeld in artikel 8.4.1, § 2, 1°, moet de kandidaat meer dan 60 % aanwezig zijn tijdens de verplichte opleidingsmodules.
  De minister kan bepalen welke opleidingsmodules in elk geval verplicht te volgen zijn.
  Om te slagen op het examen, vermeld in artikel 8.4.1, § 2, 1°, moet de kandidaat op elk deel van het examen een score van minstens 60 % halen, en mogen er geen zware fouten zijn gemaakt op de vereiste basiscompetenties, waarbij de fout aanleiding kan geven tot het niet correct of inefficiënt functioneren van de installatie of een risico inhoudt voor de installateur of de gebruiker.
  De erkende exameninstelling verstrekt de geslaagde kandidaat een getuigschrift.
  Kandidaten die niet voor het examen slagen, kunnen zich voor die categorie maar eenmaal opnieuw inschrijven voor een nieuw examen, op voorwaarde dat ze nog steeds voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 3 of 4. Kandidaten die niet slagen voor een deel van het examen, hebben de mogelijkheid enkel dit deel te hernemen. Als ze voor dat nieuwe examen niet slagen, kunnen ze pas opnieuw deelnemen aan een volgend examen nadat ze voor die categorie de opleiding, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, 1° of paragraaf 4, eerste lid, 1° opnieuw gevolgd hebben.
  § 6. De minister kan nadere regels bepalen betreffende de vorm en inhoud van het certificaat van bekwaamheid.
  § 7. Het certificaat van bekwaamheid is vijf jaar geldig. Om door de instantie, vermeld in paragraaf 2, met vijf jaar te worden verlengd, moet de aanvrager bewijzen dat hij voor het verstrijken van de geldigheid van het certificaat voldoende bijscholing heeft gevolgd. De minister kan nadere regels bepalen betreffende de inhoud van die bijscholing.
  Wanneer de aanvrager aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid voldoet, neemt de instantie, vermeld in paragraaf 2, binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van de aanvraag de beslissing tot verlenging. Wanneer die instantie binnen die termijn echter geen beslissing heeft genomen wordt het certificaat van bekwaamheid automatisch met vijf jaar verlengd. ".

Art.6. In hoofdstuk I, titel XI van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling I vervangen door wat volgt :
  " Afdeling I. - Controle op de gevolgde opleidingen van de energiedeskundigen type A, type B, type C, type D en de interne energiedeskundigen, op de erkende opleidings- en exameninstellingen en op de certificaten van bekwaamheid. ".

Art.7. Aan titel XI, hoofdstuk II van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van 27 april 2012, wordt een afdeling IV, die bestaat uit artikel 11.2.6, en een afdeling V, die bestaat uit artikel 11.2.7, toegevoegd, die luiden als volgt :
  " Afdeling IV. - Intrekking van de erkenning van een opleidings- en exameninstelling
  Art. 11.2.6. Het Vlaams Energieagentschap kan de erkenning van een opleidings- of exameninstelling, vermeld in artikel 8.4.1, intrekken in een van volgende gevallen :
  1° als de opleidings- of exameninstelling niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden;
  2° als de verplichtingen, vermeld in artikel 8.4.1 niet nagekomen worden.
  De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt met redenen omkleed en wordt slechts genomen nadat de organisator van de opleiding of het examen werd gehoord. De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt bij besluit van het hoofd van het Vlaams Energieagentschap vastgelegd.
  Afdeling V. - Intrekking van het certificaat van bekwaamheid en certificaat van bekwaamheid aspirant
  Art. 11.2.7. Wanneer het Vlaams Energieagentschap vaststelt dat het werk van een met toepassing van artikel 8.5.1 gecertificeerde aannemer of installateur van onvoldoende kwaliteit getuigt, of wanneer een gecertificeerde aannemer of installateur de voorwaarden van de certificering, vermeld in artikel 8.5.1, § 3 en § 4, niet naleeft, dan kan het agentschap het hem toegekende certificaat van bekwaamheid of certificaat van bekwaamheid als aspirant intrekken. Het Vlaams Energieagentschap kan in dit kader een beroep doen op externe expertise.
  Wanneer het Vlaams Energieagentschap het certificaat van bekwaamheid of het certificaat van bekwaamheid als aspirant heeft ingetrokken, kan die aannemer of installateur voor die categorie waarvoor zijn certificaat werd ingetrokken enkel een nieuw certificaat van bekwaamheid of certificaat van bekwaamheid als aspirant krijgen nadat hij de opleiding, vermeld in artikel 8.5.1, § 3, eerste lid, 1°, of § 4, eerste lid 1, 1° heeft gevolgd en geslaagd is voor het examen, vermeld in artikel 8.4.1, § 2, 1°. ".

Art.8. Artikel 12.3.1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 12.3.1. In afwijking van artikel 8.4.1, § 1, eerste lid, 2° moet het onderwijzend personeel van een erkende opleidingsinstelling pas vanaf 1 september 2014 beschikken over een geldig en toepasselijk getuigschrift, behaald in een andere erkende exameninstelling.
  Het onderwijzend personeel van een erkende opleidingsinstelling is niet verplicht te beschikken over een geldig en een toepasselijk getuigschrift indien :
  1° er in het Vlaamse Gewest geen andere exameninstellingen zijn die het examen voor die categorie aanbieden;
  2° het onderwijzend personeel enkel instaat voor het onderricht van een specifiek onderdeel van de opleiding.
  De minister kan nadere regels bepalen betreffende de inhoud van de specifieke onderdelen, vermeld in het tweede lid, 2°, waarvoor het onderwijzend personeel van een erkende opleidingsinstelling vrijgesteld is van de verplichting te beschikken over een geldig en een toepasselijk getuigschrift. ".

Art.9. In artikel 12.3.2, § 2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van 21 december 2012, wordt de zinsnede " voor het verstrijken van de termijn, vermeld, in § 1 " opgeheven.

Art.10. In hetzelfde besluit wordt een artikel 12.3.5 ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " Art. 12.3.5. In afwijking van artikel 8.5.1, § 3, eerste lid, 1° en § 4, eerste lid, 1° kan tot 1 september 2014 een kandidaat deelnemen aan het examen, vermeld in artikel 8.5.1, voor zover hij voor de relevante categorie beschikt over een getuigschrift van een gelijkwaardige opleiding gegeven door een andere opleidingsinstelling dan de opleidingsinstellingen, vermeld in artikel 8.4.1, § 1.
  De minister kan nadere regels bepalen betreffende welke types van opleiding als gelijkwaardig kunnen worden beschouwd. ".

Art.11. In Bijlage III/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van 21 december 2012, worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° aan punt 1.3.1 wordt volgende zin toegevoegd : " Bij vaststelling van de specifieke investeringskost wordt desgevallend systematisch toegekende investeringssteun, anders dan deze vermeld in 1.3.3, in mindering gebracht. ";
  2° de zinsnede " Deel van bruto elektriciteitsproductie dat niet in aanmerking komt voor groenestroomcertificaten " wordt telkens vervangen door " Deel van bruto elektriciteitsproductie dat niet in aanmerking komt voor groenestroomcertificaten, aanvaardbaar voor de certificatenverplichting ";
  3° in punt 1.5.2 wordt het symbool " êtath,ref " telkens vervangen door het symbool " êtath,ref,k " en wordt de zinsnede " Het thermisch referentierendement voor gescheiden opwekking van warmte zoals vastgelegd in art. 6.2.10 " vervangen door " Het thermisch referentierendement voor gescheiden opwekking van warmte zoals vastgelegd in artikel 6.2.10 voor de aangehouden primaire brandstof ";
  4° in de tabel onder punt 2 wordt tussen de vierde en de vijfde rij een rij ingevoegd met in de eerste kolom het symbool " êtath,ref,k ", in de tweede kolom de zinsnede " Het thermisch referentierendement voor gescheiden opwekking van warmte zoals vastgelegd in artikel 6.2.10 voor de aangehouden primaire brandstof " en in de derde kolom de vermelding van " [%] ";
  5° in de tabel onder punt 3 wordt in de rij met de vermelding " PWKC " het getal " 35 " telkens vervangen door het getal " 0,035 ".

Art.12. In Bijlage III/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van 21 december 2012, worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° aan punt 1.3.1 wordt volgende zin toegevoegd : " Bij vaststelling van de specifieke investeringskost wordt desgevallend systematisch toegekende investeringssteun, anders dan deze vermeld in 1.3.3, in mindering gebracht. ";
  2° in punt 1.5.2 wordt het symbool " êtath,ref " telkens vervangen door het symbool " êtath,ref,k " en wordt de zinsnede " Het thermisch referentierendement voor gescheiden opwekking van warmte zoals vastgelegd in art. 6.2.10 " vervangen door " Het thermisch referentierendement voor gescheiden opwekking van warmte zoals vastgelegd in artikel 6.2.10 voor de aangehouden primaire brandstof ";
  3° in de tabel onder punt 2 wordt tussen de vierde en de vijfde rij een rij ingevoegd na met in de eerste kolom het symbool " êtath,ref,k ", in de tweede kolom de zinsnede " Het thermisch referentierendement voor gescheiden opwekking van warmte zoals vastgelegd in artikel 6.2.10 voor de aangehouden primaire brandstof " en in de derde kolom de vermelding van " [%] ".

Art.13. In Bijlage III/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van 21 december 2012, worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° aan punt 1.3.1 wordt volgende zin toegevoegd : " Bij vaststelling van de specifieke investeringskost wordt desgevallend alle toegekende investeringssteun, anders dan deze vermeld in 1.3.3, in mindering gebracht. ";
  2° de zinsnede " Deel van bruto elektriciteitsproductie dat niet in aanmerking komt voor groenestroomcertificaten " wordt telkens vervangen door " Deel van bruto elektriciteitsproductie dat niet in aanmerking komt voor groenestroomcertificaten, aanvaardbaar voor de certificatenverplichting ";
  3° in punt 1.5.2 wordt het symbool " êtath,ref " telkens vervangen door het symbool " êtath,ref,k " en wordt de zinsnede " Het thermisch referentierendement voor gescheiden opwekking van warmte zoals vastgelegd in art. 6.2.10 " vervangen door " Het thermisch referentierendement voor gescheiden opwekking van warmte zoals vastgelegd in artikel 6.2.10 voor de aangehouden primaire brandstof ";
  4° in de tabel onder punt 2 wordt tussen de vierde en de vijfde rij een rij ingevoegd met in de eerste kolom het symbool " êtath,ref,k ", in de tweede kolom de zinsnede " Het thermisch referentierendement voor gescheiden opwekking van warmte zoals vastgelegd in artikel 6.2.10 voor de aangehouden primaire brandstof " en in de derde kolom de vermelding van " [%] ";
  5° in de tabel onder punt 3 wordt in de rij met de vermelding " PGSC " het getal " 93 " telkens vervangen door het getal " 0,093 ";
  6° in de tabel onder punt 3 wordt in de rij met de vermelding " PWKC " het getal " 35 " telkens vervangen door het getal " 0,035 ".

Art.14. In Bijlage III/4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van 21 december 2012, worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° aan punt 1.3.1 wordt volgende zin toegevoegd : " Hierbij wordt desgevallend alle toegekende investeringssteun, anders dan deze vermeld in 1.3.3, in mindering gebracht. ";
  2° in punt 1.6 wordt de zinsnede " Deel van bruto elektriciteitsproductie dat niet in aanmerking komt voor groenestroomcertificaten " vervangen door " Deel van bruto elektriciteitsproductie dat niet in aanmerking komt voor groenestroomcertificaten, aanvaardbaar voor de certificatenverplichting ";
  3° in punt 2 wordt de zinsnede " Deel van bruto groenestroomproductie dat niet in aanmerking komt voor groenestroomcertificaten " vervangen door " Deel van bruto elektriciteitsproductie dat niet in aanmerking komt voor groenestroomcertificaten, aanvaardbaar voor de certificatenverplichting ";
  4° in punt 1.5.2 wordt het symbool " êtath,ref " telkens vervangen door het symbool " êtath,ref,k " door en wordt de zinsnede " Het thermisch referentierendement voor gescheiden opwekking van warmte zoals vastgelegd in art. 6.2.10 " vervangen door " Het thermisch referentierendement voor gescheiden opwekking van warmte zoals vastgelegd in artikel 6.2.10 voor de aangehouden primaire brandstof ";
  5° in de tabel onder punt 2 wordt tussen de vijfde en de zesde rij een rij ingevoegd met in de eerste kolom het symbool " êtath,ref,k ", in de tweede kolom de zinsnede " Het thermisch referentierendement voor gescheiden opwekking van warmte zoals vastgelegd in artikel 6.2.10 voor de aangehouden primaire brandstof " en in de derde kolom de vermelding van " [%] ";
  6° in de tabel onder punt 3 wordt in de rij met de vermelding " PWKC " het getal " 35 " telkens vervangen door het getal " 0,035 ".

Art.15. Aan bijlage V van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij besluit van 28 september 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de titel van punt 12 wordt vervangen door " Maandelijkse elektriciteitsproductie van perceelsgebonden fotovoltaïsche zonne-energiesystemen en van gebouwgebonden warmtekrachtkoppeling ";
  2° punt 12.1.1 wordt vervangen door wat volgt :
  " 12.1.1. Principe
  De maandelijkse elektriciteitsproductie door een perceelsgebonden fotovoltaïsch zonne-energiesysteem wordt bepaald door de op het systeem invallende maandelijkse bezonning te vermenigvuldigen met het omzettingsrendement. Behoudens de bepaling van de opbrengst, is de rekenmethode vergelijkbaar met deze voor thermische zonne-energiesystemen. Wel is de impact van schaduwwerking groter. Van zodra verschillende delen van het PV-veld verschillende oriëntaties, hellingshoeken of beschaduwing hebben, dienen ze als verschillende systemen berekend te worden.
  Enkel fotovoltaïsche zonne-energiesystemen die volledig geplaatst zijn op het perceel waarop het beschouwde EPW- of EPU-volume zich bevindt, worden beschouwd. Andere systemen worden niet beschouwd.
  In geval van eengezinswoningen wordt de volledige productie van het systeem (of de systemen) toegekend aan het EPW-volume waarvoor het E-peil berekend wordt. In alle andere gevallen wordt de totale productie van alle systemen die op het gebouw bevestigd zijn, als volgt verdeeld : de fractie die aan een bepaald EPW- of EPU-volume toegekend wordt is gelijk aan de verhouding van het volume van het beschouwde EPW- of EPU-volume tot het totale volume van het gebouw met inbegrip van alle onverwarmde ruimten (bv. onverwarmde zolders, serres, kelders, ondergrondse parkeergarages,...). "

Art.16. Aan bijlage VI van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in punt 10.1 worden de woorden " fotovoltaïsche systemen op het gebouw " vervangen door de woorden " perceelsgebonden fotovoltaïsche systemen ";
  2° in punt 10.2 worden de woorden " fotovoltaïsche zonne-energiesystemen op het gebouw " vervangen door de woorden " perceelsgebonden fotovoltaïsche zonne-energiesystemen ".

Art.17. Bijlage V van hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

Art.18. Bijlage VI van hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.

Art.19. Dit besluit treedt in werking op een door de minister vast te stellen datum met uitzondering van artikel 1 tot en met 3, artikel 9 en de artikelen 11 tot en met 14 die in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, en artikel 15 en artikel 16 die in werking treden op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, en artikel 17 en artikel 18 die voor het eerst van toepassing zijn op dossiers waar de stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd of de melding wordt gedaan vanaf 1 januari 2014.

Art.20. De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

  Brussel, 19 juli 2013.
  De minister-president van de Vlaamse Regering,
  K. PEETERS
  De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie,
  F. VAN DEN BOSSCHE

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage V. - Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van woogebouwen.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 08-10-2013, p. 70114-70273)

Art. N2. Bijlage VI. - Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van kantoor- en schoolgebouwen.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 08-10-2013, p. 70274-70403)