Details





Titel:

28 NOVEMBER 2013. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot organisatie van de interne budgettaire en boekhoudkundige controle en audit en van de administratieve en begrotingscontrole(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-12-2013 en tekstbijwerking tot 19-09-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Interne budgettaire en boekhoudkundige controle
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 3-5
Afdeling 2. - Controle op de vastleggingen
Onderafdeling 1. - Budgettaire vastleggingen
Art. 6-12
Onderafdeling 2. - Juridische vastleggingen
Art. 13
Afdeling 3. - Controle op de vereffeningen
Art. 14-18
Afdeling 4. - Controle op de thesauriers en ontvangers
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 19-21
Onderafdeling 2. - Bepalingen betreffende het gedecentraliseerde financiële beheer, behoudens het beheer van de ontvangers-thesauriers van de begrotingsfondsen
Art. 22
Onderafdeling 3. - Bepalingen betreffende de controles op de ontvangers-thesauriers
Art. 23
Afdeling 5. - Bescherming van het erfgoed
Art. 24
Afdeling 6. - Controle op het beheer van leveringen en goedkope duurzame kleine goederen
Art. 25
HOOFDSTUK 3. - Interne budgettaire en boekhoudkundige audit
Art. 26-28
HOOFDSTUK 3/1. [1 - Uitgavenherzieningen ]1
Afdeling 1. [1 Algemene bepalingen en definities ]1
Art. 28/1
Afdeling 2. [1 Beginselen ]1
Art. 28/2
Afdeling 3. [1 - Instanties ]1
Art. 28/3, 28/4, 28/5, 28/6
Afdeling 4. [1 Einddocumenten ]1
Art. 28/7, 28/8
Afdeling 5. [1 Voorbereiding en selectie van de onderwerpen van de uitgavenherzieningen ]1
Art. 28/9
Afdeling 6. [1 Uitvoeren en opvolging van de uitgavenherzieningen ]1
Art. 28/10, 28/11
HOOFDSTUK 4. - Administratieve en begrotingscontrole
Afdeling 1. - Inleidende bepalingen
Art. 29
Afdeling 2. - Regering
Art. 30-32
Afdeling 3. - Minister van Begroting
Art. 33-34
Afdeling 4. - Minister van ambtenarenzaken
Art. 35
Afdeling 5. - Bepalingen die de afdelingen 3 en 4 gemeen zijn
Art. 36-37
Afdeling 6. - Inspecteurs van Financiën
Art. 38-43, 43/1, 44-50
HOOFDSTUK 5. - Geïntegreerde audit
Art. 51
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 52-54



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1996029058 





Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. De bepalingen van dit besluit zijn toepasselijk op de eenheid bepaald in artikel 3, eerste lid, van het decreet van 20 december 2011.

Art.2. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder :
  1° decreet van 20 december 2011 : decreet van 20 december 2011 houdende regeling van de begroting en de boekhouding van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap;
  2° besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012 : besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012 houdende verschillende maatregelen betreffende de uitvoering van de begroting en betreffende de begrotingsboekhouding en de algemene boekhouding;
  3° Minister van ambtenarenzaken : Minister bevoegd voor de ambtenarenzaken;
  4° Ministerie : Ministerie van de Franse Gemeenschap, dit zijn de diensten van algemeen bestuur van de Franse Gemeenschap,;
  5° dienst die rechtstreeks onder de Regering ressorteert : afzonderlijke dienst van het Ministerie, opgericht bij decreet of bij besluit van de Regering, rechtstreeks geplaatst onder het gezag van de Regering voor de uitoefening van specifieke opdrachten;
  6° diensten voor de begroting en de financiën : Algemene Directie Begroting en Financiën van het Ministerie - Algemene Dienst Begroting en Comptabiliteit, en Algemene Dienst Financiën;
  7° verantwoordelijke overheid : elke, hiërarchische of niet hiërarchische, overheid, die als opdracht heeft de boekhoudkundige, budgettaire, financiële of vermogensverrichtingen na te zien;
  8° personeelslid : personeelslid van de diensten van de Regering, ongeacht het juridische arbeidsverband waarmee het aan die diensten verbonden is;
  9° eenheid voor de controle op de vastleggingen : eenheid, bedoeld bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012, die, binnen de diensten voor de begroting en de financiën, belast wordt met de controle op de vastleggingen;
  10° eenheid voor de controle op de vereffeningen : eenheid, bedoeld bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012, die, binnen de diensten voor de begroting en de financiën, belast wordt met de controle op de vereffeningen;
  11° eenheid voor de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers : eenheid, bedoeld bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012, die, binnen de diensten voor de begroting en de financiën, belast wordt met de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers;
  12° eenheid voor de inspectie van de ontvangers-thesauriers : eenheid die, binnen de diensten voor de begroting en de financiën, wordt belast met de controle op de aanrekening van de ontvangsten en de rekeningen van de ontvangers-thesauriers;
  13° terugkerende uitgaven : uitgaven die onontbeerlijk zijn voor de werking van de diensten, waarvan de bedragen gedurende het begrotingsjaar opeisbaar zullen zijn, maar die voortvloeien ofwel uit verbintenissen waarvan de gevolgen zich over meerdere jaren uitstrekken en waarvan de aanrekening op het jaar van het ontstaan ervan een last zou teweegbrengen zonder economisch verband met dat jaar, ofwel uit verbintenissen waarvan het ontstaan moeilijk te bepalen valt of waarvan het bedrag niet bekend staat op het ogenblik van hun ontstaan;
  14° ESR : Europees systeem van nationale en regionale rekeningen, ingesteld door de Verordening (EG) nr. 2223/96 van 25 juni 1996.

HOOFDSTUK 2. - Interne budgettaire en boekhoudkundige controle
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.3. § 1. Het Ministerie stelt systemen in voor de opsporing, de evaluatie en de hiërarchische rangschikking van de risico's, en past die aan volgens de aard en de omvang van zijn verrichtingen. Het onderzoekt de risico's en het stelsel voor interne controle regelmatig opnieuw, om er de relevantie van ten opzichte van de activiteit en de omgeving na te kijken.
  De interne controle wordt georganiseerd om te voorkomen dat financiële risico's in handen van één zelfde personeelslid zouden worden geconcentreerd.
  De systemen voor het beheer en de procedures voor de interne controle bedoeld in artikel 6, § 3 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012 implementeren de risicobeheersing betreffende de conformiteit, de betrouwbaarheid en de integriteit van de begrotings- en financiële gegevens.
  § 2. De budgettaire en boekhoudkundige procedures worden schriftelijk beschreven en vastgesteld om een duidelijke, geformaliseerde en bijgewerkte documentatie op alle niveaus op te maken.
  § 3. Het informaticasysteem dat als drager dient voor de begroting en de boekhouding implementeert automatische controles en handbedieningen voor goedkeuring, waarvan voor de traceerbaarheid en de identificatie van de bedieners wordt gezorgd. Er worden nood- en bewaringsprocedures ingevoerd om de continuïteit en de integriteit van de opgenomen inlichtingen te waarborgen.
  § 4. De normen voor de interne controle die in de overheidssector op internationaal niveau erkend zijn, worden toegepast.

Art.4. Ieder personeelslid draagt, op grond van de opdrachten en de verantwoordelijkheden die hem worden opgelegd, bij tot de goede werking van het systeem voor interne controle.

Art.5. De eenheden voor de controle op de vastleggingen en de vereffeningen zijn onafhankelijk van de diensten die de gecontroleerde verrichtingen hebben voortgebracht. Ze brengen periodiek bij de verantwoordelijke overheid verslag uit over de afwijkingen die bij hun controleverrichtingen worden vastgesteld.

Afdeling 2. - Controle op de vastleggingen
Onderafdeling 1. - Budgettaire vastleggingen
Art.6.§ 1. Voorgelegd worden aan de eenheid voor de controle op de vastleggingen, met het oog op het bekomen van :
  1° een vastleggingsvisum, voordat daarvan kennis wordt gegeven, de uitgaven bedoeld in artikel 22, § 1, eerste lid, van het decreet van 20 december 2011, behalve wanneer de opdracht betrekking heeft op terugkerende uitgaven. Dat vastleggingsvisum wordt vermeerderd in het geval bedoeld in artikel 27, § 2, 1°, tweede lid van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012;
  2° een visum voor de vastlegging van de bedragen die gedurende het begrotingsjaar opeisbaar zijn, met inbegrip, in voorkomend geval, van de verhoging ervan, voorafgaand aan de uitvoering ervan, uitgezonderd voor deze die bedoeld zijn onder c) :
  de terugkerende uitgaven;
  de uitgaven bedoeld in artikel 22, § 3, van het decreet van 20 december 2011;
  de uitgaven die lager zijn dan [1 ...]1 8.500 euro btw niet inbegrepen die door een goedgekeurde factuur kunnen worden vastgesteld en waarvan het bedrag zal worden toevertrouwd aan de centraliserende thesaurier bedoeld in artikel 13 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012.
  Het visum is provisioneel wanneer het bedrag van de uitgaven niet nauwkeurig gekend is en het geraamd wordt met behulp van verantwoordingsstukken, die, in voorkomend geval, samen met het advies van de Inspectie van Financiën, worden overgelegd;
  3° een visum voor regulerende vastlegging, de uitgaven bedoeld in artikel 23, § 1, van het decreet van 20 december 2011.
  § 2. In het geval, onder de voorwaarden en op grond van de verantwoordingsstukken bedoeld in artikel 27, § 2, 1°, derde lid en vierde lid van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012, vermindert de eenheid voor de controle op de vastleggingen het vastleggingsvisum in verhouding tot het overschot.
  ----------
  (1)<BFG 2024-05-16/95, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 29-09-2024>

Art.7.Voor elke afzonderlijke uitgave wordt een vastleggingsvisum toegekend. Het kan echter globaal zijn voor verschillende uitgaven, wanneer, ofwel :
  1° dit door hun aard verantwoord is;
  2° hun aard gelijk is en de begunstigden in één enkel document opgesomd zijn;
  3° de identiteit van de begunstigden niet precies kan worden bepaald;
  4° het individuele bedrag van elke uitgave niet nauwkeurig kan worden bepaald;
  5° de identiteit van de begunstigden en het individuele bedrag van elke uitgave niet nauwkeurig kunnen worden bepaald.
  [1 6° de vereffening van de uitgaven, andere dan subsidies en individueel genomen, minder dan 8.500 euro exclusief btw bedraagt en betrekking heeft op uitgaven die verschuldigd zijn tijdens het begrotingsjaar van het visum; ]1
  [1 Een globale verbintenis is verplicht voor subsidies die voortvloeien uit dezelfde oproep tot project.]1
  ----------
  (1)<BFG 2024-05-16/95, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 29-09-2024>

Art.8.§ 1. Om een vastleggingsvisum te krijgen, deelt de ordonnateur de eenheid voor de controle op de vastleggingen, samen met verantwoordingsstukken, een aanvraag mee met vermelding van de volgende inlichtingen :
  1° het onderwerp van de te viseren akte;
  2° de datum van de te viseren akte en die van de goedkeuring ervan;
  3° in voorkomend geval, de gegevens betreffende de betrokken partijen, zoals de leverancier, de aannemer, de schuldeiser, de begunstigde of de gedecentraliseerde thesaurier;
  4° het bedrag van de in de overeenkomst vastgestelde uitgave, het toekenningsbesluit, het dispositief van de uitgavenbegroting, de normatieve bepalingen of elk ander gegeven, met inbegrip van een ramingsgegeven;
  5° het jaar, de organisatie-afdeling, het programma en het basisartikel van de uitgavenbegroting;
  6° de naam, de hoedanigheid en de ondertekening van de ordonnateur.
  In voorkomend geval, worden de bij de bepalingen van hoofdstuk 4 bedoelde voorafgaande instemmingen of adviezen gevoegd bij de verantwoordingsstukken.
  § 2. Om een visum voor regulerende vastlegging te krijgen, legt de ordonnateur aan de eenheid voor de controle op de vastleggingen de volgende gegevens voor :
  1° de stukken ter verantwoording van de vereffening van de uitgaven [1 en de kennisgeving bedoeld in het laatste lid van artikel 16, § 1]1, in voorkomend geval, de weigering van de geldigverklaring door de eenheid voor de controle op de vereffeningen wegens gebrek aan een voorafgaande vastlegging;
  2°[1 ...]1
  3° [1 ...]1
  ----------
  (1)<BFG 2024-05-16/95, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 29-09-2024>

Art.9. § 1. De eenheid voor de controle op de vastleggingen controleert inzonderheid :
  1° de juistheid van de gegevens inzake begrotingsaanrekening;
  2° in voorkomend geval, de overeenstemming tussen de vastlegging en de budgettaire machtigingen;
  3° in voorkomend geval, de begunstigde en het bedrag;
  4° de beschikbaarheid van de vastleggingskredieten;
  5° de overeenstemming tussen de uitgave en de wetten, decreten, besluiten, omzendbrieven, verordeningen, vonnissen en contracten, of de bepalingen van de artikelen 16, § 1, en 17 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012;
  6° de naleving van de procedures voor de administratieve en begrotingscontrole bedoeld in hoofdstuk 4;
  7° de regelmatigheid van de overgelegde verantwoordigingsstukken.
  § 2. De eenheid voor de controle op de vastleggingen wordt ertoe gemachtigd elke aanvraag om regulerende vastlegging te viseren, wanneer de vastleggingskredieten beschikbaar zijn op het overeenstemmende basisartikel van het lopende begrotingsjaar.

Art.10. Op het einde van haar onderzoek, deelt de eenheid voor de controle op de vastleggingen haar beslissing aan de ordonnateur mee.
  Ingeval het aangevraagde vastleggingsvisum wordt toegekend, wordt de ordonnateur op de hoogte gebracht van zijn nummer en zijn datum alsook van de budgettaire aanrekening van de uitgave ten laste van de vastleggingskredieten.
  Ingeval het aangevraagde vastleggingsvisum niet kan worden toegekend omdat de aanvraag niet volledig is, moet de ordonnateur de ontbrekende gegevens overleggen.
  Ingeval het aangevraagde vastleggingsvisum wordt afgewezen wegens onregelmatigheden met betrekking tot de aanvraag, wordt de ordonnateur op de hoogte gebracht van de met redenen omklede beslissing.

Art.11. Het rekeningenstelsel registreert op ononderbroken wijze gedurende één zelfde begrotingsjaar de toegekende visumnummers, waarbij een onderscheiding tussen de verschillende vastleggingstypen wordt verricht.

Art.12. Elke aanvraag om visum voor de vastlegging ten laste van de kredieten van een bepaald begrotingsjaar wordt uiterlijk voor 31 december van datzelfde jaar voorgelegd.
  Op de voordracht van de Minister van Begroting, bepaalt de Regering de datum waarop de aanvragen aan de diensten voor begroting en financiën moeten worden voorgelegd.

Onderafdeling 2. - Juridische vastleggingen
Art.13. De fasen voor de budgettaire en juridische vastlegging van één zelfde uitgave behoren tot de bevoegdheid van de ordonnateurs die, volgens de geldende regeling, gemachtigd worden tot de aanwending van de vastleggingskredieten ten laste waarvan de uitgave budgettair moet worden aangerekend.
  Het bedrag van de juridische vastlegging dat volgens de nadere regels van artikel 27, § 2, 1°, vierde lid van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012 wordt bevestigd, wordt op geschikte wijze in de boeken opgenomen.
  Een globale budgettaire vastlegging bedoeld in artikel 7 kan door verschillende individuele juridische vastleggingen worden bevestigd.
  De nazichtopdrachten bedoeld bij artikel 24, § 1, van het decreet van 20 december 2011 worden aan de eenheid voor de controle op de vastleggingen toevertrouwd.

Afdeling 3. - Controle op de vereffeningen
Art.14. Elke uitgave waarvan de betaling door de centraliserende thesaurier moet worden verricht, wordt door de ordonnateur aan de eenheid voor de controle op de vereffeningen voorgelegd, voor geldigverklaring en definitieve aanrekening ten laste van de vereffeningskredieten.

Art.15. Om de geldigverklaring van de vereffening te bekomen, deelt de ordonnateur aan de eenheid voor de controle op de vastleggingen de noodzakelijke gegevens mee, onder meer :
  1° het goedgekeurde verantwoordingsstuk, dat het bewijs levert van de verleende en goedgekeurde dienst;
  2° het nummer van het vastleggingsvisum of, bij gebreke daarvan, het nummer van de aanvraag erom;
  3° het jaar, de organisatie-afdeling, het programma en het basisartikel van de uitgavenbegroting;
  4° het te betalen saldo;
  5° de betrokken partij;
  6° het nummer van de financiële rekening die op naam van de begunstigde wordt geopend;
  7° de vervaltermijn van de betaling;
  8° de al dan niet gestructureerde mededeling;
  9° in voorkomend geval, de vermogenskenmerken van de uitgave.

Art.16.§ 1. De eenheid voor de controle op de vereffeningen controleert inzonderheid :
  1° de voorafgaande vastlegging van de uitgave;
  2° de juiste verbinding van de vastgestelde rechten aan het begrotingsjaar;
  3° de juistheid van de gegevens inzake budgettaire aanrekening;
  4° de beschikbaarheid van het vereffeningskrediet;
  5° de regelmatigheid van de verantwoordingsstukken;
  6° de naam, de hoedanigheid en de ondertekening van de ordonnateur;
  7° de juistheid van de gegevens die noodzakelijk zijn voor de bevrijdende betaling;
  8° het al dan niet bestaan van een geschil in de zin van de artikelen 21 en 22 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012;
  9° de niet-betaling van hetzelfde bedrag op grond van hetzelfde verantwoordingsstuk aan dezelfde begunstigde en met dezelfde mededeling.
  [1 ...]1
  [1 De eenheid voor de controle op de vereffeningen stelt de verantwoordelijke overheid die hiërarchisch hoger is dan de ordonnateur die de vereffening heeft gevraagd, in kennis van het ontbreken van voorafgaande vastlegging, vermeld in het eerste lid, 1°. Zij stelt jaarlijks een verslag op over deze tekortkomingen en zendt dit toe aan de minister van begroting. De verantwoordelijke overheid die hiërarchisch hoger is dan de ordonnateur die de vereffening heeft gevraagd, stelt corrigerende maatregelen op over de interne controle en deelt deze mee op aanvraag van de Minister van Begroting.]1
  § 2. In het geval van voorschotten aan gedecentraliseerde thesauriers, wordt de controle bedoeld in paragraaf 1 verricht door de eenheid voor de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers.
  ----------
  (1)<BFG 2024-05-16/95, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 29-09-2024>

Art.17. De geldigverklaring van de vereffening wordt gedateerd en in de comptabiliteit verbonden aan het vastleggingsvisum waarvan ze de verbintenissen aanzuivert.
  Wanneer de geldigverklaring van de vereffening wordt geweigerd wegens onregelmatigheden, wordt de ordonnateur op de hoogte daarvan gebracht.
  Als er geen voorafgaande vastlegging van de uitgave bedoeld in artikel 16, § 1, 1°, is, moet de ordonnateur een regulerende vastlegging aanvragen overeenkomstig artikel 6, § 1, 3°, en zijn dossier opnieuw voorleggen, voorzien van het visum voor de regulerende vastlegging.

Art.18. De uitgaven in verband met een bepaald begrotingsjaar moeten geldig worden verklaard door de eenheid voor de controle op de vereffeningen en worden aangerekend ten laste van de kredieten uiterlijk op 31 januari van het daarop volgende jaar, met uitzondering van de voorschotten aan de gedecentraliseerde thesauriers, die moeten worden vereffend en aangerekend voor 31 december van het bepaalde begrotingsjaar.

Afdeling 4. - Controle op de thesauriers en ontvangers
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.19. Bij toepassing van artikel 38, § 3, van het decreet van 20 december 2011 moet het geldomzetsysteem van het Ministerie zodanig worden geconfigureerd dat het alle verrichtingen chronologisch traceert en acties implementeert die fraudes en dubbele betalingen voorkomen.

Art.20. § 1. Het Ministerie stelt procedures voor een interne controle in die tot doel hebben te waarborgen dat de thesauriers en de ontvangers hun opdrachten uitvoeren overeenkomstig de akte van hun aanwijzing en de voorschriften van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012.
  § 2. Wanneer, naar aanleiding van de controle op de regelmatigheid van de verrichtingen van de thesauriers en de ontvangers, of afgezien daarvan, indicatoren op een risico van slecht beheer wijzen, kan een verantwoordelijke overheid een specifieke controle uitvoeren die op stukken wordt gebaseerd of, in voorkomend geval, ter plaatse. Als gewone fouten worden vastgesteld die kunnen worden gecorrigeerd, wordt de thesaurier of de ontvanger verzocht die correcties uit te voeren.

Art.21. § 1. De verantwoordelijke overheid zorgt ervoor dat iedere thesaurier en iedere ontvanger hun beheersrekeningen afleggen in de gevallen en termijnen en volgens de nadere regels die bij artikel 39 van het decreet van 20 december 2011 worden opgelegd.
  § 2. Voordat de rekeningen aan het Rekenhof worden overgezonden, controleert de verantwoordelijke overheid de vorm en de volledigheid van de rekening alsook de aritmetische verrichtingen ervan en de overeenstemming tussen haar boekingen en de saldi van de financiële rekening die open staat op naam van de thesaurier of de ontvanger.
  § 3. Wanneer de rekening van de thesaurier een tekort vertoont, wordt hij door de verantwoordelijke overheid verzocht dit te dekken. Zo niet, dan maakt ze een proces-verbaal op dat het bedrag van het tekort, de datum van het ontstaan ervan en de omstandigheden waarin het is ontstaan, vaststelt, en zendt die zonder verwijl over aan het Rekenhof, samen met de vermelding van het tekort.
  § 4. Wanneer het Rekenhof de debetrekening vaststelt, beslist de Minister van Begroting, met inachtneming van de toepasselijke bepalingen, of de ontvanger of de thesaurier vóór het Hof moeten worden gedagvaard om het debet terug te betalen. Als er echter een tekort is, wordt dit zonder verwijl ten laste gelegd van het krediet bedoeld bij artikel 40 van het decreet van 20 december 2011, om de debetrekening te stijven.

Onderafdeling 2. - Bepalingen betreffende het gedecentraliseerde financiële beheer, behoudens het beheer van de ontvangers-thesauriers van de begrotingsfondsen
Art.22.§ 1. Onverminderd de regeling betreffende de ministeriële kabinetten en overeenkomstig de bepalingen van artikel 19 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012, wordt de eenheid voor de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers inzonderheid ermee belast :
  1° [1 ...]1
  2° [1 ...]1
  3° zich ervan te vergewissen dat de niet aangewende saldi van het geld dat gedurende het begrotingsjaar wordt ontvangen, correct wordt teruggestort aan de centraliserende thesaurier uiterlijk op 15 februari van het volgende jaar.
  Als het voorschot wordt aangerekend op een basisartikel, dat wordt gecodificeerd met verwijzing naar hoofdgroep 7 van de economische classificatie, vergewist de eenheid voor de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers zich bovendien ervan dat, voor elke vermogensuitgave, het nummer van de rekening van algemene comptabiliteit of elke andere vermelding waardoor ze in de activa van de balans kan worden geboekt, in de tussenrekening en op de verantwoordingsstukken voorkomt.
  § 2. Er worden controles uitgevoerd door de eenheid voor de inspectie van de gedecentraliseerde thesauriers om na te kijken of de bepalingen van artikel 18 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012 worden nageleefd. De controles hebben inzonderheid betrekking op :
  1° de naleving van de perken van elk voorschot;
  2° in voorkomend geval, de kasverrichtingen;
  3° de hoedanigheid van de gedelegeerde ordonnateur;
  4° de hoedanigheid van de oorspronkelijke schuldeiser van de personen die het voordeel van de betalingen genieten;
  5° de boekingen betreffende de betalingen die in januari werden verricht;
  6° de regelmatigheid en de wettelijkheid van de uitgave.
  § 3. [2 De verantwoordingsstukken worden door de functionele diensten gecentraliseerd en gearchiveerd. Ze worden ter beschikking gesteld van de "Unité de l'Inspection des Trésoriers Décentralisés" (Eenheid voor de Inspectie van de Gedecentraliseerde Thesauriers), om ze in staat te stellen haar controle uit te voeren en, in voorkomend geval, voor de eventuele regularisatie van de boekingen in de algemene comptabiliteit en voor het opnemen van de vermogensuitgaven in de activa van de balans. Ze worden eveneens ter beschikking gesteld van de Inspectie van Financiën.]2
  ----------
  (1)<BFG 2017-07-05/06, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 24-07-2017>
  (2)<BFG 2017-07-05/06, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 24-07-2017>

Onderafdeling 3. - Bepalingen betreffende de controles op de ontvangers-thesauriers
Art.23. Er worden controles door de eenheid voor de inspectie van de ontvangers-thesauriers uitgevoerd :
  1° voor de naleving van de bepalingen van de artikelen 8 en 10 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012.
  De controles hebben inzonderheid betrekking op :
  de invordering en de inning van de ontvangsten waarvan de rechten door de ordonnateur werden vastgesteld;
  de aanrekening van het recht op het gepaste ontvangstartikel;
  de hoedanigheid van de gedelegeerde ordonnateur;
  de overeenstemming van de overdrachten en saldi over verschillende begrotingsjaren.
  2° voor de naleving van de bepalingen van artikel 16, § 2, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2012.
  De controles hebben betrekking op :
  de overeenstemming tussen de betaalde uitgaven en de machtigingen die bij decreet werden toegekend;
  de vaststelling van de ontvangsten en uitgaven op het vlak van de vastgestelde rechten, volgens hun aard en de economische classificatie.
  De eenheid voor de inspectie van de ontvangers-thesauriers oefent haar controle uit op de correcte toepassing van artikel 56, § 1, van het decreet van 20 december 2011.

Afdeling 5. - Bescherming van het erfgoed
Art.24. Overeenkomstig artikel 46, tweede lid, 7° van het decreet van 20 december 2011, stelt het Ministerie gepaste stelsels in om zijn vermogen te beschermen tegen waardeverliezen, diefstallen, misbruik bij aanwendingen en schaden.
  Een streepjescode of elke andere gelijkaardige techniek wordt aangebracht op de roerende goederen die in de activa van de balans worden opgenomen met het oog op hun traceerbaarheid in de tijd. De gegevens stemmen overeenstemmen met deze die ingeschreven waren bij de opname in de inventaris bedoeld in artikel 34 van het decreet van 20 december 2011.

Afdeling 6. - Controle op het beheer van leveringen en goedkope duurzame kleine goederen
Art.25.Overeenkomstig artikel 46, tweede lid, 9°, van het decreet van 20 december 2011, neemt gepaste interne controlemaatregelen om :
  1° elke fraude bij het beheer van de voorzieningen en leveringen;
  2° elke beschadiging;
  3° elk diefstal te vermijden.
  Het Ministerie verricht een correcte raming van zijn behoeften inzake goedkope duurzame kleine goederen en zijn leveringen. Het zorgt voor de materiële veiligheid van zijn stocks alsook voor het permanente beheer ervan, door inzonderheid de ingaande en uitgaande goederen te registreren, hun locatie alsook, in voorkomend geval, hun eindbestemming.
  De goedkope duurzame kleine goederen die rechtstreeks ten laste worden gelegd van de resultatenrekening van de algemene comptabiliteit overeenkomstig de ESR-regels worden opgenomen in de materiële inventaris. De gebruikers zijn daar verantwoordelijk voor en verbinden zich ertoe op de eerste aanvraag van de verantwoordelijke overheid die terug te geven.

HOOFDSTUK 3. - Interne budgettaire en boekhoudkundige audit
Art.26. Met toepassing van artikel 47 van het decreet van 20 december 2011, wordt de directie audit van het Ministerie belast met de budgettaire en boekhoudkundige audits van het Ministerie en de diensten zoals respectief bepaald in artikel 2, 4° en 5°.

Art.27. Onverminderd andere opdrachten die aan het auditcomité werden toevertrouwd, neemt dat auditcomité in zijn auditbeleid van het Ministerie en van de diensten bedoeld bij artikel 26 auditactiviteiten op betreffende de uitvoering van de begroting en de boekhouding en de financiële verrichtingen in verband daarmee, rekening houdend met de raming van de risico's bedoeld in artikel 3, § 1. Op diezelfde gebieden, kan de Minister van Begroting het auditcomité een specifieke vraag voorleggen waarvan hij het doel, de aard en het onderzoeksgebied vaststelt.
  In het kader van de auditactiviteiten bedoeld bij het eerste lid, en onverminderd de toepasselijke wets- of verordeningsbepalingen, wordt het auditcomité ermee belast :
  1° de interne auditopdrachten te programmeren en de uitvoering ervan door interne auditoren te coördineren;
  2° zich te vergewissen van het opvolgen van de acties die werden beslist op het einde van de interne auditopdrachten bedoeld in 1° ;
  3° de gepastheid, doeltreffendheid en kwaliteit van de interne begrotings- en boekhoudkundige controle die binnen het Ministerie werd ingesteld, te evalueren, en aanbevelingen te doen;
  4° de methoden en de instrumenten die door de interne auditoren zullen worden toegepast, goed te keuren, en te zorgen voor de verspreiding van de goede praktijken inzake interne budgettaire en boekhoudkundige audit en controle binnen het Ministerie.

Art.28. De interne auditoren oefenen hun opdrachten uit in overeenstemming met de beroepsnormen voor de interne audit en het charter van interne audit van het Ministerie.
  Krachtens het principe van de scheiding van de operationele functies en de controlefuncties, kunnen de ordonnateurs, thesauriers of ontvangers niet deelnemen aan de auditopdrachten in de diensten waarin ze hun ambt uitoefenen.

HOOFDSTUK 3/1. [1 - Uitgavenherzieningen ]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 Algemene bepalingen en definities ]1   ----------   (1)
Art. 28/1.[1 De uitgavenherzieningen zijn herzieningen zoals bepaald in artikel 2, 26°, van het decreet van 20 december 2011 en artikel 50/1 van het decreet van 4 februari 2021.
   In de artikelen 28/2 tot 28/11 wordt met "entiteiten" bedoeld de Diensten van de Regering, de Administratieve Diensten met een autonome boekhouding en de Openbare Bestuursinstellingen van type 1 en 2, d.w.z. alle entiteiten die vallen onder het toepassingsgebied van artikelen 47/1 en 70, laatst lid, van het decreet van 20 december 2011 en artikel 50/1 van het decreet van 4 februari 2021.
   In artikelen 28/2 tot 28/11 wordt verstaan onder "Cel uitgavenherziening" de in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 januari 2023 betreffende de oprichting van een Cel uitgavenherziening binnen de Algemene Directie Begroting en Financiën van het Ministerie van de Franse Gemeenschap bedoelde Cel.
   In artikelen 28/2 tot 28/11 wordt onder "bestek" verstaan: het door de Regering goedgekeurde document waarin de specifieke reikwijdte en de doelstellingen van de uit te voeren uitgavenherziening worden beschreven.
   In artikelen 28/2 tot 28/11 verwijst "WG" naar de werkgroep(en) die verantwoordelijk is (zijn) voor het uitvoeren van analyses en het formuleren van opties voor verbetering in overeenstemming met de uitgavenherziening-doelstellingen die in het bestek zijn beschreven, en voor het opstellen van een tussentijds en eindverslag over de uitgavenherziening.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2024-05-16/95, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 29-09-2024>

Afdeling 2. [1 Beginselen ]1   ----------   (1)
Art. 28/2. [1 De volgende beginselen worden toegepast bij het maken van een uitgavenherziening:
   1° de uitgavenherzieningen worden, op enkele uitzonderingen na, uitgevoerd over een periode van maximaal 11 maanden, in lijn met de begrotingscyclus, om de Regering en het Parlement te voorzien van relevante informatie voor het opstellen van de begroting;
   2° werken in het kader van de uitgavenherzieningen worden onafhankelijk uitgevoerd op entiteitsniveau in overeenstemming met het bestek;
   3° een voortdurende ontwikkeling van expertise is ingesteld om uitgavenherzieningen uit te voeren;
   4° de leden van de Regering en de leidende ambtenaren zien erop toe dat de diensten die onder hun bevoegdheid vallen constructief meewerken aan de uitgavenherzieningen en de WG toegang verlenen tot de informatie en gegevens die nodig zijn voor de uitgavenherzieningen;
   5° de werken rond de uitgavenherzieningen worden uitgevoerd met inachtneming van de vertrouwelijkheidsregels. Vertrouwelijke informatie die door een van de bij het uitgavenherziening-proces betrokken instanties wordt doorgegeven, mag niet worden gedeeld met personen of diensten buiten de uitgavenherzieningen of worden opgenomen in het tussentijds of eindverslag van die uitgavenherziening, tenzij de persoon die de informatie heeft gedeeld daarmee instemt. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2024-05-16/95, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 3. [1 - Instanties ]1   ----------   (1)
Art. 28/3. [1 De Cel uitgavenherziening heeft als opdracht het uitgavenherzieningen-systeem operationeel te maken en te optimaliseren in nauwe samenwerking met de entiteiten en de Regering in het kader van dit besluit. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2024-05-16/95, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 28/4. [1 § 1. Een Sturingscomité (hierna "COPIL" genoemd) wordt permanent opgericht voor alle uitgavenherzieningen. Op basis van de inhoud van de door de Regering goedgekeurde bestekken bestaan de opdrachten van het COPIL uit:
   1° het superviseren van het werk van de WG naarmate de analyses vorderen;
   2° het waarborgen van de kwaliteit van de door de WG gebruikte méthodologie;
   3° het controleren van de naleving van de bestekken en de geplande tijdschema's controleren.
   § 2 De controleopdracht van het COPIL wordt uitgeoefend zonder zich uit te spreken over de geschiktheid van de keuzes die binnen de WG worden gemaakt, op voorwaarde dat deze overeenstemmen met de bestekken.
   Het COPIL fungeert ook als beroepsinstantie in geval van moeilijkheden bij het uitvoeren van analyses door de WG.
   § 3 Het Sturingscomité is samengesteld uit de volgende leden:
   1° de Secretaris-Generaal van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, die het voorzit;
   2° een ambtenaar-generaal van de Algemene Directie Begroting en Financiën;
   3° de Directeur-Generaal van de Algemene Directie Coördinatie en Ondersteuning (DGCA) van het Secretariaat-Generaal, in zijn hoedanigheid van verantwoordelijke van de Pool Onderzoek;
   4° de vertegenwoordigers van de Minister-President, de Minister van Begroting, elke Vicepresident van de Regering en, in voorkomend geval, het Kabinet van de Toezichthoudende Ministers bevoegd voor het domein dat onderworpen is aan de uitgavenherziening;
   5° een ambtenaar-generaal per entiteit waarop een uitgavenherziening betrekking heeft;
   6° de Inspectie van Financiën en de Gemeenschappelijke Auditdienst nemen als waarnemers deel aan het COPIL;
   7° de Cel uitgavenherziening neemt het secretariaat waar.
   § 5 De voorzitter stelt bij het begin van zijn werkzaamheden het huishoudelijk reglement van het COPIL op.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2024-05-16/95, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 28/5. [1 § 1. Een Werkgroep (WG) wordt aangesteld voor elk project van uitgavenherziening.
   § 2. Elke WG is samengesteld uit de volgende leden:
   1° een voorzitter;
   2° vertegenwoordigers van de entiteiten die betrokken zijn bij de uitgavenherziening;
   3° één of twee vertegenwoordiger(s) van de Cel uitgavenherziening.
   De samenstelling van de WG wordt goedgekeurd door de Regering, op voorstel van het COPIL.
   De WG kan met instemming van het COPIL worden aangevuld met een of meer externe deskundigen. De kosten van eventuele externe expertise in verband met de uitgavenherziening komen ten laste van de in de begroting opgenomen werkingskredieten voor de uitgavenherzieningen.
   § 3. Noch de voorzitter, noch de leden kunnen een veto uitspreken over de opties voor verbetering die in het eindverslag zijn opgenomen.
   § 4. Het secretariaat van elke WG wordt aangewezen door de voorzitter. Bij ontstentenis van een beslissing wordt het secretariaat gezamenlijk gevoerd door de leden die behoren tot de aan de uitgavenherziening deelnemende entiteiten en de Cel uitgavenherziening. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2024-05-16/95, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 28/6. [1 § 1. Het voorzitterschap van elke WG wordt toevertrouwd aan een persoon met kennis van het voorwerp van de uitgavenherziening en van de betrokken entiteit, en met een zekere autoriteit. Het voorzitterschap mag niet worden toevertrouwd aan een lid van een ministerieel kabinet, noch aan een persoon die zich in een belangenconflict zou kunnen bevinden.
   De voorzitter wordt benoemd door het COPIL tijdens de gezamenlijke startvergadering van het COPIL en de WG of, als er geen consensus is binnen het COPIL, door de Regering.
   § 2. De voorzitter stelt het huishoudelijk reglement van de WG op bij het begin van de werkzaamheden.
   § 3. Indien de voorzitter van de WG een persoon is van buiten de FWB, kan de Minister van Begroting beslissen hem een vergoeding toe te kennen ter waarde van 250 per vergadering, met een maximum van 3.000 per uitgavenherziening.
   De in dit artikel vermelde bedragen zijn onderworpen aan de gezondheidsindex van juni 2023 (127,09) en volgen de evolutie van deze gezondheidsindex, overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. De maand waarin het eindverslag wordt ingediend bij het COPIL is de referentiemaand voor de indexering.
   De vergoedingen mogen alleen worden betaald als de voorzitter ten minste 80% van de vergaderingen van het WG heeft bijgewoond waarvoor hij tot voorzitter is benoemd tijdens het kalenderjaar waarop de vergoeding betrekking heeft. De bovengenoemde regel is niet van toepassing als de afwezigheid te wijten is aan overmacht of een gewettigde verhindering.
   § 4 Bij afwezigheid van de voorzitter en bij ontstentenis van een beslissing van het COPIL over een vervanger, zit het secretariaat de WG voor. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2024-05-16/95, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 4. [1 Einddocumenten ]1   ----------   (1)
Art. 28/7. [1 Het bestek beschrijft de specifieke reikwijdte en de doelstellingen van de uit te voeren uitgavenherziening.
   Het bestek bevat ten minste de volgende informatie:
   1° het toepassingsgebied;
   2° de reden van de uitgavenherziening;
   3° de doelstelling van de uitgavenherziening;
   4° de specifieke onderzoeksvragen;
   5° een indicatie over de te ontwikkelen beleidsopties;
   6° een begrotingstabel over het thema van de uitgavenherziening.
   De bestekken worden door de Minister van Begroting opgenomen in de begrotingsdocumenten die bij de indiening van de initiële begroting voor het volgende jaar bij het Parlement worden ingediend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2024-05-16/95, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 28/8. [1 Eindverslag
   De uitgavenherzieningen leiden tot een eindverslag. Dit eindverslag bevat ten minste de volgende elementen:
   1° de inleiding en het toepassingsgebied van de uitgavenherziening op basis van het bestek;
   2° de methodologie van de WG;
   3° een overzicht van de gebruikte gegevens en hoe het doelpubliek en de stakeholders werden betrokken;
   4° opties voor verbeteringen, met inbegrip van:
   a) een beschrijving van elke hervormingsoptie;
   b) een beschrijving van de verwachte (begrotings- en andere) gevolgen voor elke optie;
   c) een ontwerp van uitvoeringsplan voor elke hervormingsoptie, waarin met name de te ondernemen acties, de bij de uitvoering betrokken instanties, een raming van de duur en de fasen van de uitvoering, een beoordeling van de haalbaarheid van de uitvoering van de hervormingsopties, met inbegrip van de eenmalige kosten van de uitvoering, de risico's, de basisvoorwaarden en de domino-effecten worden vermeld;
   5° een conclusie en de lessen die kunnen worden getrokken uit de ondervonden problemen/obstakels en de punten voor vooruitgang/verbetering voor toekomstige uitgavenherzieningen.
   § 2 De Cel uitgavenherziening stelt een samenvattend document op van het eindverslag. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2024-05-16/95, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 5. [1 Voorbereiding en selectie van de onderwerpen van de uitgavenherzieningen ]1   ----------   (1)
Art. 28/9. [1 § 1 In het kader van de begrotingsomzendbrief voor de opmaak van de initiële begrotingen verzoekt de Regering de entiteiten en nodigt ze de Inspectie van Financiën uit om voorstellen te doen voor uitgavenherziening-onderwerpen en legt ze een termijn vast voor het indienen van die voorstellen bij de Cel uitgavenherziening. De Regering kan ook andere instanties uitnodigen om voorstellen in te dienen.
   Binnen datzelfde kader bepaalt de Regering de richtlijnen voor het opstellen van de voorstellen voor uitgavenherzieningen en de eventuele procedures voor het indienen van de voorstellen.
   Elk voorstel voor een uitgavenherziening bevat minstens een titel voor het onderwerp, een korte beschrijving van de inhoud, de reden, de relevante budgettaire informatie en de voorgestelde samenstelling van de WG.
   § 2 De Cel uitgavenherziening controleert de conformiteit van de voorstellen op basis van de ontvankelijkheidscriteria die in de Omzendbrief worden vermeld. Indien nodig neemt de Cel zo snel mogelijk contact op met de entiteiten en de leden van het COPIL, met inbegrip van de waarnemende leden, om de voorstellen te verduidelijken en zich ervan te vergewissen dat het voorstel alle relevante informatie bevat.
   De voorstellen worden onderworpen aan een advies van het Directiecomité van het Ministerie van de Franse Gemeenschap (CODIR).
   § 3 Na het advies van het CODIR stuurt de voorzitter van het CODIR de voorstellen door naar de Minister-President en de Minister van Begroting. Op hun gezamenlijke voorstel selecteert de Regering de uitgavenherzieningen-projecten.
   § 4. De door de Regering goedgekeurde ontwerpen van uitgavenherzieningen worden meegedeeld aan de Voorzitter van het CODIR en aan de Cel uitgavenherziening zodat die in overleg met de entiteiten het definitieve ontwerp van bestek kan opstellen. Deze worden vervolgens door de Cel uitgavenherziening doorgestuurd aan de Minister-President en de Minister van Begroting zodat ze kunnen worden goedgekeurd door de Regering ten laatste op het ogenblik dat de Regering de initiële begroting voor het volgende jaar goedkeurt, en meegedeeld aan het Parlement overeenkomstig artikel 47/1 van het decreet van 20 december 2011.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2024-05-16/95, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 6. [1 Uitvoeren en opvolging van de uitgavenherzieningen ]1   ----------   (1)
Art. 28/10.[1 § 1. Zo snel mogelijk na de definitieve goedkeuring van het bestek roept de COPIL-voorzitter de COPIL-leden en de WG-leden samen voor de startvergadering van de uitgavenherziening.
   § 2. Op basis van de opdracht die wordt gedefinieerd in het bestek, indien nodig verduidelijkt door de leden van het COPIL, en volgens de termijnen bepaald door het COPIL op de startvergadering, stellen de WG een tussentijds verslag op, ten laatste voor de voorjaarsvakantie. Dit verslag bevat minstens:
   1° de werkmethode van de betrokken WG;
   2° een grondige beschrijving van het onderwerp van de uitgavenherziening;
   3° de eerste beoogde verbeteringsopties en hun impact;
   4° een overzicht van de beschikbare en de ontbrekende gegevens en eventuele problemen.
   Dit tussentijds verslag wordt besproken op een tussentijdse vergadering tussen het COPIL en de WG.
   Rekening houdend met eventuele instructies van het COPIL stellen de WG het in artikel 28/8 bedoelde eindverslag op.
   Dit eindverslag wordt besproken op een slotvergadering tussen het COPIL en de WG, uiterlijk in juli.
   Indien nodig vervolledigen of wijzigen de WG het eindverslag, rekening houdend met de instructies van het COPIL.
   Het eindverslag wordt opnieuw ter goedkeuring aan het COPIL voorgelegd.
   Ten laatste op 10 september van elk jaar stuurt de Cel uitgavenherziening de eindverslagen van de werkgroepen en de samenvatting van de eindverslagen naar de Minister-President, de Minister van Begroting en de Toezichthoudende Minister van het onderwerp dat aan de uitgavenherziening is voorgelegd. De Regering beslist over het gevolg dat aan de verbeteropties moet worden gegeven en deelt haar beslissing mee aan het Parlement. Deze beslissing en de samenvatting van het eindverslag worden opgenomen in de begrotingsdocumenten voor de initiële begroting van het volgende jaar.
   Ter uitvoering van deze beslissing stellen de betrokken entiteiten gedetailleerde uitvoeringsplannen op in overleg met hun Toezichthoudende Minister(s) en met de steun van de Cel uitgavenherziening.
   De Cel uitgavenherziening volgt de beslissingen rond de uitgavenherzieningen systematisch op aan de hand van de uitvoeringsplannen en in samenwerking met de betrokken entiteiten, om over de uitvoering ervan verslag uit te brengen aan de Minister van Begroting, de Minister-President, de betrokken Toezichthoudende Ministers en de voorzitter van het COPIL, en om aan het Parlement verslag uit te brengen over de stand van zaken, zoals bedoeld in artikel 47/1, derde lid, van het decreet van 20 december 2011.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2024-05-16/95, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 28/11. [1 De Minister van Begroting kan beslissen om een evaluatie achteraf van een uitgavenherziening door externe deskundigen uit te voeren. De evaluatie achteraf heeft alleen betrekking op het proces van de uitgavenherzieningen ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2024-05-16/95, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


HOOFDSTUK 4. - Administratieve en begrotingscontrole
Afdeling 1. - Inleidende bepalingen
Art.29. De administratieve en begrotingscontrole wordt uitgeoefend door de Regering, de Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken.
  Ze heeft betrekking op de ontwerpen van beslissing van de Regering alsook op die van de diensten van algemeen bestuur van de Franse Gemeenschap.
  De Regering, de Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken worden bijgestaan door de Inspecteurs van Financiën bedoeld in artikel 48, § 2, van het decreet van 20 december 2011.
  Dit besluit is niet van toepassing op de beslissingen waarop het decreet van 12 juli 1990 op de controle van de universitaire instellingen toepasselijk is.

Afdeling 2. - Regering
Art.30. De Regering beslist de maatregelen die onontbeerlijk zijn voor het opmaken van de begroting.
  De Minister van Begroting stelt de voorontwerpen van begrotingsdecreet en de regeringsamendementen op die ontwerpen op.
  De Regering keurt elk ontwerp van decreet of van regeringsamendement betreffende de begroting van de Franse Gemeenschap goed.
  De Regering beraadslaagt over elk ontwerp van decreet of organiek besluit van de Regering alsook over elke maatregel van verordeningsaard betreffende de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap behoren, waarvan de goedkeuring gevolgen zou kunnen hebben op ofwel de ontvangsten ofwel de uitgaven.

Art.31. De Regering oefent controle uit op de uitvoering van de begroting. Daartoe informeert de Minister van Begroting de Regering regelmatig over de budgettaire toestand en de vooruitzichten betreffende de uitvoering van de begroting.
  De Regering bepaalt haar stelling ten opzichte van de voorstellen van decreet en van de amendementen die op initiatief van het parlement worden ingediend en waarvan de goedkeuring gevolgen zou kunnen hebben op ofwel de ontvangsten ofwel de uitgaven.

Art.32. In dringende gevallen worden de bevoegdheden van de Regering bedoeld in artikel 30, eerste lid, alsook in artikel 31, tweede lid, en betreffende de voorstellen van decreet en de amendementen die op initiatief van de Regering en van het Parlement worden ingediend, door de Minister van Begroting uitgeoefend.

Afdeling 3. - Minister van Begroting
Art.33.§ 1. Aan de voorafgaande toestemming van de Minister van Begroting worden onderworpen, de voorontwerpen van decreet, de ontwerpen van besluit, omzendbrief of beslissing :
  1° waarvoor kredieten onvoldoende of onbestaande zijn;
  2° die rechtsreeks of onrechtstreeks gevolgen voor de ontvangsten kunnen hebben of nieuwe uitgaven kunnen veroorzaken;
  3° [1 ...]1
  4° die organieke regels betreffende de toekenning van subsidies uitvaardigen of wijzigen;
  5° die betrekking hebben op facultatieve subsidies [1 of de lancering van oproepen tot project ]1 van meer dan 25.000 euro die door een organiek decreet worden toegestaan of, bij ontstentenis daarvan, door een bijzondere bepaling die in de uitgavenbegroting voorkomt overeenkomstig artikel 8, § 4, 3° van het decreet van 20 december 2011, en waarvoor geen nominatieve inschrijving van de begunstigde in de tabel van de basisartikelen bedoeld in artikel 8, § 4, 6° van hetzelfde decreet wordt opgenomen.[1 Voor subsidies die een periode van meer dan 12 opeenvolgende maanden bestrijken, geldt de drempel van 25.000 euro voor het bedrag van de gemiddelde subsidie per boekjaar van de gesubsidieerde entiteit die de subsidie ontvangt;]1
  6° [1 die betrekking hebben op overheidsopdrachten voor diensten of leveringen waarvan de geraamde waarde hoger is dan of gelijk is aan 250.000 euro exclusief btw, of overheidsopdrachten voor werken waarvan de geraamde waarde hoger is dan of gelijk is aan 750.000 euro exclusief btw. Voor overheidsopdrachten die deze drempel bereiken, heeft het verzoek om toestemming betrekking op:
   1° de redenen voor de lancering van de overheidsopdracht, de keuze van de gunningsmethode en de documenten van de voorgenomen opdracht;
   2° het voorstel voor de gemotiveerde selectiebeslissing, indien van toepassing;
   3° het voorstel voor de gemotiveerde gunningsbeslissing op basis van het volledige gunningsdossier]1;
  7° [1 ...]1
  8°[1 ...]1
  9° die betrekking hebben op de toekenning van de waarborg van de Franse Gemeenschap.
  In afwijking van het eerste lid, [1 2°, 5° en 6° ]1, worden de uitgaven betreffende de schoolgebouwen niet onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de Minister van Begroting.
  [1 In afwijking van het eerste lid, 5°, kan de Minister van Begroting bij zijn goedkeuring van een beslissing tot lancering van een projectoproep de beslissing tot toekenning van subsidies die aan het einde van dezelfde projectoproep worden toegekend, vrijstellen van zijn goedkeuring.
   In afwijking van het eerste lid, 6°, kan de Minister van Begroting in zijn akkoord over de lancering van een overheidsopdracht de gunning van dezelfde overheidsopdracht vrijstellen van zijn goedkeuring.]1
  § 2. De Minister van Begroting geeft zijn toestemming binnen een termijn van tien dagen [1 vanaf de dag na ontvangst van een volledig dossier]1.
  Wanneer de toestemming van de Minister van Begroting echter vereist is voor de beraadslaging van de Regering, kan daarvan akte worden genomen, zonder verdere vorm, in de definitieve kennisgeving van de beslissing van de Regering.
  ----------
  (1)<BFG 2024-05-16/95, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 29-09-2024>

Art.34. De ontwerpen van beraadslaging van de Regering bedoeld in artikel 13 van het decreet van 20 december 2011 worden aan de Regering gezamenlijk door de Minister van Begroting en de functionele minister voorgelegd.

Afdeling 4. - Minister van ambtenarenzaken
Art.35. Aan de voorafgaande toestemming van de Minister van Ambtenarenzaken worden onderworpen, de voorontwerpen van decreet en de ontwerpen van besluit die tot doel hebben :
  1° de personeelsformaties vast te stellen of te wijzigen;
  2° de bezoldigingsregeling van het personeel en de weddeschalen van de graden vast te stellen of te wijzigen;
  3° de statutaire bepalingen van het personeel vast te stellen of te wijzigen.

Afdeling 5. - Bepalingen die de afdelingen 3 en 4 gemeen zijn
Art.36. Wanneer de voorontwerpen en ontwerpen bedoeld in de artikelen 33 en 35 de toestemming van de Minister van Begroting of van de Minister van Ambtenarenzaken niet hebben gekregen, kunnen ze aan de Regering door de betrokken minister worden voorgelegd.

Art.37. De Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken kunnen, elk afzonderlijk, voor bepaalde aangelegenheden, beslissen dat het gunstig advies van de Inspecteur van Financiën de vrijstelling van hun voorafgaande toestemming verleent.

Afdeling 6. - Inspecteurs van Financiën
Art.38. De inspecteurs van Financiën oefenen een ambt van budgettaire en financiële adviseur van de minister bij wie ze geaccrediteerd zijn.

Art.39. De inspecteurs van Financiën delen de minister bij wie ze geaccrediteerd zijn alle suggesties mee die de doeltreffendheid en de efficiëntie van de vastgelegde middelen kunnen verhogen, de werking van de diensten van het departement kunnen verbeteren en besparingen mogelijk maken.

Art.40. De inspecteurs van Financiën geven hun advies over alle vragen die hun worden voorgelegd door de minister bij wie ze geaccrediteerd zijn. Ze kunnen inzonderheid door hem worden belast met het instellen van onderzoeken bij openbare of privé-instellingen die door de Franse Gemeenschap worden gesubsidieerd.

Art.41. De inspecteurs van Financiën oefenen ook een controleopdracht uit in naam van de Ministers van Begroting en Ambtenarenzaken, en geven hun advies over alle vragen die hun door deze worden voorgelegd, met inbegrip, voor de Minister van Begroting, van de vragen in verband met de beleggingen en de leningen en uitleningen van de openbare administratieve instellingen die onder de Franse Gemeenschap ressorteren.

Art.42.Worden voor voorafgaand advies aan de inspecteur van Financiën voorgelegd :
  1° de voorontwerpen van decreet, de ontwerpen van besluit van de Regering en van ministerieel besluit, omzendbrief of beslissing die worden voorgelegd aan :
  de Regering, in het kader van de bevoegdheden bedoeld in afdeling 2;
  de Minister van Begroting of Ambtenarenzaken;
  2° de voorstellen waarvan de verwezenlijking rechtstreekse of onrechtstreekse gevolgen kan hebben op de uitgaven of op de ontvangsten van de Franse Gemeenschap, alsook deze die betrekking hebben op de administratieve organisatie van de diensten;
  3° de voorstellen in verband met de toekenning van de waarborg van de Franse Gemeenschap;
  4° de voorstellen die worden voorgedragen in het kader van het opmaken van begrotingen;
  5° [1 ...]1
  [1de lancering van oproepen tot projecten" ]1
  ----------
  (1)<BFG 2024-05-16/95, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 29-09-2024>

Art.43.In afwijking van de bepalingen van artikel 42, 2°, is het advies van de inspecteur van Financiën niet vereist voor :
  1° [1 de personeelsuitgaven, voor zover het gaat om de toepassing van het geldelijke statuut en het administratieve statuut, onverminderd artikel 43/1]1;
  2° opdrachten in België en in het buitenland;
  3° overheidsopdrachten voor de aanneming van werken, leveringen en diensten, voor zover de uitgaven niet hoger zijn dan 31.000 euro btw niet inbegrepen. [1 Voor overheidsopdrachten die deze drempel bereiken, wordt vooraf advies gevraagd aan de Inspecteur van Financiën over:
   1° de redenen voor de lancering van de overheidsopdracht, de keuze van de aanbestedingsmethode en de documenten van de voorgenomen opdracht;
   2° het voorstel voor een gemotiveerde selectiebeslissing, indien van toepassing;
   3° het voorstel voor een gemotiveerde gunningsbeslissing op basis van het volledige gunningsdossier.]1
  4° subsidies [1 en projectoproepen"]1 :
  die worden toegestaan overeenkomstig organieke regels die de voorwaarden voor de toekenning ervan, de begunstigde ervan en het bedrag ervan op een vaste en definitieve wijze vaststellen;
  andere, waarvan het bedrag lager is dan 6.000 euro;
  5° andere uitgaven die geregeld worden bij organieke regels die de voorwaarden voor de toekenning ervan, de begunstigde ervan en het bedrag ervan op een vaste en definitieve wijze vaststellen.
  [1 6° de uitgaven bedoeld in artikel 7, 6°, van dit besluit, voor zover het gecumuleerde bedrag van de begrotingsverplichtingen lager is dan 31.000 euro exclusief btw.]1
  [1 In onderling overleg tussen de betrokken minister en de Minister van Begroting kunnen de in de eerste en tweede leden bedoelde bedragen worden aangepast. In dat geval wordt een voorstel voor een Akkoordprotocol opgesteld waarin:
   1° de nagestreefde doelstellingen;
   2° de aard van de betrokken uitgaven;
   3° de BA's en/of programma's en/of organisatie-afdelingen van de begroting waartoe ze behoren;
   4° de nieuwe controledrempels waarboven het advies van de Inspectie van Financiën vereist is;
   5° de alternatieve risicobeheermethodes die moeten worden toegepast;
   6° de begeleidende en toezichtsmaatregelen;
   7° de geldigheidsduur van het protocol, die in elk geval voor een bepaalde duur moet zijn gedetailleerd worden uiteengezet.
   Het protocol wordt ondertekend door de functioneel bevoegde minister, de Minister van Begroting en de Inspecteur van Financiën. De leidend ambtenaar van de betrokken Administratie, Directie of Dienst moet eveneens ondertekenen. Het protocol kan pas in werking treden nadat het is meegedeeld aan de Regering en het Rekenhof.
   Het protocol kan te allen tijde door een van de ondertekenende partijen worden opgezegd.]1.
  [1 De Inspecteurs van Financiën behouden hun raadgevende bevoegdheid ten aanzien van het algemene gebruik van de kredieten met betrekking tot de in de eerste en tweede leden bedoelde uitgaven. De Inspecteurs van Financiën kunnen lijsten opvragen van de uitgaven die onder de in de eerste en tweede leden bedoelde drempelwaarden blijven, met het oog op een eventuele steekproefsgewijze controle achteraf. Dit geldt ook voor de in het derde lid bedoelde uitgaven.]1.
  ----------
  (1)<BFG 2024-05-16/95, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 29-09-2024>

Art. 43/1. [1 Aan de Inspecteurs van Financiën worden vooraf ter advies voorgelegd:
   1° de personeels- en actieplannen;
   2° de indiensttreding van statutaire personeelsleden en contractuelen. De individuele indiening van statutaire aanwervingen kan, mits akkoord van de bevoegde Inspecteur van Financiën, vervangen worden door een nominatieve lijst in uitvoering van een actieplan;
   3° andere personeelskosten, voor zover deze niet volledig gereglementeerd zijn.
   Deze punten kunnen het voorwerp uitmaken van een protocol bedoeld in artikel 43, tweede lid. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2024-05-16/95, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 29-09-2024>


Art.44. Bij de uitoefening van hun ambt, kijken de inspecteurs van Financiën na of de voorstellen bedoeld bij artikel 42 de beslissingen van de Regering en de ministeriële beslissingen naleven.

Art.45. Wanneer de betrokken minister zich niet kan schikken naar het ongunstig advies uitgebracht door een inspecteur van Financiën over één van de voorstellen bedoeld in artikel 42, 2° en 3°, maakt hij de zaak aanhangig bij de Regering, die zich over het voorstel moet uitspreken.

Art.46. De Minister van Begroting stelt de inspecteurs van Financiën ter beschikking van zijn collega's.
  In dringende gevallen kunnen deze de mededeling van het advies van de inspecteur van Financiën vragen binnen een termijn die ze bepalen.

Art.47. De inspecteurs van Financiën oefenen hun opdracht op stukken en ter plaatse uit. Ze hebben toegang tot alle dossiers en alle archieven van het departement en krijgen van de diensten alle inlichtingen die ze vragen.
  Onverminderd de bepalingen van het besluit betreffende de werking van de Regering, brengen de inspecteurs van Financiën hun advies uit binnen een termijn van tien werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van het volledige dossier. De termijn kan worden gebracht op twintig werkdagen op aanvraag van de Inspectie van Financiën. Als het advies niet binnen die termijn uitgebracht is, kan de betrokken minister het dossier aan de Minister van Begroting voorleggen.
  De inspecteurs van Financiën kunnen niet deelnemen aan de leiding of het beheer van de diensten van de minister bij wie ze geaccrediteerd zijn en geen bevel tot verhinderen of schorsen van verrichtingen geven.
  In dringende gevallen kunnen de ministers de mededeling van het advies van de inspecteur van Financiën vragen binnen een door hen te bepalen termijn.

Art.48. Wanneer een minister één van de voorstellen bedoeld bij dit besluit aan de Regering, de Minister van Begroting of aan de Minister van Ambtenarenzaken voorlegt, voegt hij er telkens het advies van de inspecteur van Financiën bij.

Art.49. Elk besluit vermeldt in zijn aanhef, met vermelding van de datum, het advies van de inspecteur van Financiën en de toestemming van de Regering of de Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken.
  Als artikel 37 wordt toegepast, vermeldt het de beslissing van de Minister van Begroting of van de Minister van Ambtenarenzaken.

Art.50. De toepassing van de bepalingen van hoofdstuk 4 doet geen afbreuk aan de bepalingen die door de Regering bij besluit worden genomen om haar werking te regelen.

HOOFDSTUK 5. - Geïntegreerde audit
Art.51. De Minister houdt een permanent dossier bij dat een algemene informatie inhoudt die wordt bijgewerkt en die nuttig is in het kader van audits. De verslagen betreffende een interne audit, een controle en een thematische audit van het Rekenhof worden erbij toegevoegd.
  Het permanente dossier wordt ter beschikking gehouden van het auditcomité en de interne auditoren, de interne controleurs bedoeld in hoofdstuk 2, het Rekenhof en de Inspectie van Financiën. Deze kunnen, onverminderd de bepalingen van artikel 49 van het decreet van 20 december 2011, in voorkomend geval, steunen op de conclusies en de aanbevelingen van hen onderling, en zorgen ervoor dat ze overleg plegen bij hun controles.

HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art.52. Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 11 december 1995 betreffende de administratieve en begrotingscontrole wordt opgeheven.

Art.53. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 54. De Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken worden belast met de uitvoering van dit besluit.