20 MAART 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 34 en 34bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
Art. 1-4
Artikel 1. In artikel 34 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 22 januari 2010, worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede lid worden de woorden " In het geval de bedoelde werkgever geen bijdragen verschuldigd was voor het overeenstemmende kwartaal van het vorige kalenderjaar, moet hij binnen de voormelde termijnen, bij wijze van voorschot op de bijdragen van het kwartaal, een som betalen van 421,42 euro per maand per tewerkgestelde werknemer. Deze som van 421,42 euro " vervangen door de woorden " In het geval de bedoelde werkgever geen bijdragen verschuldigd was voor het kwartaal K-4 en/of K-2, is hij gehouden een voorschot te storten van 450 euro, ten laatste de 5e van elke maand, vanaf de derde werknemer die hij tewerkstelt op het einde van de voorlaatste maand. Deze som van 450 euro ";
2° in het derde lid worden de woorden " 421,42 euro " vervangen door de woorden " 450 euro ";
Art.2. In artikel 34bis van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 22 januari 2010, worden in § 1, lid 1 de woorden " van de voorgaande maand en waarvoor de som van 421,42 euro " vervangen door de woorden " van de voorlaatste maand en voor dewelke de som van 450 euro ".
Art.3. Dit koninklijk besluit treedt in werking op 1 april 2013.
Art. 4. De minister bevoegd voor Sociale zaken en de minister bevoegd voor Werk zijn, elk wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 maart 2013.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Werk,
Mevr. M. DE CONINCK