Artikels:
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° gunstig of ongunstig : het respectievelijk afwezig of aanwezig zijn van antistoffen tegen het Aujeszkyvirus;
2° gE-negatief of gE-positief : het respectievelijk afwezig of aanwezig zijn, van antistoffen tegen het gE-glycoproteïne van het Aujeszkyvirus;
3° PCE : controle-eenheid van het Voedselagentschap;
4° categorie van varkens : de categorieën, zoals gedefinieerd onder punten 5 tot en met 8;
5° fokvarken :
a) een vrouwelijk varken (zeug), dat wordt gehouden voor de fokkerij, met name voor de productie van biggen, en als dusdanig te beschouwen vanaf de eerste worp, en
b) een mannelijk geslachtsrijp varken (beer) dat wordt ingezet voor de fokkerij;
6° opfokvarken :
a) een vrouwelijk varken (gelt), andere dan een big, dat wordt gehouden om op te kweken tot fokvarken en als dusdanig te beschouwen voor de eerste worp plaatsvindt, en
b) een mannelijk varken (jonge beer), andere dan een big, dat wordt gehouden om op te kweken tot fokvarken;
7° vleesvarken : varken, mannelijk of vrouwelijk, andere dan een big, dat wordt gehouden met als doel de productie van vlees;
8° big : varken, vanaf het moment van spenen en tot op het moment dat het zal worden gehouden als opfokvarken of als vleesvarken of tot op het moment dat het een gewicht van 25 kg bereikt;
9° capaciteit : het in SANITEL geregistreerde maximaal aantal varkens per categorie dat op een type varkensbedrijf wordt gehouden.
HOOFDSTUK 2. - Toekenning van het Aujeszkystatuut A4
Art.2. De verantwoordelijke van een varkensbeslag is verplicht om voor dit beslag het Aujeszkystatuut A4 te verwerven en te behouden volgens de modaliteiten bepaald in de artikelen 3 tot en met 8.
Art.3. Aan een varkensbeslag wordt het Aujeszkystatuut A4 toegekend indien een aannemingstest, zoals voorgeschreven in bijlage 1, uitgevoerd is en indien alle onderzoeken gunstig zijn.
Art.4. In afwijking van artikel 3, wordt aan een varkensbeslag dat nooit varkens heeft gehouden of geen varkens meer houdt, het Aujeszkystatuut A4 toegekend indien aan volgende voorwaarden wordt voldaan :
1° er werden nooit varkens in het bedrijf gehouden, of
2° er werden reeds eerder varkens in het bedrijf gehouden, en alle varkens werden afgevoerd. In dit geval, na het vertrek van alle varkens, werden alle stallen van het lege bedrijf grondig gereinigd en ontsmet met een toegelaten ontsmettingsmiddel. De PCE dient na het uitvoeren van deze werkzaamheden geïnformeerd te worden en kan een inspectie uitvoeren om de reiniging en de ontsmetting te controleren.
De varkens die aangevoerd worden, dienen het Aujeszkystatuut A4 te bezitten.
Art.5. In afwijking van artikel 3, wordt aan een varkensbeslag waar everzwijnen gehouden worden het Aujeszkystatuut A4 toegekend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan :
1° de everzwijnen van het beslag hebben de onder punt 2 voorgeschreven testen ondergaan, de andere varkens van het beslag hebben de in artikel 3 voorgeschreven testen ondergaan, en alle resultaten zijn gunstig;
2° gedurende een termijn van twaalf maanden vanaf de laatste test met een ongunstig resultaat werden alle everzwijnen die levend of dood het beslag hebben verlaten, serologisch onderzocht, ten belope van ten minste de helft van het aantal gehouden everzwijnen.
HOOFDSTUK 3. - Behoud van het Aujeszkystatuut A4
Art.6. § 1. Het Aujeszkystatuut A4 van een varkensbeslag blijft behouden indien de opvolgingstesten, zoals voorgeschreven in bijlage 2, uitgevoerd zijn en alle resultaten gunstig zijn.
§ 2. In afwijking van § 1, indien de opvolgingstest bij één varken een ongunstig resultaat oplevert, blijft het Aujeszkystatuut A4 toch behouden, op voorwaarde dat een bijkomend serologisch onderzoek wordt uitgevoerd bij 40 andere varkens of, indien er minder dan 40 varkens aanwezig zijn, bij alle in aanmerking komende varkens en alle resultaten van dit onderzoek gunstig zijn.
In afwachting van het resultaat van het bijkomend serologisch onderzoek wordt het Aujeszkystatuut A4 van het beslag opgeschort.
Art.7. In afwijking van artikel 6 dient er op een varkensbedrijf met een capaciteit van maximaal 3 vleesvarkens en waar behoudens slachtvarkens, geen varkens het beslag levend verlaten, geen opvolgingstest uitgevoerd te worden om het Aujeszkystatuut A4 te behouden.
Art.8. In afwijking van artikel 6 kan een varkensbeslag dat everzwijnen bevat het Aujeszkystatuut A4 behouden op volgende voorwaarden :
1° de everzwijnen van het beslag hebben de in punt 2 voorgeschreven testen ondergaan. De andere varkens van het beslag hebben de in bijlage 2 voorgeschreven opvolgingstesten ondergaan, en alle resultaten zijn gunstig;
2° per jaar dient minstens 50 procent van de everzwijnen die het beslag levend of dood verlaten bemonsterd te worden.
HOOFDSTUK 4. - Aujeszkystatuten in geval van vaccinatie
Art.9. Indien een vaccinatie tegen de ziekte van Aujeszky werd ingesteld in toepassing van het koninklijk besluit van 12 oktober 2010 betreffende de bestrijding van de ziekte van Aujeszky, is de verantwoordelijke van een varkensbeslag waar de varkens gevaccineerd werden, verplicht om het Aujeszkystatuut A3 te verwerven en te behouden voor zijn varkensbeslag volgens de modaliteiten bepaald in artikelen 10, 11 en 12.
Art.10. Aan een varkensbeslag wordt het Aujeszkystatuut A3 toegekend indien een aannemingstest, zoals voorgeschreven in bijlage 1, uitgevoerd is en indien alle resultaten gE-negatief zijn.
Art.11. § 1. Het Aujeszkystatuut A3 van een varkensbeslag blijft behouden indien de opvolgingstesten, zoals voorgeschreven in bijlage 2, worden uitgevoerd en indien alle resultaten gE-negatief zijn.
§ 2. In afwijking van § 1, indien de opvolgingstest bij één varken een gE-positief resultaat oplevert, blijft het Aujeszkystatuut A3 behouden, op voorwaarde dat een bijkomend serologisch onderzoek wordt uitgevoerd bij 40 andere varkens of, indien er minder dan 40 varkens aanwezig zijn, bij alle in aanmerking komende varkens en alle resultaten na dit onderzoek gunstig zijn.
In afwachting van het resultaat van het bijkomend serologisch onderzoek wordt het Aujeszkystatuut A3 van het beslag opgeschort.
Art.12. In afwijking van artikel 11 dient er op een varkensbedrijf met een capaciteit van maximaal 3 vleesvarkens en waar behoudens slachtvarkens, geen varkens het beslag levend verlaten geen opvolgingstest uitgevoerd te worden om het Aujeszkystatuut A3 te behouden.
Art.13. Aan het beslag dat minimum twaalf maanden het Aujeszkystatuut A3 bezit, wordt het Aujeszkystatuut A4 toegekend indien gedurende twaalf maanden niet gevaccineerd werd tegen de ziekte van Aujeszky. Tijdens deze periode van twaalf maanden mogen geen varkens aangevoerd zijn die gevaccineerd werden tegen de ziekte van Aujeszky.
HOOFDSTUK 5. - Diverse bepalingen
Art.14. De stalen, die verzameld worden in het kader van de opsporing van de ziekte van Aujeszky of voor het behalen of behoud van een Aujeszkystatuut en die een ongunstig of niet interpreteerbaar resultaat opleveren in een erkend laboratorium, moeten onderworpen worden aan een bevestigingstest in het CODA. Indien nodig dienen de varkens opnieuw bemonsterd te worden teneinde deze analyse te kunnen uitvoeren.
Art.15. Het Voedselagentschap kan bijkomende onderzoeken laten uitvoeren ter controle van de serologische status van de varkens.
Art.16. Het Voedselagentschap kan, volgens zijn instructies, de monsterneming nodig voor de opsporing van de ziekte van Aujeszky of voor het behoud van een Aujeszkystatuut toelaten in het slachthuis.
HOOFDSTUK 6. - Monitoring
Art.17. De onderzoeken om het Aujeszkystatuut A4-statuut van de beslagen te behouden, zoals beschreven onder hoofdstuk 3, vormen de basis voor de bewaking van de ziekte van Aujeszky. Indien nodig kunnen ook andere monsters genomen worden bij alle of bij een deel van de varkensbedrijven of in slachthuizen. Het aantal te nemen monsters, het tijdstip van de monterafnemingen, de keuze van de te bemonsteren varkensbedrijven en de aangeduide personen om de monterafnemingen uit te voeren, worden jaarlijks bepaald door het Voedselagentschap.
HOOFDSTUK 7. - Bioveiligheidsmaatregelen bij verdenking of bevestiging van de ziekte van Aujeszky
Art.18. Bij een verdenking of een uitbraak van de ziekte van Aujeszky in een varkensbeslag, moet de verantwoordelijke van het bedrijf, ter aanvulling van de maatregelen voorgeschreven in het koninklijk besluit van 12 oktober 2010 betreffende de bestrijding van de ziekte van Aujeszky, de volgende maatregelen toepassen :
1° de toegang tot de varkensstallen is verboden voor iedereen die geen deel uitmaakt van het bedrijf. De verantwoordelijke treft hiertoe de nodige maatregelen. Dit verbod is niet van toepassing op :
- het personeel nodig voor de werking van het bedrijf;
- de bedrijfsdierenarts;
- het personeel van het Voedselagentschap en de personen die werken in zijn opdracht;
- het personeel van andere bevoegde autoriteiten en de personen die werken in hun opdracht;
2° deze personen zijn verplicht in het daarvoor bestemde lokaal laarzen en kledij of een beschermende overall van het bedrijf of wegwerpkledij aan te trekken alvorens de varkensstal te betreden alsook de maatregelen te nemen die nodig zijn om het verspreiden van het Aujeszkyvirus tegen te gaan;
3° aan de ingang en de uitgang van de varkensstal moeten voetbaden met een toegelaten ontsmettingsmiddel staan. De verantwoordelijke moet daarbij de voorschriften van de gebruikshandleiding van het betrokken ontsmettingsmiddel volgen.
HOOFDSTUK 8. - Vergoedingen
Art.19.[1 Aan de erkende dierenarts wordt, ten laste van het Sanitair Fonds, een vergoeding toegekend per bloedname, voor zover deze worden uitgevoerd volgens de voorschriften van het FAVV.
De bedoelde handeling is hernomen in nummer 4 van de bijlage van het koninklijk besluit van 28 januari 2024 betreffende de vergoeding van de dierenartsen ten laste van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten.]1
----------
(1)<KB 2024-01-28/05, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.20.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten wordt aan het erkend laboratorium, ten laste van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, een vergoeding toegekend van [1 4,47 euro]1 per analyse, exclusief belasting op de toegevoegde waarde.
----------
(1)<VARIA 2021-10-12/02, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2021>
Art.21. Indien bij een bloedafname in het kader van dit besluit bemonsterde varkens sterven, wordt aan de eigenaar een vergoeding toegekend, ten laste van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten. De waarde van de varkens wordt berekend op basis van een vergoedingtabel waarvan de berekeningsprincipes goedgekeurd werden door de Minister na voorafgaand advies van de Raad van het Begrotingsfonds.
Art.22. De vergoedingen voorzien in dit besluit worden jaarlijks aangepast met een factor gebaseerd op de gezondheidsindex, met name het prijsindexcijfer dat berekend wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 ter vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, mits voorafgaand gunstig advies van de Raad van het Begrotingsfonds.
HOOFDSTUK 9. - Overgangs- en Slotbepalingen
Art.23. Het ministerieel besluit van 8 maart 1993 houdende maatregelen met het oog op de preventie en opsporing van de ziekte van Aujeszky, het ministerieel besluit van 21 april 1999 houdende voorwaarden betreffende het verwerven en behouden van de Aujeszky-statuten en het ministerieel besluit van 4 mei 1999 houdende maatregelen van controle op de uitvoering van de vaccinatie tegen de ziekte van Aujeszky worden opgeheven.
Art.24. Op het moment van in werking treden van dit besluit, behouden de varkensbeslagen hun Aujeszkystatuten verworven in toepassing van het ministerieel besluit van 21 april 1999 houdende voorwaarden betreffende het verwerven en behouden van de Aujeszky-statuten.
Art.25. De artikelen 10, 11 en 14 van het ministerieel besluit van 21 april 1999 houdende voorwaarden betreffende het verwerven en behouden van de Aujeszkystatuten, blijven van toepassing voor de prestaties die werden uitgevoerd voor de inwerkingtreding van dit besluit en waarvoor de schuldvorderingen of onkostenstaten werden ingediend na de inwerkingtreding van dit besluit.
Art.26. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. - De aannemingstest
1. Het aantal te nemen bloedstalen om te voldoen aan de aannemingstest :
A) Indien in het beslag fokvarkens gehouden worden en indien het aantal gehouden vleesvarkens en opfokvarkens niet meer dan 15 % van het aantal gehouden fokvarkens bedraagt, dienen enkel alle fokvarkens bemonsterd te worden.
B) Indien in het beslag fokvarkens gehouden worden en indien het aantal gehouden vleesvarkens en opfokvarkens meer dan 15 % van het aantal gehouden fokvarkens bedraagt, wordt het aantal te bemonsteren varkens als volgt bepaald :
- alle fokvarkens, en
- tegelijkertijd bijkomend het aantal vleesvarkens en opfokvarkens volgens het onderstaand schema :
Aantal vleesvarkens en opfokvarkens in het beslag | Aantal te bemonsteren vleesvarkens en opfokvarkens |
1 tot 80 | Alle met een maximum van 40 |
81 tot 150 | 50 |
meer dan 150 | 60 |
C) Indien in het beslag enkel vleesvarkens en/of opfokvarkens gehouden worden, wordt het aantal te bemonsteren vleesvarkens en opfokvarkens bepaald volgens het onderstaand schema :
Aantal vleesvarkens en opfokvarkens in het beslag | Aantal te bemonsteren vleesvarkens en opfokvarkens |
1 tot 80 | Alle met een maximum van 40 |
81 tot 150 | 50 |
151 tot 500 | 60 |
501 tot 1000 | 90 |
Meer dan 1000 | 150 |
2. De wijze van bemonsteren
De bloedstalen worden at random en gespreid over alle in aanmerking komende varkens van het beslag genomen, zowel wat betreft de plaats als de leeftijd van de varkens.
De bloedstalen dienen dezelfde dag genomen te worden. Indien evenwel alle in het beslag gehouden fokvarkens moeten bemonsterd worden, mag de staalname bij de fokvarkens echter gespreid worden over een termijn van 30 dagen.
De te bemonsteren vleesvarkens en opfokvarkens dienen ten minste 10 weken oud te zijn en ten minste sedert 1 maand in het beslag aanwezig te zijn. Indien in het beslag enkel biggen worden gehouden, dan mogen de bemonsterde dieren jonger zijn dan 10 weken.
Art. N2. Bijlage 2. - De opvolgingstest
Het aantal te nemen bloedstalen om te voldoen aan de opvolgingstest :
A) Indien in het beslag fokvarkens gehouden worden en indien het aantal gehouden vleesvarkens en opfokvarkens niet meer dan 15 % van het aantal gehouden fokvarkens bedraagt, wordt het aantal te bemonsteren fokvarkens bepaald volgens onderstaand schema :
Aantal fokvarkens in het beslag | Aantal te bemonsteren fokvarkens |
1 tot 3 | 1 |
4 tot 6 | 2 |
7 tot 9 | 3 |
10 tot 12 | 4 |
13 tot 15 | 5 |
16 tot 18 | 6 |
19 tot 21 | 7 |
22 tot 24 | 8 |
25 tot 30 | 9 |
31 tot 120 | 10 |
121 tot 240 | 12 |
Meer dan 240 | 5 % |
B) Indien in het beslag enkel mannelijke fokvarkens gehouden worden, dient elk gehouden fokvarken minstens eenmaal per jaar bemonsterd te worden.
C) Indien in het beslag fokvarkens gehouden worden en indien het aantal gehouden vleesvarkens en opfokvarkens meer dan 15 % van het aantal gehouden fokvarkens bedraagt wordt het aantal te bemonsteren varkens als volgt bepaald :
- het aantal te bemonsteren fokvarkens, zoals vermeld onder A), en
- het aantal vleesvarkens en opfokvarkens volgens het onderstaand schema :
Aantal vleesvarkens en opfokvarkens in het beslag | Aantal te bemonsteren vleesvarkens en opfokvarkens |
1 tot 3 | 1 |
4 tot 6 | 2 |
7 tot 9 | 3 |
10 tot 12 | 4 |
13 tot 15 | 5 |
16 tot 18 | 6 |
19 tot 21 | 7 |
22 tot 24 | 8 |
25 tot 30 | 9 |
31 tot 120 | 10 |
Meer dan 120 | 12 |
D) Indien op het beslag enkel vleesvarkens en/of opfokvarkens gehouden worden, wordt het aantal te bemonsteren vleesvarkens en opfokvarkens bepaald volgens het schema van punt C).
Deel A. : frequentie en wijze van bemonsteren voor opvolgingstesten van toepassing op het deel van het grondgebied " Officieel vrij van de ziekte van Aujeszky ". De opvolgingstesten dienen om de 12 maanden uitgevoerd te worden, ten vroegste 10,5 maanden en ten laatste 13,5 maanden na de vorige test, met uitzondering voor volgende beslagen, waarvoor de opvolgingstest om de 4 maanden dient uitgevoerd te worden, ten vroegste 3,5 maanden en ten laatste 4,5 maanden na de vorige test :
- Varkensbeslagen waar varkens toegang hebben tot buitenbeloop;
- Varkensbeslagen die fokvarkens of opfokvarkens in de handel brengen.
Deze frequentie van bemonsteren is niet van toepassing voor de everzwijnen van het beslag. Die moeten slechts een keer per jaar aan artikel 8 voldoen (dienen per jaar minstens 50 procent van de everzwijnen die het beslag levend of dood verlaten bemonsterd te worden).
In varkensbeslagen waar slechts 1 of 2 fokvarkens gehouden worden, hoeft de opvolgingstest bij de fokvarkens niet meer dan eenmaal per jaar uitgevoerd te worden.
De bloedstalen worden at random en gespreid genomen over alle in aanmerking komende varkens van het beslag, zowel wat de plaats als de leeftijd betreft.
De vereiste bloedstalen dienen dezelfde dag genomen te worden. Indien evenwel alle in het beslag gehouden fokvarkens moeten bemonsterd worden, mag de staalafname bij de fokvarkens echter gespreid worden over een termijn van 30 dagen.
De te bemonsteren vleesvarkens en opfokvarkens dienen minstens 10 weken oud te zijn en sedert ten minste 1 maand in het beslag aanwezig te zijn. Indien in het beslag enkel biggen worden gehouden, dan mogen de bemonsterde dieren jonger zijn dan 10 weken.
Indien het Voedselagentschap monsternemingen in het slachthuis toelaat, dienen deze volgens zijn instructies uitgevoerd te worden,
Deel B. : frequentie en wijze van bemonsteren voor opvolgingstesten van toepassing op het deel van het grondgebied " Niet-officieel vrij van de ziekte van Aujeszky ". De opvolgingstesten dienen uitgevoerd te worden om de 4 maanden, ten vroegste 3,5 maanden en ten laatste 4,5 maanden na de vorige test.
In vleesvarkensbedrijven die op bedrijfniveau volgens het 'all in - all out'' systeem werken dient evenwel elke ronde een opvolgingstest uitgevoerd te worden.
In varkensbeslagen waar slechts 1 of 2 fokvarkens gehouden worden, hoeft de opvolgingstest bij de fokvarkens niet meer dan eenmaal per jaar uitgevoerd te worden, ten vroegste 10,5 maanden en ten laatste 13,5 maanden na de vorige test.
De bloedstalen worden at random en over alle in aanmerking komende varkens van het beslag gespreid genomen, zowel wat de plaats als de leeftijd betreft.
De vereiste bloedstalen dienen dezelfde dag genomen te worden. Indien evenwel alle in het beslag gehouden fokvarkens moeten bemonsterd worden, mag de staalafname bij de fokvarkens echter gespreid worden over een termijn van 30 dagen.
De te bemonsteren vleesvarkens en opfokvarkens dienen ten minste 10 weken oud te zijn en ten minste sedert 1 maand op het beslag aanwezig te zijn. Indien in het beslag enkel biggen worden gehouden, dan mogen de bemonsterde dieren jonger zijn dan 10 weken.
Indien het Voedselagentschap monsternemingen in het slachthuis toelaat, dienen deze volgens haar instructies uitgevoerd te worden,