Details





Titel:

4 SEPTEMBER 2013. - [Het koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling, de werkwijze en de bevoegdheden van het Beheerscomité van de Nationale Veiligheidsoverheid, een administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie] <KB2024-05-16/21, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-10-2013 en tekstbijwerking tot 04-06-2024)



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2024003020 



Artikels:

Artikel 1.[1 Er wordt een comité opgericht voor het beheer van de Nationale Veiligheidsoverheid, een administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie, hierna genoemd " Beheerscomité ", dat is samengesteld uit :
   1° de Administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat, die van rechtswege Voorzitter is;
   2° de verantwoordelijke van de Nationale Veiligheidsoverheid, die van rechtswege ondervoorzitter is, tenzij deze functie ook wordt uitgeoefend door de onder 1° vermelde Administrateur-generaal;
   3° de verantwoordelijke voor de veiligheid van de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht;
   4° de verantwoordelijke voor de veiligheid van de Veiligheid van de Staat, die van rechtswege ondervoorzitter is in het geval de onder 1° en 2° vermelde functies worden uitgeoefend door dezelfde persoon;
   5° de stafdirecteur van de Veiligheid van de Staat;
   6° een vertegenwoordiger van de FOD Beleid en Ondersteuning;
   De voorzitter wijst een secretaris aan.
   De Inspecteur van Financiën geaccrediteerd bij de Minister van Justitie, woont de vergaderingen van het beheerscomité met raadgevende stem bij.]1
  ----------
  (1)<KB 2024-05-16/21, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.2.[1 Het lid bedoeld in artikel 1, 6° wordt aangesteld door de minister die Begroting onder zijn bevoegdheden heeft, na overleg met de minister van Justitie, voor een periode van vier jaar.
   Als een lid ontslag neemt of overlijdt, wordt het onmiddellijk vervangen. Het nieuwe lid voltooit het mandaat van zijn voorganger.
   De bevoegde minister wijst een plaatsvervanger aan voor elk lid van het beheerscomité, met uitzondering van de voorzitter en van de ondervoorzitter en de vertegenwoordiger van de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid.]1
  ----------
  (1)<KB 2024-05-16/21, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.3. Het Beheerscomité beraadslaagt onder het voorzitterschap van de voorzitter of, bij diens afwezigheid, van de ondervoorzitter. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de vergadering beslissend.
  Het Beheerscomité vergadert ten minste viermaal per jaar. De voorzitter roept schriftelijk minstens acht werkdagen vooraf de leden bijeen en dit ambtshalve of op verzoek. De bijeenroeping op verzoek gebeurt op initiatief van één of meer leden. De bijeenroeping vermeldt de agenda. De bijeenroeping op verzoek vermeldt de punten die de betrokken leden op de agenda plaatsen.
  Het Beheerscomité kan slechts geldig beraadslagen indien de meerderheid van zijn leden aanwezig is. Indien het quorum niet wordt bereikt, kan het comité, na een tweede bijeenroeping, geldig beraadslagen over dezelfde agenda, ongeacht het aantal aanwezige leden.
  Van de beraadslagingen van het Beheerscomité worden notulen opgesteld die door de voorzitter en de secretaris worden ondertekend.

Art.4. Het Beheerscomité is inzonderheid belast met :
  1° het goedkeuren van een ontwerp van jaarlijkse begroting dat alle ontvangsten en alle uitgaven en het jaarlijkse investeringsplan bevat;
  2° het goedkeuren van de eventuele wijzigingen van het budget;
  3° het goedkeuren vóór 31 maart van de rekening van uitvoering van de begroting, de beheersrekeningen, de vermogensrekeningen van het afgelopen begrotingsjaar en het jaarlijkse activiteitenverslag;
  4° het uitbrengen, op eigen initiatief of op verzoek van de minister onder wie de Nationale Veiligheidsoverheid ressorteert, van adviezen over het beheer van de Staatsdienst;
  5° het organiseren van het beheer van het vermogen van de dienst;
  6° het aanwijzen van de rekenplichtige voor de ontvangsten en uitgaven;
  7° het bepalen van de wijze van inning van de retributies en de andere bijzonderheden in verband met de heffing van deze retributies;
  8° het aanwijzen van het hoofd van de dienst.

Art.5. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 6. De minister bevoegd voor Buitenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Begroting zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Brussel, 4 september 2013.
  FILIP
  Van Koningswege :
  De Minister van Buitenlandse Zaken,
  D. REYNDERS
  De Minister van Begroting,
  O. CHASTEL