Details





Titel:

30 JULI 2013. - Wet betreffende de verkoop van toegangsbewijzen tot evenementen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-09-2013 en tekstbijwerking tot 11-12-2023)



Inhoudstafel:


Art. 1-8, 8/1, 8/2, 8/3, 9, 9/1, 9/2, 10-12, 12/1, 12/2, 13-16



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2013011569  2015011407  2015011408 



Artikels:

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art.2. Voor de toepassing van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder :
  1° toegangsbewijs : document, bericht of code, ongeacht de vorm of de drager ervan, dat het bewijs vormt van het verkrijgen bij de producent, de organisator, de eigenaar van de exploitatierechten of enige andere geaccrediteerde verkoper, van het recht om een cultureel, sportief of commercieel evenement of live voorstelling bij te wonen;
  2° oorspronkelijke verkoop : eerste opdemarktbrenging, tegen betaling, van toegangsbewijzen door een van de in 1° bedoelde personen;
  3° oorspronkelijke verkoper : iedere natuurlijke of rechtspersoon die een oorspronkelijke verkoop tot stand brengt;
  4° doorverkoop : elke verkoop en elk aanbod tot verkoop van een toegangsbewijs, die niet uitgaan van de oorspronkelijke verkoper;
  5° doorverkoper : de natuurlijke of rechtspersoon die een daad van doorverkoop stelt;
  6° definitieve prijs : de prijs als aangeduid in artikel 6 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming;
  7° de minister : de minister bevoegd voor Economie.

Art.3. Deze wet doet geen afbreuk aan andere wettelijke of reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op de verkoop van toegangsbewijzen.

Art.4. § 1. De oorspronkelijke verkoper maakt bij het voorstellen van de transactie steeds de definitieve prijs van het toegangsbewijs bekend, ongeacht de vorm ervan.
  De prijs wordt op het toegangsbewijs vermeld op een ondubbelzinnige manier en in een duidelijk leesbaar lettertype.
  § 2. Facultatieve of variabele prijstoeslagen en kosten worden op duidelijke, transparante en ondubbelzinnige wijze meegedeeld en worden door de koper bij het koopproces op een "opt-in"-basis aanvaard.
  § 3. Specifieke zakelijke praktijken, zoals met name bevoorrechte toegangsbewijzen of nog, promotionele toegangsbewijzen, alsook de eventuele kosteloosheid ervan, moeten op een ondubbelzinnige wijze en in een duidelijk leesbaar lettertype op het toegangsbewijs worden vermeld.

Art.5. § 1. De regelmatige doorverkoop is verboden.
  De voorstelling met het oog op regelmatige doorverkoop en de verstrekking van middelen die worden aangewend voor een regelmatige doorverkoop, zijn verboden.
  § 2. De occasionele doorverkoop tegen een prijs die hoger is dan de prijs bepaald in artikel 4, § 1, is verboden.
  De voorstelling met het oog op occasionele doorverkoop en de verstrekking van middelen die worden aangewend voor een occasionele doorverkoop, zijn eveneens verboden indien het gaat om een doorverkoop tegen een prijs die hoger is dan de prijs bepaald in artikel 4, § 1.
  § 3. De doorverkoop voor de start van de oorspronkelijke verkoop is verboden.
  De voorstelling met het oog op doorverkoop en de verstrekking van middelen die worden aangewend voor een doorverkoop, zijn eveneens verboden voor de start van de oorspronkelijke verkoop.
  § 4. De verkoop van een bevoorrecht toegangsbewijs, alsook van een promotioneel toegangsbewijs, waarvoor er geen oorspronkelijke verkoop is geweest, is verboden.
  De voorstelling met het oog op doorverkoop en de verstrekking van middelen die worden aangewend voor een doorverkoop, zijn eveneens verboden voor de verkoop van een bevoorrecht toegangsbewijs, alsook van een promotioneel toegangsbewijs, waarvoor er geen oorspronkelijke verkoop is geweest.

Art.6.Niettegenstaande enig strijdig beding en onverminderd de toepassing van artikel [1 5.35]1 van het Burgerlijk Wetboek wordt elk prijsverschil bij de betaling van een doorverkoop die het bedrag overschrijdt als bepaald in artikel 4, § 1, beschouwd als onverschuldigde betaling en is de koper gerechtigd het teveel betaalde terug te vorderen van de betrokken doorverkoper, ongeacht of een eerdere doorverkoper reeds een overtreding van artikel 5, § 2, heeft begaan.
  ----------
  (1)<W 2022-04-28/25, art. 49, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.7. § 1. De Koning organiseert het geregeld overleg tussen de betrokken partijen, te weten de producenten en organisatoren van voorstellingen, de distributeurs, de zalen, de uitwisselingplatformen en de vertegenwoordigers van de consumenten, met het oog op een voortdurende evaluatie van de wet, alsook de invoering van best practices.
  § 2. Om de twee jaar legt de Koning aan de Kamer van volksvertegenwoordigers een evaluatieverslag over.

Art.8. Naar aanleiding van de bespreking door de Kamer van volksvertegenwoordigers van het in artikel 7, § 2, bedoelde verslag, neemt de Koning, in voorkomend geval, passende maatregelen.

Art.8/1. [1 § 1. De inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten, kunnen het voorwerp uitmaken van :
   1° de toepassing van de transactieprocedure zoals bedoeld in artikel 13;
   2° een administratieve vervolging met toepassing van de procedure bedoeld in titel 1/2 van boek XV van het Wetboek van economisch recht;
   3° een strafrechtelijke vervolging.
   § 2. De vervolging gebeurt overeenkomstig titel 1/1 van boek XV van het Wetboek van economisch recht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 101, 003; Inwerkingtreding : 30-11-2020>


Art.8/2. [1 Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, of al dan niet een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen.
   Wanneer het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgelegd, beslissen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht of de procedure voor de administratieve geldboete moet worden opgestart.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 102, 003; Inwerkingtreding : 30-11-2020>


Art.8/3. [1 Indien het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van de aanvullende onderzoeksdaden aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 103, 003; Inwerkingtreding : 30-11-2020>


Art.9.[1 De inbreuken op de artikelen 4 en 5 zijn onderworpen aan hetzij een strafrechtelijke geldboete van niveau 2 zoals bedoeld in artikel XV.70 van het Wetboek van economisch recht, hetzij een administratieve geldboete van hetzelfde niveau, overeenkomstig artikel XV.60/20 van hetzelfde Wetboek.]1
  ----------
  (1)<W 2020-09-29/05, art. 104, 003; Inwerkingtreding : 30-11-2020>

Art.9/1. [1 De bepalingen van titel 2, hoofdstuk 1/1, van boek XV van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de administratieve geldboetes bedoeld in deze wet.
   De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn eveneens van toepassing op de administratieve geldboetes bedoeld bij deze wet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 105, 003; Inwerkingtreding : 30-11-2020>


Art.9/2. [1 De artikelen XV.69, XV.71, XV.73 en XV.74 van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de strafrechtelijke inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 106, 003; Inwerkingtreding : 30-11-2020>


Art.10.
  <Opgeheven bij W 2020-09-29/05, art. 107, 003; Inwerkingtreding : 30-11-2020>

Art.11.§ 1. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie zijn de door de minister aangestelde ambtenaren bevoegd om de in deze wet bedoelde overtredingen op te sporen en vast te stellen.
  De door deze ambtenaren opgestelde processen-verbaal hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel. Een afschrift ervan wordt bij een aangetekende brief met ontvangstmelding binnen dertig dagen na de datum van de vaststellingen aan de overtreder toegezonden.
  § 2. [1 De inbreuken op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten worden opgespoord en vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van boek XV, titel 1, hoofdstuk 1, van het Wetboek van economisch recht.]1
  § 3. In de uitoefening van hun ambt kunnen de in § 1 bedoelde ambtenaren de bijstand van de politiediensten vorderen.
  [2 § 3/1. De bepalingen van hoofdstuk 1/1 van boek XV, titel 1, van het Wetboek van economisch recht, zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de ambtenaren bedoeld in paragraaf 1.]2
  § 4. [1 ...]1
  § 5. [1 ...]1
  ----------
  (1)<W 2020-09-29/05, art. 108, 003; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
  (2)<W 2023-11-05/07, art. 100, 005; Inwerkingtreding : 21-12-2023>

Art.12.[1 Wanneer is vastgesteld dat een handeling een inbreuk op deze wet of één van haar uitvoeringsbesluiten vormt, kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel 11, § 1, een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van de handeling wordt aangemaand, overeenkomstig artikel XV.31 van het Wetboek van economisch recht.]1
  ----------
  (1)<W 2020-09-29/05, art. 109, 003; Inwerkingtreding : 30-11-2020>

Art.12/1. [1 Om ernstige schade aan de collectieve consumentenbelangen te voorkomen, beschikken de in artikel 11, § 1, bedoelde ambtenaren over de bevoegdheid om tijdelijk over te gaan tot de publicatie van de naam, de praktijk en, in voorkomend geval, de volledige identificatiegegevens van de ondernemingen die praktijken hanteren die een inbreuk vormen op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten en schade veroorzaken aan consumenten.
   De bevoegdheid bedoeld in het eerste lid wordt uitgeoefend overeenkomstig artikel XV.31/2/1 van het Wetboek van economisch recht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2023-11-05/07, art. 101, 005; Inwerkingtreding : 21-12-2023>


Art.12/2. [1 De in artikel 11, § 1, bedoelde ambtenaren hebben de bevoegdheid om toezeggingen tot het beëindigen van inbreuken of tot herstelmaatregelen te verkrijgen of te aanvaarden van de onderneming die verantwoordelijk is voor de inbreuken bedoeld in deze wet of haar uitvoeringsbesluiten.
   De bevoegdheid bedoeld in het eerste lid wordt uitgeoefend overeenkomstig artikel XV.31/2 van het Wetboek van economisch recht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2023-11-05/07, art. 102, 005; Inwerkingtreding : 21-12-2023>


Art.13.[1 Wanneer inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten worden vastgesteld, kunnen de door de minister bevoegd voor Economie aangestelde ambtenaren aan de overtreders een transactie voorstellen, overeenkomstig artikel XV.61 van het Wetboek van economisch recht.
   Het bedrag van de transactie mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de geldboete bepaald in artikel 9, verhoogd met de opdeciemen.
   De betalings- en inningswijzen van deze transactie worden door de Koning vastgesteld.]1
  ----------
  (1)<W 2020-09-29/05, art. 110, 003; Inwerkingtreding : 30-11-2020>

Art.14.§ 1. De voorzitter van de [1 ondernemingsrechtbank]1 stelt het bestaan vast en beveelt de staking van een handeling die een inbreuk uitmaakt op de bepalingen van artikel 5. De vordering tot staking wordt ingesteld door :
  1° de minister;
  2° de directeur-generaal van de algemene directie Controle en Bemiddeling van de FOD Economie, K.M.O.'s, Middenstand en Energie;
  3° de belanghebbenden.
  De voorzitter van de [1 ondernemingsrechtbank]1 kan bevelen dat zijn beslissing of de samenvatting die hij ervan opstelt, wordt aangeplakt of op enige andere wijze wordt bekendgemaakt tijdens de door hem bepaalde termijn en op kosten van de overtreder. Deze maatregelen van openbaarmaking mogen slechts worden opgelegd indien zij ertoe kunnen bijdragen dat de gewraakte handeling of de uitwerking ervan ophouden.
  § 2. De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kort geding.
  Zij kan worden ingesteld bij verzoekschrift, dat in vier exemplaren wordt ingediend ter griffie van de [1 ondernemingsrechtbank]1 of aangetekend wordt verzonden aan die griffie. De griffier van de rechtbank verwittigt onverwijld de tegenpartij bij gerechtsbrief en nodigt haar uit te verschijnen ten vroegste drie dagen en ten laatste acht dagen na het verzenden van de gerechtsbrief, waarbij een exemplaar van het inleidend verzoekschrift wordt gevoegd.
  Op straffe van nietigheid vermeldt het verzoekschrift :
  1° de dag, de maand en het jaar;
  2° de naam, de voornaam, het beroep en de woonplaats van de verzoeker;
  3° de naam en het adres van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon tegen wie de vordering wordt ingesteld;
  4° het onderwerp en de uiteenzetting van de middelen van de vordering;
  5° de handtekening van de advocaat.
  § 3. Er wordt uitspraak gedaan over de vordering niettegenstaande vervolging wegens dezelfde feiten voor enig ander strafrechtelijk rechtscollege.
  Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande elk rechtsmiddel en zonder borgtocht.
  Elke uitspraak ingevolge een op dit artikel gegronde vordering wordt binnen acht dagen en door toedoen van de griffier van het bevoegde rechtscollege meegedeeld aan de minister, tenzij de uitspraak is gewezen op zijn vordering.
  De griffier licht de minister daarenboven onverwijld in over de rechtsmiddelen ingesteld tegen elke uitspraak.
  ----------
  (1)<W 2018-04-15/14, art. 252, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2018>

Art.15. Artikel 589 van het Gerechtelijk Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 13 augustus 2011, wordt aangevuld met een bepaling onder 19°, luidende :
  "19° in artikel 14 van de wet van 30 juli 2013, betreffende de verkoop van toegangsbewijzen tot evenementen."

Art. 16. Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de eerste maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.