Details





Titel:

6 JUNI 2013. - Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-06-2013 en tekstbijwerking tot 23-12-2021)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Terminologie en definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Algemeen
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Frequentiegebruik
Art. 4-6
HOOFDSTUK 4. - Rechten voor het gebruik van het radiospectrum en de controle op de frequenties
Art. 7
HOOFDSTUK 5. - Vergoeding van de betrokken omroeporganisaties
Art. 8
HOOFDSTUK 6. - Controle
Art. 9
HOOFDSTUK 7. - Dekkingsvereisten
Art. 10-11
HOOFDSTUK 8. - Nationale roaming
Art. 12
HOOFDSTUK 9. - Procedure voor de toekenning van gebruiksrechten
Afdeling 1. - Kandidatuur
Art. 13-17
Afdeling 2. - Onderzoek van de kandidaturen
Art. 18-20
Afdeling 3. - Toewijzing bij opbod
Art. 21-36
Afdeling 4. - Toekenning van de gebruiksrechten
Art. 37-39
HOOFDSTUK 10. - Wijziging aan het koninklijk besluit van 7 maart 2007 betreffende de kennisgeving van elektronische-communicatiediensten en -netwerken
Art. 40
HOOFDSTUK 11. - Slotbepalingen
Art. 41
BIJLAGEN.
Art. N1-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2007014095 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Terminologie en definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° " eindtoestel " : radioapparatuur van een eindgebruiker;
  2° " radiotoegang " : verbindingen via radiogolven tussen een eindtoestel en een basisstation;
  3° " netwerk voor radiotoegang " : geheel van de basisstations die nodig zijn om radiotoegang te verlenen;
  4° " gebruiksrechten " : door het Instituut toegekende rechten die het gebruik dekken van de frequenties vermeld in artikel 4;
  5° " 800 MHz-operator " : operator die gebruiksrechten heeft verworven;
  6° " controle met betrekking tot een persoon " : de bevoegdheid in rechte of in feite om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders van die persoon of op de oriëntatie van het beheer ervan. De controle kan exclusief of gezamenlijk, direct of via een tussenpersoon worden uitgeoefend en wordt geïnterpreteerd conform de artikelen 5 tot 9 van het Wetboek van Vennootschappen, Boek I, Titel II, Hoofdstuk II, op voorwaarde dat wanneer er sprake is van een meerderheid, deze meerderheid 50 % of meer bedraagt;
  7° " relevante groep " : ten opzichte van een persoon (de " eerste persoon ") :
  a) de eerste persoon, en;
  b) elke persoon die wordt gecontroleerd door de eerste persoon, en;
  c) elke persoon (de " tweede persoon ") die de eerste persoon controleert, en;
  d) elke persoon die wordt gecontroleerd door de tweede persoon, en;
  e) elke persoon waarmee een van de onder a) tot c) beoogde personen een consortium vormt in de betekenis van artikel 10 van het Wetboek van Vennootschappen, Boek I, Titel II, Hoofdstuk II;
  8° " koninklijk besluit GSM " : koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofoonnetten;
  9° " koninklijk besluit DCS " : koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en exploiteren van DCS1800-mobilofonienetten;
  10° " koninklijk besluit 3G " : koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie;
  11° " koninklijk besluit 2,6 GHz " : koninklijk besluit van 22 december 2010 betreffende radiotoegang in de frequentieband 2500-2690 MHz;
  12° " 2G-operator " : houder van gebruiksrechten toegekend krachtens het koninklijk besluit GSM of het koninklijk besluit DCS-1800;
  13° " 3G-operator " : houder van gebruiksrechten toegekend krachtens het koninklijk besluit 3G;
  14° " 2,6 GHz-operator " : houder van gebruiksrechten toegekend krachtens het koninklijk besluit 2,6 GHz;
  15° " operator die recht heeft op nationale roaming " : een 800 MHz-operator die geen 2G-operator is en waarvan de relevante groep geen 2G-operator bevat;
  16° " operator die nationale roaming moet aanbieden " : een 2G-operator die tevens een 800 MHz-operator is of die behoort tot de relevante groep van een 800 MHz-operator.

HOOFDSTUK 2. - Algemeen
Art.2. Dit besluit is van toepassing op iedere operator die een kennisgeving heeft gedaan overeenkomstig artikel 9 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en die frequenties wenst te verwerven voor het aanbieden van radiotoegang in de frequentiebanden vermeld in artikel 4.

Art.3. § 1. De gebruiksrechten zijn maximaal twintig jaar geldig vanaf de datum van betekening ervan.
  Na afloop van die eerste periode kunnen de gebruiksrechten telkens voor maximaal vijf jaar worden verlengd door het Instituut. Indien het Instituut de gebruiksrechten niet verlengt, neemt het daartoe een beslissing uiterlijk twee jaar voor het verstrijken van de periode en na de betrokken operator te hebben gehoord.
  § 2. De gebruiksrechten dekken de implementatie van een netwerk voor radiotoegang op het gehele nationale grondgebied.

HOOFDSTUK 3. - Frequentiegebruik
Art.4.§ 1. Het Instituut wijst overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk 9 de kandidaat 800 MHz-operatoren de volgende drie frequentieblokken toe in de frequentiebanden 791-821 MHz en 832-862 MHz, gescheiden door een duplexafstand van 41 MHz :
  1° 791-801 MHz en 832-842 MHz;
  2° 801-811 MHz en 842-852 MHz;
  3° 811-821 MHz en 852-862 MHz.
  § 2. De frequentieband 791-821 MHz is voorbehouden voor het uitzenden door de basisstations en de frequentieband 832-862 MHz is voorbehouden voor het uitzenden door de eindtoestellen.
  § 3. Een relevante groep [1 ten opzichte van een 800 MHz-operator]1 kan niet meer dan 10 MHz duplex innemen in de frequentiebanden 791-821 MHz en 832-862 MHz.
  ----------
  (1)<KB 2021-11-28/16, art. 69, 002; Inwerkingtreding : 02-01-2022>

Art.5. Het gebruik van de stations voor radiocommunicatie in het kader van de radiotoegang en in de frequentiebanden vermeld in artikel 4 is vrijgesteld van de vergunning zoals bedoeld in artikel 39, § 1, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.

Art.6.§ 1. De 800 MHz-operator respecteert de verplichtingen die voortvloeien uit de grensoverschrijdende coördinatie in het kader van de internationale overeenkomsten die het Instituut gesloten heeft.
  § 2. [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2021-11-28/16, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 02-01-2022>

HOOFDSTUK 4. - Rechten voor het gebruik van het radiospectrum en de controle op de frequenties
Art.7.§ 1. [1 ...]1
  § 2. De 800 MHz-operator betaalt een vergoeding genaamd 'jaarlijks recht voor de terbeschikkingstelling van frequenties' voor het spectrumgebruik en om de administratieve kosten te dekken die het Instituut maakt voor de terbeschikkingstelling en de coördinatie van de radiofrequenties en de controle erop, en de andere activiteiten van het Instituut dienaangaande.
  Het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling van frequenties bedraagt 87.500 euro per toegewezen MHz.
  Het bedrag van dat recht is onafhankelijk van het aantal stations voor radiocommunicatie die de frequentie in kwestie exploiteren.
  § 3. De 800 MHz-operator betaalt [1 ...]1 het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling van de frequenties, voor de frequenties die op 1 januari van dat jaar [1 toegewezen]1 zijn, ten laatste op 31 januari van het jaar waarop het recht in kwestie betrekking heeft.
  [1 ...]1
  De eerste betaling van het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling van elke frequentie wordt verricht binnen dertig dagen na [1 de aanvang van de geldigheidsperiode van de gebruiksrechten voor]1 die frequentie, naar rato van het aantal [1 dagen]1 dat overblijft tot 31 december van het lopende jaar.
  [1 ...]1
  [1 ...]1
  [1 Indien gebruiksrechten voor frequenties verstrijken is het jaarlijks recht voor de terbeschikkingstelling van frequenties verschuldigd tot de dag waarop de gebruiksrechten verstrijken.]1
  § 4. De bedragen worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
  De aanpassing gebeurt met behulp van de coëfficiënt die verkregen wordt door het indexcijfer van de maand december die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing plaatsvindt, te delen door het indexcijfer van de maand december 2012. Na toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen afgerond tot het hogere honderdtal in euro.
  ----------
  (1)<KB 2021-11-28/16, art. 71, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

HOOFDSTUK 5. - Vergoeding van de betrokken omroeporganisaties
Art.8. § 1. Elke betrokken omroeporganisatie kan worden vergoed voor de kosten die ze heeft opgelopen voor het herschikken van haar zenders voor terrestrische digitale televisie in de frequentieband 790-862 MHz.
  Daartoe stelt de betrokken omroeporganisatie een uitvoerig verslag op ter motivering van het gevorderde bedrag en maakt dit verslag over aan het Instituut, ten laatste 6 maanden na de eerste kennisgeving zoals bedoeld in artikel 37, § 2.
  Het Instituut onderzoekt dit verslag en bepaalt de gegrondheid van het gevorderde bedrag waarbij de betreffende omroepinstelling elke bijkomende inlichting verstrekt die vereist is voor een volledige en objectieve beoordeling.
  § 2. Het Instituut vergoedt elke betrokken omroeporganisatie. Het bedrag van de vergoeding wordt vastgesteld door het Instituut op basis van de informatie van de betrokken omroeporganisatie en op basis van de analyse van deze informatie door het Instituut.
  § 3. De kosten voor vergoeding van de betrokken omroeporganisaties worden afgetrokken van het bedrag van de enige heffing zoals bepaald in artikel 34 van dit besluit.

HOOFDSTUK 6. - Controle
Art.9. § 1. Een 800 MHz-operator is ertoe gehouden op verzoek van het Instituut alle informatie te verstrekken over de voortgang van de aanleg van zijn netwerk, de commercialisering van de diensten en zijn financiële toestand.
  § 2. De 800 MHz-operator stuurt elk jaar, uiterlijk op 30 juni, aan het Instituut een verslag over zijn activiteiten van het voorgaande jaar. Dat verslag bevat minstens de volgende informatie :
  a) het verwezenlijkte dekkingsgebied;
  b) een beschrijving van de aangeboden diensten, met inbegrip van alle nodige informatie over de snelheid zoals vereist door artikel 11, § 4, 2° ;
  c) het aantal klanten.
  De 800 MHz-operator verleent kosteloos zijn medewerking aan elk verzoek van het Instituut dat bedoeld is om na te gaan of de bepalingen van dit besluit of van de gebruiksrechten nageleefd worden.
  § 3. De 800 MHz-operator stelt het Instituut gratis tien dienstaansluitingen op zijn netwerk ter beschikking om het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit of van de gebruiksrechten mogelijk te maken.

HOOFDSTUK 7. - Dekkingsvereisten
Art.10. § 1. De 800 MHz-operator brengt het publiek duidelijk en precies op de hoogte over de dekking die door zijn dienst wordt geboden. De verstrekte informatie stelt het publiek in staat om ondubbelzinnig vast te stellen waar het van de betreffende dienst gebruik kan maken. De operator maakt bij zijn informatieverstrekking minstens het onderscheid tussen de dekking op autowegen, met name de verkeersaders met de letters E, A en R, en de overige dekking.
  § 2. Deze informatie wordt eveneens ten minste tweemaal per jaar aan het Instituut bezorgd.

Art.11.§ 1. De uitrol van het netwerk voor radiotoegang van een 800 MHz-operator beantwoordt, vanaf de begindatum van de geldigheid van de gebruiksrechten, minstens aan de volgende dekkingsgraden van de bevolking in België op de verschillende tijdstippen :
  1° na 2 jaar : 30 %;
  2° na 4 jaar : 70 %;
  3° na 6 jaar : 98 %.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1 beantwoordt de uitrol van het netwerk voor radiotoegang van een 800 MHz-operator die geen 2G-operator is, vanaf de begindatum van de geldigheid van de gebruiksrechten, minstens aan de volgende dekkingsgraden van de bevolking in België op de verschillende tijdstippen :
  1° na 3 jaar : 30 %;
  2° na 6 jaar : 70 %;
  3° na 9 jaar : 98 %.
  § 3. Het netwerk voor radiotoegang van de 800 MHz-operator die het blok vermeld in artikel 4, paragraaf 1, 3°, houdt, dekt, ten laatste 3 jaar vanaf de begindatum van de geldigheid van de gebruiksrechten, minstens 98 % van de gezamenlijke bevolking van de gemeenten vermeld in bijlage 2 bij dit besluit.
  § 4. Uitzonderingen op de paragrafen 1 tot en met 3 worden verleend door het Instituut, in geval van overmacht.
  § 5. Onder dekking dient te worden verstaan dat het netwerk voor radiotoegang van de 800 MHz-operator zijn klanten toegang biedt tot de volgende diensten, van of naar een klassieke terminal buiten de gebouwen :
  1° verbindingen tot stand brengen met elke eindgebruiker van een vast of mobiel openbaar telefoonnetwerk in België of in het buitenland;
  2° toegang krijgen tot de diensten en toepassingen die worden aangeboden op de openbare netwerken voor datatransport, in het bijzonder op het internet met een downstreamsnelheid van minstens 3 Mbit/s.
  De snelheid van 3 Mbit/s genoemd in het vorige lid wordt elke dag van het jaar, 24 uur op 24, gehaald met uitzondering van een periode van maximaal twee uur per dag bepaald door het Instituut.
  § 6. De dekkingsgraad van de bevolking wordt door het Instituut onderzocht op basis van de demografische spreiding zoals bepaald in het kader van de onderverdeling van België in statistische sectoren door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.
  Voor het verifiëren van de dekkingsgraad van de bevolking gaat men ervan uit dat de bevolking uniform is verdeeld binnen elke sector.
  Om het niveau van de dekking van de bevolking te beoordelen, wordt ervan uitgegaan dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest volledig is gedekt, ongeacht het werkelijke niveau van dekking ervan.
  De praktische methoden en de precieze procedures voor de metingen worden vastgelegd door het Instituut.
  § 7. De dekkingsgraden vermeld in paragraaf 1 tot 3 kunnen worden bereikt met alle frequenties waarvoor de 800 MHz-operator over gebruiksrechten beschikt krachtens [1 van artikel 18 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie]1.
  ----------
  (1)<KB 2021-11-28/16, art. 72, 002; Inwerkingtreding : 02-01-2022>

HOOFDSTUK 8. - Nationale roaming
Art.12. § 1. Bij het opleggen van nationale roaming respecteert het Instituut de volgende regels.
  § 2. Het Instituut neemt de maatregelen aan binnen zes maanden na de ontvangst van het verzoek van de operator die recht heeft op nationale roaming.
  § 3. Het in paragraaf 2 vermelde verzoek kan enkel uitgaan van een operator die zijn dekkingsverplichtingen krachtens artikel 11 naleeft.
  § 4. Behoudens andersluidend akkoord treedt een overeenkomst van nationale roaming tussen een operator die recht heeft op nationale roaming en een operator die nationale roaming moet aanbieden slechts in werking vanaf het ogenblik dat de uitrol van het netwerk van de operator die recht heeft op nationale roaming minstens 20 % van de bevolking in België bereikt.
  Deze dekkingsgraad wordt door het Instituut onderzocht op basis van de bepalingen van artikel 11, paragrafen 4 tot 7.
  § 5. Behoudens andersluidend akkoord is de operator die nationale roaming moet aanbieden in het kader van een overeenkomst van nationale roaming met een operator die recht heeft op nationale roaming niet gehouden om nationale-roamingdiensten te verstrekken in die geografische gebieden waar de operator die recht heeft op nationale roaming een eigen netwerk heeft uitgebouwd.
  § 6. Behoudens andersluidend akkoord omvatten de diensten die het voorwerp uitmaken van een overeenkomst van nationale roaming tussen een operator die recht heeft op nationale roaming en een operator die nationale roaming moet aanbieden, alle elektronische-communicatiediensten die worden aangeboden krachtens het koninklijk besluit GSM, het koninklijk besluit DCS, het koninklijk besluit 3G en dit besluit.
  § 7. Geen van de maatregelen die worden opgelegd door het Instituut is van toepassing na de periode van negen jaar die ingaat vanaf de kennisgeving van de gebruiksrechten aan de operator die recht heeft op nationale roaming.
  § 8. Indien na het afsluiten van een overeenkomst van nationale roaming met tussenkomst van het Instituut krachtens dit artikel een operator die recht heeft op nationale roaming over een andere overeenkomst van nationale roaming onderhandelt en deze afsluit met een andere operator die nationale roaming moet aanbieden, dan wordt de eerste overeenkomst van nationale roaming die tot stand kwam na tussenkomst van het Instituut de dag na de kennisgeving door het Instituut aan de partijen bij het contract inzake nationale roaming beëindigd, behoudens andersluidend akkoord tussen de partijen bij die eerdere overeenkomst van nationale roaming.
  Indien het Instituut vaststelt dat de operator die recht heeft op nationale roaming zijn dekkingsverplichtingen krachtens artikel 11 niet naleeft, dan wordt de overeenkomst van nationale roaming die tot stand kwam na tussenkomst van het Instituut de dag na de kennisgeving door het Instituut aan de partijen bij het contract inzake nationale roaming beëindigd, behoudens andersluidend akkoord tussen de partijen bij deze overeenkomst van nationale roaming.
  Indien het Instituut vaststelt dat de operator die recht heeft op nationale roaming een 3G-operator is en zijn dekkingsverplichtingen krachtens het koninklijk besluit 3G niet naleeft, dan wordt de overeenkomst van nationale roaming die tot stand kwam na tussenkomst van het Instituut de dag na de kennisgeving door het Instituut aan de partijen bij het contract inzake nationale roaming beëindigd, behoudens andersluidend akkoord tussen de partijen bij deze overeenkomst van nationale roaming.
  § 9. De retail-minusprijs staat voor de prijs die de operator die nationale roaming moet aanbieden, aanrekent aan zijn klanten voor het verlenen van een dienst, na aftrek van die kosten die niet gemaakt worden wanneer dezelfde dienst wordt aangeboden aan een operator die recht heeft op nationale roaming, en na toevoeging van die kosten die redelijkerwijs enkel gemaakt worden om diensten van nationale roaming aan te bieden.
  De retail-minusprijs wordt uitgedrukt als een eenheidstarief, gebaseerd op gemiddelde retailprijzen.
  In specifieke gevallen kan het Instituut bepalen dat een andere berekeningswijze, zoals een tarief per gebruik, meer aangewezen is.
  Bij het bepalen of beoordelen van de retail-minusprijs houdt het Instituut ook rekening met de kosten voor de inhoud of andere componenten met toegevoegde waarde die niet verschaft worden aan de klanten van de operator die recht heeft op nationale roaming.
  De retailprijs van de operator die nationale roaming moet aanbieden, bestaat uit de gemiddelde werkelijke inkomsten uit verbindingen, huur en gesprekken voor de diensten aangeboden krachtens het koninklijk besluit GSM, het koninklijk besluit DCS, het koninklijk besluit 3G en dit besluit. Deze prijs kan eventueel apart berekend worden voor verschillende diensten, zoals nationale en internationale gesprekken en tijdens of buiten piekuren.
  De gemiddelde werkelijke inkomsten worden berekend op basis van de totale inkomsten van de operator die nationale roaming moet aanbieden of op basis van een andere door het Instituut te bepalen berekeningsmethode.
  Het Instituut beslist in voorkomend geval om bepaalde vaste kosten op te nemen in een overeenkomst van nationale roaming nadat het de rechtvaardiging en de gevolgen ervan grondig heeft onderzocht.

HOOFDSTUK 9. - Procedure voor de toekenning van gebruiksrechten
Afdeling 1. - Kandidatuur
Art.13. Een operator die gebruiksrechten wil verwerven, stelt zijn kandidatuur in de vorm en volgens de voorwaarden die in dit hoofdstuk worden vastgesteld.

Art.14. § 1. De kandidaat blijft gebonden door zijn kandidatuur vanaf de indiening ervan tot :
  1° hem gebruiksrechten worden toegewezen, of;
  2° hij zich op regelmatige wijze terugtrekt uit de procedure tot toekenning van gebruiksrechten, of;
  3° hij wordt uitgesloten van de procedure.
  § 2. De kandidaat mag geen enkele wijziging aanbrengen aan zijn kandidatuur na de indiening ervan.
  § 3. De kandidaat is verplicht het Instituut onmiddellijk schriftelijk in kennis te stellen van gebeurtenissen en feiten die een invloed hebben of zouden kunnen hebben op de verklaringen die de kandidaat aflegde overeenkomstig artikel 16.

Art.15. § 1. De kandidaatstelling gebeurt als volgt :
  1° tussen 9 en 17 uur op werkdagen, en uiterlijk op de datum en het uur zoals bepaald door het Instituut en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad;
  2° bij het Instituut, tegen ontvangstbewijs;
  3° in twee exemplaren, met aanduiding van een origineel exemplaar, ondertekend door de gemachtigde vertegenwoordigers van de kandidaten.
  § 2. In de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad duidt het Instituut aan welke frequentieblokken vermeld in artikel 4, § 1, zijn betrokken.

Art.16. § 1. De kandidatuur bevat de volgende informatie :
  1° het telefoon- en faxnummer in de EU waarop de kandidaat op werkdagen, tussen 8 en 19 uur, bereikt kan worden en het adres dat voor deze procedure geldt als het officiële adres van de kandidaat met de bedoeling er documenten af te leveren, kennisgevingen te doen geworden en betekeningen te verrichten;
  2° de namen, titels, hoedanigheden en handtekeningen van minstens één persoon die wettelijk bevoegd is om de kandidaat ten volle te vertegenwoordigen krachtens de wet of de statuten van de kandidaat voor alle handelingen die verband kunnen hebben met de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten;
  3° de statuten van de kandidaat of, bij gebreke daarvan, equivalente documenten die de werking van de kandidaat regelen;
  4° het bewijs, of indien een dergelijk bewijs niet uitgereikt wordt in het land waar de zetel van de kandidaat gevestigd is, een verklaring onder ede dat de kandidaat :
  a) niet in staat van faillissement of van vereffening of een gelijkaardige toestand verkeert, en;
  b) geen aangifte van faillissement heeft gedaan en niet betrokken is in een procedure van vereffening of van gerechtelijk akkoord of in een soortgelijke procedure volgens een buitenlandse regelgeving;
  5° een gedetailleerd, duidelijk en volledig overzicht van de aandeelhoudersstructuur van de kandidaat;
  6° het bewijs van de betaling van het bedrag zoals bedoeld in artikel 17;
  7° het bankrekeningnummer van de kandidaat waarop het bedrag zoals bedoeld in artikel 20 of 37, § 3, kan worden teruggestort;
  8° de technische norm of technologie die de kandidaat van plan is te gebruiken;
  9° het bewijs van kennisgeving overeenkomstig artikel 9 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
  § 2. Het Instituut legt het formaat vast dat de kandidaturen naleven.

Art.17. § 1. De kandidaat betaalt een bedrag van 5 miljoen euro. Deze waarborg wordt uiterlijk op de datum van indiening van de kandidaturen onvoorwaardelijk, onherroepelijk, in opeisbare sommen en in euro, ten voordele van de Belgische Staat gestort bij de Nationale Bank van België, op een rekening bekendgemaakt door het Instituut.
  § 2. De waarborg brengt interest op tegen de rentevoet van de depositofaciliteit van de Europese Centrale Bank, met een minimum van nul procent. De interesten worden gekapitaliseerd op de laatste werkdag van het Europees betalingssysteem TARGET van elke maand. De waarborg van de kandidaten die gebruiksrechten verwerven, brengt interest op tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop het Instituut de kandidaat er kennis van geeft dat hij gebruiksrechten heeft verworven overeenkomstig artikel 37. De waarborg van de kandidaten die geen gebruiksrechten verwerven, brengt interest op tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop hij wordt teruggestort.

Afdeling 2. - Onderzoek van de kandidaturen
Art.18.Indien meerdere kandidaten deel uitmaken van eenzelfde relevante groep [1 ten opzichte van een kandidaat]1, dan wordt slechts één toegelaten tot de procedure.
  De betrokken kandidaten kiezen, op verzoek van het Instituut, de persoon uit hun midden die zal deelnemen aan de procedure.
  Bij gebrek aan een dergelijke keuze worden alle betrokken kandidaten uitgesloten van de procedure.
  ----------
  (1)<KB 2021-11-28/16, art. 73, 002; Inwerkingtreding : 02-01-2022>

Art.19. Het Instituut neemt een beslissing over de ontvankelijkheid van elke ingediende kandidatuur op basis van de artikelen 15, 16, 17 en 18.
  Het Instituut brengt iedere kandidaat op de hoogte van de beslissing omtrent de ontvankelijkheid van zijn kandidatuur. Aan de ontvankelijk bevonden kandidaten verstrekt het Instituut gelijktijdig een lijst van alle ontvankelijk bevonden kandidaten.

Art.20. De waarborg, met inbegrip van de interesten, van de onontvankelijk bevonden kandidaten wordt teruggestort op de rekening die werd meegedeeld overeenkomstig artikel 16, § 1, 7°.

Afdeling 3. - Toewijzing bij opbod
Art.21. Het Instituut bepaalt de wijze van communicatie tussen het Instituut en de kandidaten tijdens de toewijzing bij opbod.

Art.22. Alle kandidaten onthouden zich van elke gedraging of bekendmaking die het goede en ordelijke verloop van de toewijzing bij opbod verstoort.

Art.23. Alle kandidaten onthouden zich, op straffe van uitsluiting van de kandidatuur, van de uitwisseling van vertrouwelijke informatie en van afspraken met andere kandidaten en van elke andere handeling die de uitkomst van de procedure kan beïnvloeden of die afbreuk kan doen aan de mededinging tijdens de toewijzing bij opbod.

Art.24. Voor de aanvang van de toewijzing bij opbod brengt het Instituut de kandidaten de volgende informatie ter kennis :
  1° welke kandidaten deelnemen aan de toewijzing bij opbod;
  2° elke relevante informatie die de kandidaat dient te gebruiken om een bod uit te brengen en om te bewijzen dat elke mededeling die hij in het kader van de toewijzing bij opbod doet van hem afkomstig is;
  3° het tijdstip van begin en einde van de eerste ronde;
  4° het bedrag van het bod voor elk frequentieblok voor de eerste ronde;
  5° in voorkomend geval, de overige inlichtingen en documenten die de kandidaat nodig heeft om te kunnen deelnemen aan de toewijzing bij opbod.

Art.25. § 1. Het Instituut beslist wanneer de opeenvolgende rondes worden georganiseerd en brengt de kandidaten daarvan op de hoogte.
  Tijdens elke ronde kan elke kandidaat, met uitzondering van de kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor een frequentieblok, het Instituut in kennis stellen van :
  1° zijn bod, overeenkomstig artikel 26, of;
  2° zijn beroep op een paskaart, overeenkomstig artikel 29, of;
  3° zijn terugtrekking uit de bieding, overeenkomstig artikel 30.
  § 2. De kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht op een frequentieblok kunnen geen enkele van de in paragraaf 1 bepaalde mededelingen doen.
  § 3. Indien een kandidaat die voor geen enkel frequentieblok over het hoogste regelmatige bod beschikt, geen van de drie in de eerste paragraaf vermelde mededelingen doet tijdens de door het Instituut vastgelegde duur van de ronde, dan zal worden aangenomen dat hij gebruik heeft gemaakt van een paskaart indien de betrokken kandidaat nog paskaarten heeft, overeenkomstig artikel 29. Indien de kandidaat geen paskaarten meer heeft, dan zal worden aangenomen dat hij zich heeft teruggetrokken uit de toewijzing bij opbod.

Art.26. § 1. De kandidaat brengt zijn bod uit op de door het Instituut aangegeven wijze en binnen de vastgelegde duur van elke ronde.
  § 2. Het bod identificeert één enkel, welbepaald frequentieblok.
  § 3. Het Instituut stelt het bedrag van het bod voor elk frequentieblok vast voor de opeenvolgende ronden.
  Het bedrag van het bod dat door het BIPT wordt vastgelegd voor een bepaald frequentieblok is gelijk aan het bedrag van het hoogste regelmatige bod voor dit frequentieblok, vermeerderd met een percentage dat door het Instituut wordt bepaald, maar dat ligt tussen 3 % en 10 %;
  § 4. Het bedrag van het bod in de eerste ronde wordt vastgelegd in overeenstemming met artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.

Art.27. Elke kandidaat is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod gebonden tot een andere kandidaat een hoger regelmatig bod uitbrengt voor het frequentieblok.

Art.28. Uiterlijk op het ogenblik dat de kandidaat een bod uitbrengt dat een veelvoud overstijgt van 50 miljoen euro en vanaf 150 miljoen euro verhoogt de kandidaat telkens zijn waarborg met een storting van 2,5 miljoen euro.
  Het bewijs van de verhoging van de waarborg komt bij het Instituut toe voor het ogenblik waarop de kandidaat het bod uitbrengt dat aanleiding geeft tot de verhoging van de waarborg. Een bod uitgebracht zonder de vereiste verhoging van de waarborg is nietig.

Art.29. Met uitzondering van de kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor een frequentieblok mag elke kandidaat een beroep doen op een paskaart als alternatief voor een bod of een terugtrekking. Een kandidaat mag in totaal maximaal tweemaal passen tijdens de toewijzing bij opbod.

Art.30. Elke kandidaat, met uitzondering van de kandidaten die het hoogste regelmatige bod op een frequentieblok uitbrachten, mag zich uit de toewijzing bij opbod terugtrekken. Deze terugtrekking is definitief en onherroepelijk.

Art.31. Indien in een ronde twee of meer kandidaten hetzelfde bod uitbrengen op een gegeven frequentieblok, dan bepaalt het Instituut via loting het hoogste regelmatige bod voor dat frequentieblok.

Art.32. Na elke ronde brengt het Instituut de overblijvende kandidaten de volgende informatie ter kennis :
  1° het hoogste regelmatige bod alsook de kandidaat die het heeft uitgebracht voor elk frequentieblok;
  2° welke kandidaten een beroep hebben gedaan op een paskaart of waarvan verondersteld wordt dat ze dat gedaan hebben;
  3° welke kandidaten zich hebben teruggetrokken;
  4° welke kandidaten worden uitgesloten van de toewijzing bij opbod;
  5° het tijdstip van begin en einde van de volgende ronde;
  6° het bedrag van het bod voor elk frequentieblok voor de volgende ronde.

Art.33. De laatste ronde is de ronde waarbij op het einde geen enkele kandidaat het Instituut in kennis stelt van een bod of zijn beroep op een paskaart.

Art.34. Na de laatste ronde stelt het Instituut het hoogste regelmatige bod vast per frequentieblok. Dit bedrag is de enige heffing voor een gegeven frequentieblok.
  De kandidaten worden hiervan na het einde van de laatste ronde in kennis gesteld.

Art.35. Het Instituut staat in voor het ordelijk verloop en de praktische organisatie van de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten. Hiertoe kan het Instituut alle nodige maatregelen treffen.

Art.36. § 1. Het Instituut stelt de inbreuken vast die leiden tot nietigheid van het bod of uitsluiting van de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten. Het Instituut beslist in elk geval tot uitsluiting van de kandidaat indien de kandidaat een inbreuk maakt op artikel 23.
  § 2. Bovendien dient het Instituut in dit geval eveneens klacht in bij de bevoegde mededingingsautoriteiten en legt het klacht met burgerlijke partijstelling neer bij de bevoegde onderzoeksrechter.

Afdeling 4. - Toekenning van de gebruiksrechten
Art.37. § 1. Het Instituut kent gebruiksrechten toe aan de kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor de verschillende frequentieblokken.
  § 2. Het Instituut geeft elke kandidaat naast zijn gebruiksrechten ook kennis van het op rekening van het Instituut te betalen saldo.
  § 3. De waarborg, met inbegrip van de interesten, van de kandidaten waaraan geen gebruiksrechten worden toegekend, wordt op hun rekening teruggestort, overeenkomstig artikel 16, § 1, 7°.
  § 4. In afwijking van § 3 wordt de waarborg niet teruggestort aan kandidaten die aan het Instituut geen enkel bod hebben meegedeeld in overeenstemming met artikel 26.

Art.38. De betalingsmodaliteiten zijn in overeenstemming met artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
  Niet-betaling of laattijdige of onvolledige betaling van het saldo van de enige heffing houdt het verval van rechtswege van de gebruiksrechten in. De 800 MHz-operator van wie de gebruiksrechten vervallen zijn verklaard, wordt uitgesloten van iedere kandidatuur in de zin van artikel 13.

Art.39. § 1. De 800 MHz-operator die geen 2,6 GHz-operator is en aan wie het in artikel 4, § 1, 1° vermelde frequentieblok is toegekend, kan het in artikel 4, § 1, 3° van het koninklijk besluit 2,6 GHz vermelde frequentieblok verkrijgen. Hij meldt binnen 30 dagen na de kennisgeving zoals bedoeld in artikel 37 aan het Instituut of hij al dan niet van deze mogelijkheid gebruik wil maken.
  Indien de operator aan wie het in artikel 4, § 1, 1°, vermelde frequentieblok is toegekend een 2,6 GHz-operator is, dan kan de 800 MHz-operator die geen 2,6 GHz-operator is en aan wie het in artikel 4, § 1, 2°, vermelde frequentieblok is toegekend het in artikel 4, § 1, 3°, van het koninklijk besluit 2,6 GHz vermelde frequentieblok toegekend krijgen. Hij meldt binnen 30 dagen na de kennisgeving zoals bedoeld in artikel 37 aan het Instituut of hij al dan niet van deze mogelijkheid gebruik wil maken.
  Indien de operator aan wie het in artikel 4, § 1, 1°, vermelde frequentieblok is toegekend een 2,6 GHz-operator is en als de operator aan wie het in artikel 4, § 1, 2°, vermelde frequentieblok is toegekend een 2,6 GHz-operator is, dan kan de 800 MHz-operator die geen 2,6 GHz-operator is en aan wie het in artikel 4, § 1, 3°, vermelde frequentieblok toegekend is het in artikel 4, § 1, 3°, van het koninklijk besluit 2,6 GHz vermelde frequentieblok verkrijgen. Hij meldt binnen 30 dagen na de kennisgeving zoals bedoeld in artikel 37 aan het Instituut of hij al dan niet van deze mogelijkheid gebruik wil maken.
  § 2. Gebruiksrechten die worden toegekend krachtens paragraaf 1 zijn onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit 2,6 GHz, met uitzondering van de artikelen 11 tot 35.
  In afwijking van artikel 3, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit 2,6 GHz zijn gebruiksrechten die worden toegekend krachtens paragraaf 1 geldig tot 1 juli 2027.

HOOFDSTUK 10. - Wijziging aan het koninklijk besluit van 7 maart 2007 betreffende de kennisgeving van elektronische-communicatiediensten en -netwerken
Art.40. Artikel 8, § 2, van het koninklijk besluit van 7 maart 2007 betreffende de kennisgeving van elektronische-communicatiediensten en -netwerken wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende :
  " 4° het koninklijk besluit van 6 juni 2013 betreffende radiotoegang in de frequentieband 790-862 MHz. "

HOOFDSTUK 11. - Slotbepalingen
Art.41. De minister bevoegd voor telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1.
  <Opgeheven bij KB 2021-11-28/16, art. 74, 002; Inwerkingtreding : 02-01-2022>

Art. N2. Bijlage 2. - Gemeenten te dekken binnen de 3 jaar
  AMEL
  AYWAILLE
  BASTOGNE
  BERTOGNE
  BERTRIX
  BIEVRE
  BRUNEHAUT
  BÜLLINGEN
  BURG-REULAND
  BÜTGENBACH
  CHIMAY
  CINEY
  CLAVIER
  COUVIN
  DAVERDISSE
  EUPEN
  FLOBECQ
  FLORENVILLE
  FROIDCHAPELLE
  GOUVY
  HABAY
  HAMOIS
  HAVELANGE
  HONNELLES
  HOREBEKE
  HOTTON
  HOUFFALIZE
  HOUTHULST
  JALHAY
  KELMIS
  KORTEMARK
  LA ROCHE-EN-ARDENNE
  LIBRAMONT-CHEVIGNY
  LONTZEN
  MEIX-DEVANT-VIRTON
  METTET
  MODAVE
  MOMIGNIES
  NASSOGNE
  OHEY
  ONHAYE
  ORP-JAUCHE
  PALISEUL
  RAEREN
  RAMILLIES
  RENDEUX
  ROCHEFORT
  RUMES
  SAINTE-ODE
  SAINT-HUBERT
  SANKT VITH
  SOMME-LEUZE
  STADEN
  TELLIN
  THEUX
  TINTIGNY
  TROIS-PONTS
  VAUX-SUR-SURE
  VRESSE-SUR-SEMOIS
  WELLIN