13 DECEMBER 2013. - Ministerieel besluit houdende toekenning van toelagen bij wege van overgangsmaatregel aan sommige personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-12-2013 en tekstbijwerking tot 30-10-2018)
HOOFDSTUK 1. - Toekenning van een toelage bij wege van overgangs-maatregel aan de personeelsleden die gerechtigd waren op de forfaitaire vergoeding wegens verblijf- en omreiskosten, zoals bepaald in het ministerieel besluit van 10 juni 1964 betreffende de toekenning van een vergoeding wegens verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën
Art. 1-4
HOOFDSTUK 2. - Toekenning van een toelage bij wege van overgangs-maatregel aan de personeelsleden die gerechtigd waren op de forfaitaire vergoeding wegens rondreizen, zoals bepaald in het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende toekenning van een vergoeding voor kosten wegens rondreizen, van een vergoeding voor het gebruik van een fiets en van bijzondere vergoedingen tot dekking der verplaatsingskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën
Art. 5-8
HOOFDSTUK 3. - Toekenning van een toelage bij wege van overgangs-maatregel aan de personeelsleden die gerechtigd waren op de forfaitaire vergoeding voor representatiekosten, zoals bepaald in het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende de toekenning van een vergoeding voor representatiekosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën
Art. 9-12
HOOFDSTUK 4. - Toekenning van een toelage bij wege van overgangs-maatregel aan de personeelsleden die gerechtigd waren op de forfaitaire vergoeding voor beheerskosten, zoals bepaald in het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende de toekenning van een vergoeding voor lokaalkosten en van een vergoeding voor beheers-kosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën
Afdeling 1. - Toelage voor de personeelsleden die onder het toepassingsgebied vielen van de artikelen 6 en 7 van het bovenvermeld ministerieel besluit van 12 april 1965
Art. 13-16
Afdeling 2. - Toelage voor de personeelsleden die onder het toepassingsgebied vielen van artikel 8 van het bovenvermeld ministerieel besluit van 12 april 1965
Art. 17-20
HOOFDSTUK 5. - Toekenning van een toelage bij wege van overgangs-maatregel aan de personeelsleden die gerechtigd waren op de forfaitaire vergoeding voor verblijf- en omreiskosten, zoals bepaald in het ministerieel besluit van 22 oktober 1998 tot toekenning van een vergoeding voor verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit van het Ministerie van Financiën
Art. 21-24
HOOFDSTUK 6. - Opheffingsbepalingen
Art. 25-30
HOOFDSTUK 1. - Toekenning van een toelage bij wege van overgangs-maatregel aan de personeelsleden die gerechtigd waren op de forfaitaire vergoeding wegens verblijf- en omreiskosten, zoals bepaald in het ministerieel besluit van 10 juni 1964 betreffende de toekenning van een vergoeding wegens verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën
Artikel 1. Een toelage wordt toegekend aan de personeelsleden die de hierna vermelde voorwaarden cumulatief vervullen :
1° op de dag die voorafgaat aan de datum van inwerkingtreding van onderhavig besluit, onder het toepassingsgebied vallen van het ministerieel besluit van 10 juni 1964 betreffende de toekenning van een vergoeding wegens verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën;
2° tijdens de periode gaande van de 14e tot en met de 3e kalendermaand die voorafgaat aan de inwerkingtreding van onderhavig besluit, gedurende ten minste 90 kalenderdagen tot het toepassingsgebied behoord hebben van een of meerdere van de hierna vermelde reglementaire bepalingen :
a) het ministerieel besluit van 10 juni 1964 vermeld onder 1° ;
b) de artikelen 2, 4, 5 of 6 van het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende toekenning van een vergoeding voor kosten wegens rondreizen, van een vergoeding voor het gebruik van een fiets en van bijzondere vergoedingen tot dekking der verplaatsingskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën;
c) het ministerieel besluit van 22 oktober 1998 tot toekenning van een vergoeding voor verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit van het Ministerie van Financiën.
Art.2.§ 1. Het bedrag van de jaarlijkse toelage stemt overeen met het bedrag van de jaarlijkse forfaitaire vergoeding wegens verblijf- en omreiskosten, waarop de personeelsleden gerechtigd waren op de dag die voorafgaat aan deze waarop het in artikel 1 bedoeld ministerieel besluit van 10 juni 1964 wordt opgeheven.
§ 2. [2 Onverminderd artikel 4 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, zijn de in artikel 1 bedoelde personeelsleden gerechtigd op de toelage tijdens de 10 jaren die volgen op 1 januari 2014.]2
[2 In afwijking van artikel 4 van hetzelfde koninklijk besluit van 13 juli 2017, behouden de personeelsleden gedurende de in het eerste lid bedoelde periode de toelage tijdens hun verlof voor de uitoefening van een ambt bij de cel algemene beleidscoördinatie, cel algemeen beleid, beleidscel of een secretariaat van een lid van de federale Regering of een regeringscommissaris toegevoegd aan een federale minister of federale staatssecretaris, alsook tijdens de vervulling van een opdracht bij een instelling wanneer deze opdracht werd toegekend door de Federale Overheidsdienst Financiën met behoud van de wedde.]2
In afwijking van het eerste lid, verliezen de personeelsleden het recht op de toelage met ingang van de datum dat zij bevorderd worden tot het hogere niveau of een hogere klasse, met uitzondering van de bevordering van de klasse A1 naar de klasse A2.
----------
(1)<MB 2018-09-26/06, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<MB 2018-09-26/06, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art.3. De personeelsleden die uit hoofde van een hoger ambt gerechtigd zijn op de toelage of een ander bedrag dan dit verbonden aan de betrekking waarvan ze titularis zijn, verliezen het recht op de toelage of dit bedrag, indien hun hoger ambt wordt beëindigd zonder dat zij in de vacante betrekking werden bevorderd.
Art.4. De toelage wordt maandelijks en na vervallen termijn betaald.
De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten, geldt eveneens voor deze toelage. Zij wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.
HOOFDSTUK 2. - Toekenning van een toelage bij wege van overgangs-maatregel aan de personeelsleden die gerechtigd waren op de forfaitaire vergoeding wegens rondreizen, zoals bepaald in het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende toekenning van een vergoeding voor kosten wegens rondreizen, van een vergoeding voor het gebruik van een fiets en van bijzondere vergoedingen tot dekking der verplaatsingskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën
Art.5. Een toelage wordt toegekend aan de personeelsleden die de hierna vermelde voorwaarden cumulatief vervullen :
1° op de dag die voorafgaat aan de datum van inwerkingtreding van onderhavig besluit, onder het toepassingsgebied vallen van de artikelen 2, 4, 5 of 6 van het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende toekenning van een vergoeding voor kosten wegens rondreizen, van een vergoeding voor het gebruik van een fiets en van bijzondere vergoedingen tot dekking der verplaatsingskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën;
2° tijdens de periode gaande van de 14e tot en met de 3e kalendermaand die voorafgaat aan de inwerkingtreding van onderhavig besluit, gedurende ten minste 90 kalenderdagen tot het toepassingsgebied behoord hebben van een of meerdere van de hierna vermelde reglementaire bepalingen :
a) het ministerieel besluit van 10 juni 1964 betreffende de toekenning van een vergoeding wegens verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën;
b) de artikelen 2, 4, 5 of 6 van het ministerieel besluit van 12 april 1965 vermeld onder 1° ;
c) het ministerieel besluit van 22 oktober 1998 tot toekenning van een vergoeding voor verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit van het Ministerie van Financiën.
Art.6.§ 1. Het bedrag van de jaarlijkse toelage stemt overeen met het bedrag van de jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor kosten wegens rondreizen, teruggebracht tot de spilindex 138,01, waarop de personeelsleden gerechtigd waren op de dag die voorafgaat aan deze waarop het in artikel 5 bedoeld ministerieel besluit van 12 april 1965 wordt opgeheven.
§ 2. [2 Onverminderd artikel 4 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, zijn de in artikel 5 bedoelde personeelsleden gerechtigd op de toelage tijdens de 10 jaren die volgen op 1 januari 2014.]2
[2 In afwijking van artikel 4 van hetzelfde koninklijk besluit van 13 juli 2017, behouden de personeelsleden gedurende de in het eerste lid bedoelde periode de toelage tijdens hun verlof voor de uitoefening van een ambt bij de cel algemene beleidscoördinatie, cel algemeen beleid, beleidscel of een secretariaat van een lid van de federale Regering of een regeringscommissaris toegevoegd aan een federale minister of federale staatssecretaris, alsook tijdens de vervulling van een opdracht bij een instelling wanneer deze opdracht werd toegekend door de Federale Overheidsdienst Financiën met behoud van de wedde.]2
In afwijking van het eerste lid, verliezen de personeelsleden het recht op de toelage met ingang van de datum dat zij bevorderd worden tot het hogere niveau of een hogere klasse, met uitzondering van de bevordering van de klasse A1 naar de klasse A2.
----------
(1)<MB 2018-09-26/06, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<MB 2018-09-26/06, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art.7. De personeelsleden die uit hoofde van een hoger ambt gerechtigd zijn op de toelage of een ander bedrag dan dit verbonden aan de betrekking waarvan ze titularis zijn, verliezen het recht op de toelage of dit bedrag, indien hun hoger ambt wordt beëindigd zonder dat zij in de vacante betrekking werden bevorderd.
Art.8. De toelage wordt maandelijks en na vervallen termijn betaald.
De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten, geldt eveneens voor deze toelage. Zij wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.
HOOFDSTUK 3. - Toekenning van een toelage bij wege van overgangs-maatregel aan de personeelsleden die gerechtigd waren op de forfaitaire vergoeding voor representatiekosten, zoals bepaald in het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende de toekenning van een vergoeding voor representatiekosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën
Art.9. Een toelage wordt toegekend aan de personeelsleden die de hierna vermeld voorwaarden cumulatief vervullen :
1° op de dag die voorafgaat aan de datum van inwerkingtreding van onderhavig besluit, onder het toepassingsgebied vallen van het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende de toekenning van een vergoeding voor representatiekosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën;
2° tijdens de periode gaande van de 14e tot en met de 3e kalendermaand die voorafgaat aan de inwerkingtreding van onderhavig besluit, tot het toepassingsgebied van hetzelfde ministerieel besluit van 12 april 1965 gedurende ten minste 90 kalenderdagen behoord hebben.
Art.10.§ 1. De toelage bedraagt 1.147,12 EUR per jaar.
§ 2. [2 Onverminderd artikel 4 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, zijn de in artikel 9 bedoelde personeelsleden gerechtigd op de toelage tijdens de 10 jaren die volgen op 1 januari 2014.]2
[2 In afwijking van artikel 4 van hetzelfde koninklijk besluit van 13 juli 2017, behouden de personeelsleden gedurende de in het eerste lid bedoelde periode de toelage tijdens hun verlof voor de uitoefening van een ambt bij de cel algemene beleidscoördinatie, cel algemeen beleid, beleidscel of een secretariaat van een lid van de federale Regering of een regeringscommissaris toegevoegd aan een federale minister of federale staatssecretaris, alsook tijdens de vervulling van een opdracht bij een instelling wanneer deze opdracht werd toegekend door de Federale Overheidsdienst Financiën met behoud van de wedde.]2
In afwijking van het eerste lid, verliezen de personeelsleden het recht op de toelage met ingang van de datum dat zij bevorderd worden tot een hogere klasse, met uitzondering van de bevordering van de klasse A1 naar de klasse A2.
----------
(1)<MB 2018-09-26/06, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<MB 2018-09-26/06, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art.11. De personeelsleden die uitsluitend gerechtigd zijn op de toelage uit hoofde van een hoger ambt dat ze vervullen, verliezen het recht op de toelage wanneer hun hoger ambt wordt beëindigd zonder dat zij in de vacante betrekking werden bevorderd.
Art.12. De toelage wordt maandelijks en na vervallen termijn betaald.
De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten, geldt eveneens voor deze toelage. Zij wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.
HOOFDSTUK 4. - Toekenning van een toelage bij wege van overgangs-maatregel aan de personeelsleden die gerechtigd waren op de forfaitaire vergoeding voor beheerskosten, zoals bepaald in het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende de toekenning van een vergoeding voor lokaalkosten en van een vergoeding voor beheers-kosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën
Afdeling 1. - Toelage voor de personeelsleden die onder het toepassingsgebied vielen van de artikelen 6 en 7 van het bovenvermeld ministerieel besluit van 12 april 1965
Art.13. Een toelage wordt toegekend aan de personeelsleden die de hierna vermelde voorwaarden cumulatief vervullen :
1° op de dag die voorafgaat aan de datum van inwerkingtreding van onderhavig besluit, onder het toepassingsgebied vallen van de artikelen 6 en 7 van het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende de toekenning van een vergoeding voor lokaalkosten en van een vergoeding voor beheerskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën;
2° tijdens de periode gaande van de 14e tot en met de 3e kalendermaand die voorafgaat aan de inwerkingtreding van onderhavig besluit, tot het toepassingsgebied van de artikelen 6 en 7 van hetzelfde ministerieel besluit van 12 april 1965 gedurende ten minste 90 kalenderdagen behoord hebben.
Art.14.§ 1. Het bedrag van de jaarlijkse toelage stemt overeen met het bedrag van de jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor beheerskosten, waarop de personeelsleden gerechtigd waren op de dag die voorafgaat aan deze waarop het in artikel 13 bedoeld ministerieel besluit van 12 april 1965 wordt opgeheven.
§ 2. [2 Onverminderd artikel 4 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, zijn de in artikel 13 bedoelde personeelsleden gerechtigd op de toelage tijdens de 10 jaren die volgen op 1 januari 2014.]2
[2 In afwijking van artikel 4 van hetzelfde koninklijk besluit van 13 juli 2017, behouden de personeelsleden gedurende de in het eerste lid bedoelde periode de toelage tijdens hun verlof voor de uitoefening van een ambt bij de cel algemene beleidscoördinatie, cel algemeen beleid, beleidscel of een secretariaat van een lid van de federale Regering of een regeringscommissaris toegevoegd aan een federale minister of federale staatssecretaris, alsook tijdens de vervulling van een opdracht bij een instelling wanneer deze opdracht werd toegekend door de Federale Overheidsdienst Financiën met behoud van de wedde.]2
In afwijking van het eerste lid, verliezen de personeelsleden het recht op de toelage met ingang van de datum dat zij bevorderd worden tot het hogere niveau of een hogere klasse, met uitzondering van de bevordering van de klasse A1 naar de klasse A2.
----------
(1)<MB 2018-09-26/06, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<MB 2018-09-26/06, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art.15. De personeelsleden die uitsluitend gerechtigd zijn op de toelage uit hoofde van een hoger ambt dat ze vervullen, verliezen het recht op de toelage wanneer hun hoger ambt wordt beëindigd zonder dat zij in de vacante betrekking werden bevorderd.
Art.16. De toelage wordt maandelijks en na vervallen termijn betaald.
Afdeling 2. - Toelage voor de personeelsleden die onder het toepassingsgebied vielen van artikel 8 van het bovenvermeld ministerieel besluit van 12 april 1965
Art.17. Een toelage wordt toegekend aan de personeelsleden die de hierna vermelde voorwaarden cumulatief vervullen :
1° op de dag die voorafgaat aan de datum van inwerkingtreding van onderhavig besluit, onder het toepassingsgebied vallen van artikel 8 van het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende de toekenning van een vergoeding voor lokaalkosten en van een vergoeding voor beheerskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën;
2° tijdens de periode gaande van de 14e tot en met de 3e kalendermaand die voorafgaat aan de inwerkingtreding van onderhavig besluit, tot het toepassingsgebied van artikel 8 van hetzelfde ministerieel besluit van 12 april 1965 gedurende ten minste 90 kalenderdagen behoord hebben.
Art.18.§ 1. Het bedrag van de jaarlijkse toelage stemt overeen met het bedrag van de jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor beheerskosten, teruggebracht tot de spilindex 138,01, waarop de personeelsleden gerechtigd waren op de dag die voorafgaat aan deze waarop het in artikel 17 bedoeld ministerieel besluit van 12 april 1965 wordt opgeheven.
§ 2. [2 Onverminderd artikel 4 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, zijn de in artikel 17 bedoelde personeelsleden gerechtigd op de toelage tijdens de 10 jaren die volgen op 1 januari 2014.]2
[2 In afwijking van artikel 4 van hetzelfde koninklijk besluit van 13 juli 2017, behouden de personeelsleden gedurende de in het eerste lid bedoelde periode de toelage tijdens hun verlof voor de uitoefening van een ambt bij de cel algemene beleidscoördinatie, cel algemeen beleid, beleidscel of een secretariaat van een lid van de federale Regering of een regeringscommissaris toegevoegd aan een federale minister of federale staatssecretaris, alsook tijdens de vervulling van een opdracht bij een instelling wanneer deze opdracht werd toegekend door de Federale Overheidsdienst Financiën met behoud van de wedde.]2
In afwijking van het eerste lid, verliezen de personeelsleden het recht op de toelage met ingang van de datum dat zij bevorderd worden tot het hogere niveau of een hogere klasse, met uitzondering van de bevordering van de klasse A1 naar de klasse A2.
----------
(1)<MB 2018-09-26/06, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<MB 2018-09-26/06, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art.19. De personeelsleden die uitsluitend gerechtigd zijn op de toelage uit hoofde van een hoger ambt dat ze vervullen, verliezen het recht op de toelage wanneer hun hoger ambt wordt beëindigd zonder dat zij in de vacante betrekking werden bevorderd.
Art.20. De toelage wordt maandelijks en na vervallen termijn betaald.
De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten, geldt eveneens voor deze toelage. Zij wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.
HOOFDSTUK 5. - Toekenning van een toelage bij wege van overgangs-maatregel aan de personeelsleden die gerechtigd waren op de forfaitaire vergoeding voor verblijf- en omreiskosten, zoals bepaald in het ministerieel besluit van 22 oktober 1998 tot toekenning van een vergoeding voor verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit van het Ministerie van Financiën
Art.21. Een toelage wordt toegekend aan de personeelsleden die de hierna vermelde voorwaarden cumulatief vervullen :
1° op de dag die voorafgaat aan de datum van inwerkingtreding van onderhavig besluit, onder het toepassingsgebied vallen van het ministerieel besluit van 22 oktober 1998 tot toekenning van een vergoeding voor verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit van het Ministerie van Financiën;
2° tijdens de periode gaande van de 14e tot en met de 3e kalendermaand die voorafgaat aan de inwerkingtreding van onderhavig besluit, gedurende ten minste 90 kalenderdagen tot het toepassingsgebied behoord hebben van een of meerdere van de hierna vermelde reglementaire bepalingen :
a) het ministerieel besluit van 10 juni 1964 betreffende de toekenning van een vergoeding wegens verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën;
b) de artikelen 2, 4, 5 of 6 van het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende toekenning van een vergoeding voor kosten wegens rondreizen, van een vergoeding voor het gebruik van een fiets en van bijzondere vergoedingen tot dekking der verplaatsingskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën;
c) het ministerieel besluit van 22 oktober 1998 vermeld onder 1°.
Art.22.§ 1. Het bedrag van de jaarlijkse toelage stemt overeen met het bedrag van de jaarlijkse forfaitaire vergoeding wegens verblijf- en omreiskosten, waarop de personeelsleden gerechtigd waren op de dag die voorafgaat aan deze waarop het in artikel 21 bedoeld ministerieel besluit van 22 oktober 1998 wordt opgeheven.
§ 2. [2 Onverminderd artikel 4 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, zijn de in artikel 21 bedoelde personeelsleden gerechtigd op de toelage tijdens de 10 jaren die volgen op 1 januari 2014.]2
[2 In afwijking van artikel 4 van hetzelfde koninklijk besluit van 13 juli 2017, behouden de personeelsleden gedurende de in het eerste lid bedoelde periode de toelage tijdens hun verlof voor de uitoefening van een ambt bij de cel algemene beleidscoördinatie, cel algemeen beleid, beleidscel of een secretariaat van een lid van de federale Regering of een regeringscommissaris toegevoegd aan een federale minister of federale staatssecretaris, alsook tijdens de vervulling van een opdracht bij een instelling wanneer deze opdracht werd toegekend door de Federale Overheidsdienst Financiën met behoud van de wedde.]2
In afwijking van het eerste lid, verliezen de personeelsleden het recht op de toelage met ingang van de datum dat zij bevorderd worden tot het hogere niveau of een hogere klasse, met uitzondering van de bevordering van de klasse A1 naar de klasse A2.
----------
(1)<MB 2018-09-26/06, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<MB 2018-09-26/06, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art.23. De personeelsleden die uit hoofde van een hoger ambt gerechtigd zijn op de toelage of een ander bedrag dan dit verbonden aan de betrekking waarvan ze titularis zijn, verliezen het recht op de toelage of dit bedrag, indien hun hoger ambt wordt beëindigd zonder dat zij in de vacante betrekking werden bevorderd.
Art.24. De toelage wordt maandelijks en na vervallen termijn betaald.
De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten, geldt eveneens voor deze toelage. Zij wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.
HOOFDSTUK 6. - Opheffingsbepalingen
Art.25. Het ministerieel besluit van 10 juni 1964 betreffende de toekenning van een vergoeding wegens verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 1967 en bij de ministeriële besluiten van 19 juli 1967, 25 oktober 1974, 4 juni 1980, 22 oktober 1998, 22 december 2000, 27 september 2001, 7 september 2004 en 6 juni 2007, wordt opgeheven.
Art.26. Het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende toekenning van een vergoeding voor kosten wegens rondreizen, van een vergoeding voor het gebruik van een fiets en van bijzondere vergoedingen tot dekking der verplaatsingskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 10 mei 1966 en 13 juni 1966, bij koninklijk besluit van 27 april 1967 en bij de ministeriële besluiten van 19 juli 1967, 18 februari 1975, 17 februari 1978, 4 juni 1980, 24 juli 1990, 22 december 2000 en 15 juli 2002, wordt opgeheven.
Art.27. Het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende de toekenning van een vergoeding voor representatiekosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 24 juli 1990 en 15 juli 2002, wordt opgeheven.
Art.28. Het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende de toekenning van een vergoeding voor lokaalkosten en van een vergoeding voor beheerskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 september 1965 en 27 april 1967 en bij de ministeriële besluiten van 19 juli 1967, 17 november 1969, 18 februari 1975, 17 februari 1978, 24 juli 1990 en 15 juli 2002, wordt opgeheven.
Art.29. Het ministerieel besluit van 22 oktober 1998 tot toekenning van een vergoeding voor verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit van het Ministerie van Financiën, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 22 december 2000 en 15 juli 2002, wordt opgeheven.
Art. 30. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.