Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

13 JUNI 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992 met betrekking tot de invoer van goederen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1992003843 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 5 van het koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992 met betrekking tot de invoer van goederen voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 september 2004, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 5. § 1. De belasting verschuldigd bij invoer wordt betaald op het tijdstip van de aangifte voor het verbruik, onder voorbehoud van het bepaalde in de paragrafen 2 en 3.
  § 2. In de door de Minister van Financiën te bepalen gevallen en onder de door hem te stellen voorwaarden, mag de voldoening worden uitgesteld tot bij het verstrijken van een termijn van ten hoogste tien dagen te rekenen vanaf de aangifte.
  § 3. Aan belastingplichtigen die de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde periodieke aangifte indienen, met uitsluiting van de belastingplichtigen bedoeld in artikel 55, § 3, tweede lid, van het Wetboek, kan door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde vergunning worden verleend om de uit hoofde van de invoer opeisbare belasting niet te voldoen op het tijdstip van de aangifte ten verbruik, mits die belasting als verschuldigde belasting wordt opgenomen in de bovenbedoelde periodieke aangifte.
  Aan de personen die overeenkomstig artikel 55, § 3, tweede lid, van het Wetboek, vooraf zijn erkend, kan door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde evenwel vergunning worden verleend waardoor de niet in België gevestigde belastingplichtigen die door eerstgenoemden worden vertegenwoordigd, de uit hoofde van de invoer opeisbare belasting niet moeten voldoen op het tijdstip van de aangifte ten verbruik, mits die belasting als verschuldigde belasting wordt opgenomen in de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde aangifte die bedoelde personen moeten indienen voor rekening van deze belastingplichtigen.
  De in het eerste en tweede lid bedoelde vergunninghouder mag de bij de invoer verschuldigde belasting niet voldoen volgens de wijze als voorzien in de paragrafen 1 en 2.
  § 4. De in paragraaf 3, eerste lid, bedoelde vergunning wordt alleen verleend als voldaan is aan alle hiernavolgende voorwaarden :
  1° de belastingplichtigen moeten een invoer hebben verricht of moeten kunnen aantonen dat in de toekomst het geval zal zijn;
  2° zij hebben alle periodieke aangiften bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek ingediend met betrekking tot de handelingen die zij hebben verricht sinds de vier kalenderkwartalen die voorafgaan aan de vergunningaanvraag en hebben de belasting voldaan waarvan de opeisbaarheid blijkt uit die aangiften;
  3° zij hebben geen belastingschuld voortvloeiend uit overtredingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde die een schuldvordering vormt in het voordeel van de administratie die geheel of gedeeltelijk zeker, opeisbaar en vaststaand is.
  De in paragraaf 3, tweede lid, bedoelde vergunning wordt alleen verleend als voldaan is aan alle hiernavolgende voorwaarden :
  1° de vooraf erkende personen hebben alle periodieke aangiften bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek ingediend met betrekking tot de handelingen die hun lastgevers hebben verricht sinds de vier kalenderkwartalen die voorafgaan aan de vergunningaanvraag en hebben de belasting voldaan waarvan de opeisbaarheid blijkt uit die aangiften;
  2° zij zijn met hun lastgevers, in de zin van artikel 55, § 4, tweede lid, van het Wetboek, niet gehouden tot betaling van een belastingschuld voortvloeiend uit overtredingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde die een schuldvordering vormt in het voordeel van de administratie die geheel of gedeeltelijk zeker, opeisbaar en vaststaand is.
  § 5. De in paragraaf 3 bedoelde vergunning moet schriftelijk worden aangevraagd. Binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de datum van de aanvraag wordt de vergunning verleend indien de daartoe gestelde voorwaarden vervuld zijn of wordt de aanvraag verworpen bij een met redenen omklede beslissing.
  § 6. Door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde kan de in paragraaf 3 bedoelde vergunning worden ingetrokken indien zij werd afgeleverd op grond van een onjuiste verklaring of als de vergunninghouder niet meer voldoet aan de voorwaarden gesteld door artikel 53, § 1, eerste lid, 2° en 3°, van het Wetboek of de ter uitvoering ervan genomen besluiten.
  In geval van intrekking overeenkomstig het eerste lid, zal een nieuwe vergunning slechts kunnen worden aangevraagd na het verstrijken van een periode van twaalf maanden die volgt op de maand waarin de beslissing tot intrekking ter kennis werd gebracht.
  § 7. Door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde worden de toepassingsmodaliteiten van dit artikel bepaald. Hij bepaalt onder meer de formaliteiten die bij de aanvraag of de intrekking van de vergunning dienen te worden vervuld. Hij stelt bovendien de vorm en de inhoud vast van deze vergunning. "

Art.2. In artikel 6 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen als volgt :
  " § 1. De belasting is verschuldigd door de geadresseerde die in België een belastbare invoer van goederen verricht. "

Art.3. In artikel 7 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 2 vervangen als volgt :
  " § 2. In de situaties bedoeld in artikel 5, § 3, moet de belasting verschuldigd bij invoer als verschuldigde belasting opgenomen worden in de periodieke aangifte met betrekking tot het tijdvak waarin de invoer plaatsvond. "

Art.4. Artikel 8 van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 8. § 1. Zijn hoofdelijk gehouden tot de voldoening van de belasting met de in artikel 6 bedoelde geadresseerde :
  1° de aangever, met name de persoon die in eigen naam of in naam van een andere persoon goederen aangeeft voor het verbruik of voor één van de regelingen bedoeld in artikel 23, §§ 4 en 5, van het Wetboek;
  2° de lastgever van de onder 1° bedoelde aangever;
  3° ieder ander persoon gehouden tot de voldoening van de invoerrechten, ook al zijn de goederen om welke reden dan ook niet aan invoerrechten onderworpen.
  Wanneer de belasting moet worden voldaan op de wijze aangeduid in artikel 7, § 2, is evenwel alleen de persoon die de goederen heeft aangegeven voor het extern douanevervoer of het intern communautair douanevervoer, hoofdelijk gehouden tot voldoening van de belasting. "
  § 2. De in paragraaf 1, eerste lid, 1° tot 3° en tweede lid, bedoelde personen die aantonen dat zij geen fout hebben begaan of niet nalatig zijn geweest, zijn ontslagen van de hoofdelijke aansprakelijkheid.
  Deze personen kunnen in geen geval van deze aansprakelijkheid worden ontslagen indien zij wisten of moesten weten dat de verschuldigde belasting bij de invoer niet werd of zal worden gestort aan de Staat. "

Art. 5. De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Brussel, 13 juni 2013.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Financiën,
  K. GEENS