19 JULI 2013. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de ambten waarvan de titularissen bij de Federale Overheidsdienst Financiën uitgesloten worden van het genot van sommige verloven en afwezigheden(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-08-2013 en tekstbijwerking tot 19-03-2020)
Art. 1-5
Artikel 1.Overeenkomstig artikel 7, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, zijn de ambtenaren die benoemd zijn in de klasse A3 en die de leiding hebben van een dienst, uitgesloten van de verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid, van de voltijdse en de halftijdse loopbaanonderbreking en van de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden.
[1 De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn evenwel niet uitgesloten van het recht om de uitoefening van hun ambt te verminderen met een tiende of een vijfde voor persoonlijke aangelegenheden, onder de voorwaarden en volgens de nadere regels vermeld in hoofdstuk XIV van hetzelfde besluit.]1
----------
(1)<MB 2020-03-09/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2020>
Art.2. Dit besluit is eveneens van toepassing op de ambtenaren die aangesteld zijn voor de uitoefening van een hoger ambt in de klasse A3.
Art.3. De ambtenaren die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit een ambt uitoefenen vermeld in artikel 1 en een afwezigheid of verlof hebben verkregen, vermeld in artikel 7, § 1, van het voornoemde koninklijk besluit van 19 november 1998, blijven daar recht op hebben voor de reeds toegestane duur.
Art.4. Het ministerieel besluit van 6 maart 2002 houdende vaststelling, wat het Ministerie van Financiën betreft, van de ambten waarvan de titularissen uitgesloten worden van het genot van sommige verloven en afwezigheden, wordt opgeheven.
Art. 5. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.