Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

6 SEPTEMBER 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 53, 56, 58, 70, 133 en 151 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-09-2012 en tekstbijwerking tot 31-01-2013)



Inhoudstafel:


Art. 1-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 53 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, vervangen bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 mei 1993, 22 november 1995, 9 maart 2006, 7 juni 2009 en 10 september 2010, wordt het tweede lid vervangen door de volgende vier leden, luidende :
  "De beslissing heeft echter maar uitwerking te rekenen vanaf de maandag die volgt op de afgifte ter post van de brief waarbij zij ter kennis gegeven wordt aan de werkloze, wanneer deze beslissing niet genomen is binnen een termijn van één maand en tien dagen die ingaat de dag volgend op deze waarop het werkloosheidsbureau kennis kreeg van het feit, of in geval van een feit gevolgd door een uitkeringsaanvraag, bedoeld in het eerste lid, de dag volgend op deze waarop het werkloosheidsbureau het volledig dossier ontving.
  In afwachting van de beslissing bedoeld in de vorige leden, kan de directeur opdracht geven tot de schorsing van de betaling van de uitkeringen vanaf de voornoemde dag van uitwerking, indien de schorsing aan de uitbetalingsinstelling ter kennis wordt gegeven in de loop van de maand waarin het werkloosheidsbureau kennis heeft gekregen van de feiten en vóór de derde werkdag die voorafgaat aan "de theoretische betaaldatum". De schorsing wordt evenwel ambtshalve opgeheven indien er geen beslissing genomen is binnen de termijn bedoeld in het tweede lid.
  In afwijking tot het derde lid, indien de schorsing niet is ter kennis gegeven vóór de derde werkdag die voorafgaat aan "de theoretische betaaldatum", gaat de schorsing in :
  1° indien de kennisgeving plaatsvindt binnen de drie laatste werkdagen, die voorafgaan aan "de theoretische betaaldatum", de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving;
  2° indien de kennisgeving plaatsvindt buiten de periode bedoeld in punt 1° : de eerste dag van de maand van de kennisgeving.
  Voor de toepassing van het derde en vierde lid geldt het volgende :
  - de termijn van drie werkdagen omvat alle dagen behalve de zaterdagen, zondagen, feestdagen en hun vervangingsdagen;
  - "de theoretische betaaldatum" is de eerste kalenderdag van de maand die volgt op de maand van de kennisgeving van de beslissing. In voorkomend geval wordt deze dag vervangen door de dag waarop de vervroegde betaling is toegelaten in toepassing van artikel 161, vierde lid.".

Art.2. Artikel 56, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 juni 2000, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "In afwijking van het eerste lid heeft de beslissing tot uitsluiting eerst uitwerking vanaf de maandag volgend op de afgifte ter post van de brief waarbij zij ter kennis wordt gegeven aan de werkloze, indien zij ter kennis wordt gegeven buiten de termijn van één maand en tien dagen die ingaat de dag volgend op deze waarop het werkloosheidsbureau kennis kreeg van de onbeschikbaarheid. In geval het verhoor van de werkloze wordt verdaagd, wordt deze termijn op evenredige wijze verlengd.".

Art.3. In artikel 58, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 2001, 4 juli 2004 en 15 juni 2006, worden het derde en het vierde lid vervangen als volgt :
  "In afwijking van het voorgaande lid heeft de beslissing tot uitsluiting eerst uitwerking vanaf de maandag volgend op de afgifte ter post van de brief waarbij zij ter kennis wordt gegeven aan de werkloze, indien zij ter kennis wordt gegeven buiten de termijn van één maand en tien dagen die ingaat de dag volgend op deze waarop het werkloosheidsbureau kennis kreeg van de schrapping. In geval het verhoor van de werkloze wordt verdaagd, wordt deze termijn op evenredige wijze verlengd.
  Het tweede lid, 3° is evenwel niet van toepassing als de werkloze het werkloosheidsbureau tijdig op de hoogte heeft gebracht van zijn adreswijziging. In voorkomend geval deelt het werkloosheidsbureau het nieuwe adres mee aan de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling op het ogenblik dat het van de ambtshalve schrapping op de hoogte wordt gebracht.".

Art.4.
  <Ingetrokken bij KB 2013-01-22/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2012>

Art.5. In artikel 133, § 1, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) de bepaling onder 9°, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 juni 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 januari 2007, wordt vervangen als volgt :
  "9° de jonge werknemer die de jeugdvakantie-uitkering bedoeld in artikel 78bis, § 1, aanvraagt. Het dossier moet op het werkloosheidsbureau aankomen uiterlijk op het einde van de tweede maand volgend op het vakantiejaar;";
  2°) de bepaling onder 9bis°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 januari 2007, wordt vervangen als volgt :
  "9°bis de werknemer die de seniorvakantie-uitkering bedoeld in artikel 78bis, § 2, aanvraagt. Het dossier moet op het werkloosheidsbureau aankomen uiterlijk op het einde van de tweede maand volgend op het vakantiejaar;";
  3°) het wordt aangevuld met de bepaling onder 15°; luidende :
  "15° de werknemer die de mobiliteitstoeslag bedoeld in artikel 131septies aanvraagt; dit dossier bevat een kopie van de arbeidsovereenkomst en het bewijs van het niet passend karakter van de dienstbetrekking. Dit dossier moet ingediend worden ten vroegste in de loop van de maand die de aanvang van de tewerkstelling voorafgaat en uiterlijk binnen de periode van 2 maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de maand volgend op deze waarin de tewerkstelling een aanvang neemt De aanvang van de tewerkstelling wordt beschouwd als een wijzigende gebeurtenis voor de toepassing van artikel 148, 3°.".

Art.6. In artikel 151 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) het tweede lid wordt vervangen als volgt :
  "In afwijking van het eerste lid, in de gevallen bedoeld in artikel 149, § 1, eerste lid, 3° of 4° of tweede lid, draagt de uitkeringskaart als geldigheidsdatum ten opzichte van de uitbetalingsinstelling :
  1° hetzij de eerste dag van de maand tijdens dewelke haar de beslissing wordt ter kennis gegeven,
  2° een recentere dag in de maand tijdens dewelke haar de beslissing wordt ter kennis gegeven, indien de beslissing pas ingaat vanaf die dag.";
  2°) het wordt aangevuld met twee leden, luidende :
  "In afwijking op het tweede lid, draagt de uitkeringskaart als geldigheidsdatum de eerste kalenderdag van de maand die volgt, indien de beslissing haar niet ter kennis wordt gegeven vóór de derde werkdag die voorafgaat aan de "theoretische betaaldatum".
  Voor de toepassing van het derde lid geldt het volgende :
  - de termijn van drie werkdagen omvat alle dagen behalve de zaterdagen, zondagen, feestdagen en hun vervangingsdagen;
  - "de theoretische betaaldatum" is de eerste kalenderdag van de maand die volgt op de maand van de kennisgeving van de beslissing. In voorkomend geval wordt deze dag vervangen door de dag waarop de vervroegde betaling is toegelaten in toepassing van artikel 161, vierde lid.".

Art.7. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 8. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Brussel, 6 september 2012.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Werk,
  Mevr. M. DE CONINCK