Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

19 JUNI 2012. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 17bis van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers gecoördineerd op 28 juni 1971



Inhoudstafel:


Art. 1-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1967033001 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 maart 2012, wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidende :
  " Art. 3bis. De werknemers bedoeld in artikel 17bis van de gecoördineerde wetten genieten van aanvullende vakantie, op voorwaarde :
  1° dat een activiteit in dienst van een of meerdere werkgevers wordt aangevat of hervat.
  Onder " aanvatten van een activiteit " moet worden verstaan, iedere activiteit van een werknemer die nooit geheel of gedeeltelijk onderworpen is geweest aan de gecoördineerde wetten tijdens het vakantiedienstjaar bedoeld in artikel 3.
  Onder " hervatten van een activiteit " moet worden verstaan, iedere activiteit van een werknemer die, vóór het hervatten van de activiteit, bedoeld was in :
  - artikel 27, 1°, a) van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
  - artikel 100 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 en de uitvoeringsbesluiten ervan, voor de dagen arbeidsonderbreking die niet gelijkgesteld zijn met dagen normale werkelijke arbeid;
  - in de gevallen, voorzien in artikel 46, § 1;
  - de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst in artikel 48 van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels heeft genomen;
  2° dat ze werkelijke arbeidsprestaties hebben verricht of een met arbeid gelijkgestelde onderbreking hebben gehad tijdens ten minste drie maanden al dan niet doorlopend gedurende eenzelfde kalenderjaar, bij een of meerdere werkgevers. Deze periode wordt " aanloopperiode " genoemd;
  3° dat de vakantiedagen bedoeld in artikel 3 zijn opgebruikt. ".

Art.2.Artikel 35, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 mei 2004, wordt vervangen als volgt :
  " De wettelijke vakantieduur van een werknemer wordt als volgt bepaald :
  Totaal aantal normale werkelijke arbeidsdagen en gelijkgestelde inactiviteitsdagen
  Aantal wettelijke vakantiedagen (standaard uitgedrukt in dagen in het voltijdse 5 dagen-weekstelsel)


231 en meer20
van 221 tot 23019
van 212 tot 22018
van 202 tot 21117
van 192 tot 20116
van 182 tot 19115
van 163 tot 18114
van 154 tot 16213
van 144 tot 15312
van 135 tot 14311
van 125 tot 13410
van 106 tot 1249
van 97 tot 1058
van 87 tot 967
van 77 tot 866
van 64 tot 765
van 48 tot 634
van 39 tot 473
van 20 tot 382
van 10 tot 191
van 0 tot 90


Art.3. Artikel 46, § 2, eerste lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, wordt vervolledigd door 6° en 7°, opgesteld als volgt :
  " 6° de brutobedragen van het uitbetaald aanvullend vakantiegeld;
  7° het aantal dagen aanvullende vakantie reeds opgenomen door de bediende en het arbeidsstelsel waarin deze vakantiedagen werden opgenomen. ".

Art.4. In Titel II van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 april 2010, wordt een hoofdstuk V ingevoegd, luidende :
  " Aanvullende vakantie ".

Art.5. In Hoofdstuk V ingevoegd bij artikel 4 wordt een afdeling 1 ingevoegd, die de artikelen 37quinquies tot 37decies bevat, luidende :
  " Afdeling 1 - Aanvullend vakantiegeld.
  Art. 37quinquies. Het bedrag van het aanvullend vakantiegeld van de werknemer is gelijk aan 7,69 pct. van de lonen van de periode die recht geeft op aanvullende vakantie gevraagd door de werknemer, eventueel vermeerderd met een fictief loon voor de met dagen normale werkelijke arbeid gelijkgestelde inactiviteitsdagen.
  Art. 37sexies. Voor de berekening van het bedrag van het aanvullend vakantiegeld worden met dagen normale werkelijke arbeid gelijkgesteld :
  1° de dagen arbeidsonderbreking bedoeld in artikel 16 volgens de modaliteiten bedoeld in artikelen 17 tot en met 21;
  2° de jaarlijkse vakantiedagen bedoeld in artikel 35 alsook de aanvullende vakantie.
  Art. 37septies. Het aanvullend vakantiegeld wordt aan de werknemer uitbetaald ten laatste in de loop van het kwartaal volgend op het kwartaal tijdens hetwelk het recht op aanvullende vakantie werd uitgeoefend.
  Art. 37octies. Aanvullende vakantie wordt toegekend op basis van een formulier overhandigd door de werknemer aan de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie of aan een bijzonder vakantiefonds. Dit gedateerd en ondertekend formulier wordt opgemaakt volgens een model goedgekeurd door het Beheerscomité van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie.
  Art. 37nonies. Het aanvullend vakantiegeld komt in mindering van de uitbetaling van het vakantiegeld van het jaar volgend op het opnemen van deze aanvullende vakantie, ten belope van maximum 50 pct. van het bedrag bedoeld in artikel 14.
  Art.37decies. Artikelen 22, 23, § 3 en § 4, 24, 33 en 34 zijn van toepassing op aanvullende vakantie. ".

Art.6. In Hoofdstuk V ingevoegd bij artikel 4 wordt een afdeling 2 ingevoegd, die de artikelen 37undecies en 37duodecies bevat, luidende :
  " Afdeling 2. - Duur van de aanvullende vakantie.
  Art. 37undecies. De duur van de aanvullende vakantie van een werknemer wordt bepaald overeenkomstig artikel 35, verminderd met de vakantiedagen bedoeld in artikel 3.
  Art. 37duodecies. Voor de berekening van de duur van de aanvullende vakantie worden als arbeidsdagen beschouwd :
  1° de dagen arbeidsonderbreking bedoeld in artikel 16 volgens de modaliteiten bedoeld in artikelen 17 tot en met 21;
  2° de vakantiedagen bedoeld in artikel 35 alsook de aanvullende vakantie. ".

Art.7. In Titel III van hetzelfde besluit gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 maart 2012, wordt een hoofdstuk III ingevoegd, luidende :
  " Aanvullende vakantie. ".

Art.8. In Hoofdstuk III ingevoegd bij artikel 7 wordt een afdeling 1 ingevoegd, die de artikelen 62bis tot 62quater bevat, luidende :
  " Afdeling 1. - Aanvullend vakantiegeld.
  Art. 62bis. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 38, 1° betaalt de werkgever aan de werknemer op de gewone datum voor uitbetaling van het loon een bedrag gelijk aan zijn normaal loon voor de dagen aanvullende vakantie.
  Art. 62ter. Het vakantiegeld bedoeld in artikel 62bis komt in mindering van latere uitbetalingen van vakantiegeld bedoeld in artikel 38, 2°.
  De aftrek moet gebeuren op het vakantiegeld van het jaar die volgt op de opname van de aanvullende vakantie of in voorkomend geval, de vakantiegelden zoals voorzien in artikel 46.
  Art. 62quater. Voor de berekening van het bedrag van het aanvullend vakantiegeld, worden beschouwd als arbeidsdagen :
  1° de dagen arbeidsonderbreking bedoeld in artikel 41 volgens de modaliteiten, bedoeld in artikelen 42 tot en met 44;
  2° de jaarlijkse vakantiedagen bedoeld in artikel 3 alsook de aanvullende vakantie.

Art.9. In Hoofdstuk III ingevoegd bij artikel 7 wordt een afdeling 2 ingevoegd, die de artikelen 62quinquies en 62sexies bevat, luidende :
  " Afdeling 2. - Duur van de aanvullende vakantie.
  Art. 62quinquies. Vanaf de laatste week van de aanloopperiode heeft de werknemer die de voorwaarden bepaald in artikel 3bis vervult, recht op maximum zes vakantiedagen in een arbeidsstelsel van zes dagen per week. Indien de werknemer is tewerkgesteld volgens een ander arbeidsstelsel, heeft hij recht op vakantiedagen naar verhouding van zijn arbeidsstelsel tijdens zijn aanloopperiode.
  Na de aanloopperiode wordt de vakantieduur bepaald naar rato van twee dagen per maand prestaties verricht bij een of meerdere werkgevers indien de werknemer is tewerkgesteld in een arbeidsstelsel van zes dagen per week. Indien de werknemer in een ander arbeidsstelsel is tewerkgesteld, heeft hij recht op vakantiedagen naar verhouding van zijn arbeidsstelsel.
  De aldus bepaalde vakantieduur wordt verminderd met het aantal vakantiedagen bedoeld in artikel 3.
  Art. 62sexies. Voor de berekening van de duur van de aanvullende vakantie, worden beschouwd als. dagen van normale werkelijke arbeid :
  1° de dagen arbeidsonderbreking bedoeld in artikel 41, zoals bepaald in de artikelen 42 tot en met 44;
  2° de jaarlijkse vakantiedagen bedoeld in artikel 3 alsook de aanvullende vakantiedagen. ".

Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2012 en is van toepassing voor de eerste maal op de vakantie die in 2012 wordt opgenomen, behalve artikel 2 dat in werking treedt vanaf het vakantiedienstjaar 2012 - vakantiejaar 2013, wat betreft de vakantie bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers.

Art. 11. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Brussel, 19 juni 2012.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Werk,
  M. DE CONINCK