28 SEPTEMBER 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen aan titel IX van het Energiebesluit van 19 november 2010
Art. 1-4
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen in de bijlagen bij het Energiebesluit van 19 november 2010
Art. 5-6
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 7-9
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen aan titel IX van het Energiebesluit van 19 november 2010
Artikel 1. Aan artikel 9.1.11 van het Energiebesluit van 19 november 2010, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011, wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt :
" § 4. Als niet voldaan wordt aan de verplichting, vermeld in artikel 9.1.12/2 en 9.1.12/3, wordt voor nieuw op te richten kantoor-, school- en woongebouwen waarvoor de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2014, het E-peil, vermeld in paragraaf 1, verstrengd met 10 percent.
In afwijking van het eerste lid geldt die verstrenging voor nieuw op te richten kantoor- en schoolgebouwen van publieke organisaties waarvoor de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2013. ".
Art.2. In titel IX, hoofdstuk I, afdeling II, van hetzelfde besluit, wordt een onderafdeling III/2, dat bestaat uit artikel 9.1.12/2 tot en met 9.1.12/3, ingevoegd, die luidt als volgt :
" Onderafdeling III/2. - Aandeel hernieuwbare energie
Art. 9.1.12/2. In nieuw op te richten woongebouwen waarvoor de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2014, moet minstens een van de volgende systemen toegepast worden :
1° een thermisch zonne-energiesysteem dat voldoet aan de volgende voorwaarden :
a) de collectoren hebben een oriëntatie gelegen tussen het oosten en het westen, via het zuiden, en een helling tussen 0 en 70° ten opzichte van de horizon;
b) de apertuuroppervlakte van de collectoren bedraagt minstens 0,02 m2 per m2 bruikbare vloeroppervlakte van de wooneenheid;
c) het thermisch zonne-energiesysteem moet minstens aangesloten zijn op een tappunt voor warm tapwater;
2° een fotovoltaïsch zonne-energiesysteem dat voldoet aan de volgende voorwaarden :
a) de panelen hebben een oriëntatie gelegen tussen het oosten en het westen, via het zuiden, en een helling tussen 0 en 70° ten opzichte van de horizon;
b) het systeem produceert minstens 7 kWh/jaar energie, zoals berekend in de energieprestatieregelgeving, per m2 bruikbare vloeroppervlakte van de wooneenheid en minstens 10 kWh/jaar energie, zoals berekend in de energieprestatieregelgeving, per m2 bruikbare vloeroppervlakte van de wooneenheid als de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2016;
3° een biomassaketel, biomassakachel of een gebouwgebonden kwalitatieve WKK op biomassa voor verwarming, die voldoet aan de volgende voorwaarden :
a) de biomassaketel, biomassakachel of een gebouwgebonden kwalitatieve WKK op biomassa voor verwarming is als enige of als hoofdverwarmingssysteem geïnstalleerd (minstens 85 % van de bruto-energiebehoefte voor ruimteverwarming van de wooneenheid wordt ermee afgedekt).
b) de biomassaketel of biomassakachel heeft een opwekkingsrendement van minstens 85 %, bepaald volgens het koninklijk besluit van 12 oktober 2010 tot regeling van de minimale eisen van rendement en emissieniveaus van verontreinigende stoffen voor verwarmingsapparaten, en voldoet tevens aan de voorwaarden inzake rendement en emissieniveaus, vastgelegd door hetzelfde koninklijk besluit, fase III. Bij de aangifte wordt een verklaring van overeenstemming gevoegd, zoals bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit;
4° een warmtepomp die :
a) als enige of als hoofdverwarmingssysteem is geïnstalleerd (minstens 85 % van de bruto-energiebehoefte voor ruimteverwarming van de wooneenheid wordt ermee afgedekt);
b) een seizoensprestatiefactor, zoals berekend in de energieprestatieregelgeving, heeft die groter is dan 4;
5° aansluiting op stadsverwarming of -koeling die minstens voor 45 % uit hernieuwbare energiebronnen wordt geproduceerd;
6° participatie ten belope van minstens 20 euro per m2 bruikbare vloeroppervlakte in een project voor de productie van energie uit hernieuwbare energiebronnen in de provincie waar het gebouw zich bevindt of in een aanpalende gemeente. De participatie dient te gebeuren in een organisatie die specifiek dat project als doel heeft. Het project moet beschikken over een stedenbouwkundige vergunning en milieuvergunning indien noodzakelijk, beiden toegekend na 1 januari 2014, en moet gerealiseerd worden binnen drie jaar na het bekomen van de laatste van de vergunningen. Bij de aangifte wordt het bewijs van de participatie voorgelegd door middel van een overeenkomst tussen participant en projectuitvoerder. De participatie-overeenkomst bevat een verbod om de participatie gedurende de eerste 10 jaar van uitbating onder enige vorm te vervreemden, en kan slechts één maal ingediend worden om te voldoen aan dit besluit. De overeenkomst beschikt over een uniek nummer en wordt geregistreerd door de projectuitvoerder, die de lijst van participanten en participatienummers ter beschikking stelt van het Vlaams Energieagentschap. Het project produceert minstens 7 kWh/jaar energie per m2 bruikbare vloeroppervlakte, opgeteld voor de gebouwen van alle participanten die deze maatregel nemen om te voldoen aan dit besluit. Het Vlaams Energieagentschap kan nadere regels vastleggen voor de uitvoering en controle van deze maatregel.
In afwijking van het eerste lid, kan voor nieuw op te richten woongebouwen van meer dan één wooneenheid, waarvoor de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2014, ook voldaan worden indien ze minimaal 10 kWh/jaar energie per m2 bruikbare vloeroppervlakte van de wooneenheid halen uit hernieuwbare energiebronnen door middel van een of meerdere van de systemen, vermeld in het eerste lid. Systemen, geïnstalleerd in dergelijke gebouwen, moeten niet voldoen aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 1°, b, 2°, b, 3°, a en 4°, a. Het energieverbruik uit hernieuwbare energiebronnen wordt in dit geval berekend overeenkomstig de bepalingen van bijlage V, die bij dit besluit is gevoegd.
Art. 9.1.12/3. § 1. Nieuw op te richten kantoor- en schoolgebouwen waarvoor de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2014, halen minimaal 10 kWh/jaar energie per m2 bruikbare vloeroppervlakte uit hernieuwbare energiebronnen door middel van een of meerdere van de systemen, vermeld in artikel 9.1.12/2. Systemen, geïnstalleerd in dergelijke gebouwen, moeten niet voldoen aan de voorwaarden vermeld in 9.1.12/2, 1°, b en c, 2°, b, 3°, a en 4°, a.
De hoeveelheid energie uit hernieuwbare energiebronnen wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van bijlage VI, die bij dit besluit is gevoegd.
§ 2. In afwijking van § 1 geldt de verplichting voor nieuw op te richten kantoor- en schoolgebouwen van publieke organisaties waarvoor de melding gedaan wordt, of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2013. ".
Art.3. In artikel 9.1.13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
" Voor nieuw op te richten gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte kleiner dan 1000 m2 geldt de algemene haalbaarheidsstudie die voor het hele Vlaamse Gewest wordt opgesteld. De minister legt die algemene haalbaarheidsstudie vast. ".
Art.4. Artikel 9.1.30 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011, wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 9.1.30. § 1. De vrijstellingen, vermeld in artikel 9.1.23, eerste lid en artikel 9.1.24, en de afwijking, vermeld in artikel 9.1.25, worden voor het aanvatten van de werken en de handelingen gemeld aan het Vlaams Energieagentschap.
§ 2. Individuele vrijstellingen, vermeld in artikel 9.1.26 en in artikel 9.1.27, en individuele afwijkingen, vermeld in artikel 9.1.23, tweede lid en in artikel 9.1.28, worden uiterlijk drie maanden na de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning door de aangifteplichtige bij het Vlaams Energieagentschap aangevraagd.
§ 3. De minister kan, op voorstel van het Vlaams Energieagentschap, de individuele vrijstellingen, vermeld in artikel 9.1.26 en 9.1.27, en de individuele afwijkingen, vermeld in artikel 9.1.23, tweede lid, en artikel 9.1.28, toestaan.
§ 4. In afwijking van § 2 en § 3 kan de minister, na advies van het Vlaams Energieagentschap, algemene vrijstellingen en afwijkingen, vermeld in artikel 9.1.23, tweede lid, en artikel 9.1.26 tot en met 9.1.29, bepalen. ".
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen in de bijlagen bij het Energiebesluit van 19 november 2010
Art.5. In bijlage V bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° In 3.2 worden volgende indices toegevoegd :
" bio - biomassa ( " RE - hernieuwbare energie ( " usable - bruikbaar " 2° in punt 5.2 worden de woorden " of bejaardentehuis " opgeheven; 3° in punt 9.3.2.1 worden de woorden " of een bejaardentehuis " opgeheven; 4° punt 10.3.3.2 wordt vervangen door wat volgt : " 10.3.3.2 Rekenwaarden Neem de waarden van tabel 11a. De tabel is zowel geldig voor opwekkingstoestellen die alleen het tapwater verwarmen, als voor toestellen die zowel voor de ruimteverwarming als voor de warmtapwatervoorziening instaan. Opwekkingsinstallaties die ogenblikkelijk opwarmen, genereren slechts warmte op de ogenblikken dat er warm water getapt wordt, zonder dat er ergens in de installatie op een of andere manier warmteopslag plaatsvindt. Zodra de warmwatertapping ophoudt, stopt in die installaties ook de warmteproductie volledig en koelt het hele systeem af tot op omgevingstemperatuur. Opwekkingsinstallaties met warmteopslag houden een hoeveelheid warmte beschikbaar in een voorraadvat, ook op ogenblikken dat er geen warm water getapt wordt. De warmteopslag is zowel mogelijk in de vorm van het warme tapwater zelf, als in de vorm van ketelwater, waarbij het tapwater zelf via een doorstroomwarmtewisselaar pas opgewarmd wordt op de tapmomenten. Ook als de installatie niet permanent warmte beschikbaar houdt, maar onbelemmerd kan afkoelen gedurende bepaalde periodes (bv. 's nachts) blijven dezelfde opwekkingsrendementen van toepassing. Het opwekkingsrendement van collectieve (1) systemen met een of meer verbrandingstoestellen met een gezamenlijk vermogen groter dan 70 kW of een opslagcapaciteit groter dan 300 liter wordt bepaald volgens 10.3.3.3. (1) in de zin dat verschillende EP-volumes bediend worden door dit systeem Tabel 11a : rekenwaarden voor het opwekkingsrendement êtgen,water voor de bereiding van warm tapwater Ogenblikkelijke opwarmingmet warmteopslagverbrandingstoestel (1)(2)0,500,45elektrische weerstandsverwarming0,750,70elektrische warmtepomp1,451,40gebouwgebonden WKK (1)epsiloninferacogen,thEcogen,th- 0,05externe warmteleveringêtequiv,water,dhêtequiv,water,dh - 0,05andere gevallengelijkwaardigheid (3)(1) Deze cijfers zijn al de rendementen ten opzichte van de bovenste verbrandingswaarde. (2) Het betreft hier de individuele verbrandingstoestellen of de gemeenschappelijke verbrandingstoestellen waarvan het vermogen niet groter is dan 70 kW en de opslagcapaciteit niet groter is dan 300 liter. (3) Afwijkingen ten opzichte van bovenstaande categorieën moeten op basis van gelijkwaardigheid volgens vooraf door de minister erkende regels behandeld worden. In de tabel zijn de symbolen als volgt gedefinieerd : epsiloninferacogen,th :het thermisch omzettingsrendement voor gebouwgebondenwarmtekrachtkoppeling, zoals bepaald in bijlage A.2 van bijlage VI bij dit besluit (bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van kantoren en scholen); êtequiv,water,dh : het in te zetten rendement voor externe warmtelevering voor de warmtapwaterbereiding. De minister kan nadere specificaties vastleggen om het rendement van de externe warmtelevering te berekenen. "; 5° er wordt een punt 10.3.3.3 ingevoegd, dat luidt als volgt : " 10.3.3.3 Het opwekkingsrendement voor warm tapwater voor collectieve opwekkingssystemen Het opwekkingsrendement voor warm tapwater voor een of meer direct verwarmde (door middel van verbranding in het toestel zelf) opslagvaten voor warm tapwater bedraagt 0,50 (-). Het opwekkingsrendement voor warm tapwater voor een of meer indirect verwarmde opslagvaten (met gebruik van een tussenmedium) voor warm tapwater of voor installaties zonder opslagvaten voor warm tapwater wordt bepaald volgens tabel 11b : installaties zonder opslagvat(en)voor installaties met minimaal x mm isolatie rond het opslagvat of de opslagvaten voor warm tapwater -x = 20 mmx = 10 mmx = 0 mm (geen isolatie)niet-condenserende ketel0,750,670,600,37condenserende ketel0,850,760,680,42Tabel 11b : opwekkingsrendementen (op de bovenwaarde) voor collectieve installaties voor warm tapwater met indirect verwarmde opslagvat(en) voor warm tapwater of voor installaties zonder opslagvat(en) 6° er wordt een punt 14 ingevoegd, dat luidt als volgt : " 14 Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte en/of gebruikte hernieuwbare energie per m2 bruikbare vloeroppervlakte in het EPW-volume 14.1 Inleiding Hieronder wordt de rekenmethode uiteengezet om de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte en/of gebruikte hernieuwbare energie in het EPW-volume, te berekenen. De volgende energietechnologieën komen in aanmerking bij de berekening van de hoeveelheid opgewekte en/of gebruikte hernieuwbare energie : - warmtepompen; - gebouwgebonden fotovoltaïsche zonne-energiesystemen; - energie uit biomassa (verwarming); - thermische zonne-energie (verwarming en sanitair warm water); - externe warmtelevering die voor minstens 45 % uit hernieuwbare energiebronnen wordt geproduceerd. 14.2 Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie De jaarlijkse hoeveelheid opgewekte en/of gebruikte hernieuwbare energie van het EPW-volume wordt als volgt bepaald : (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-11-2012, p. 68621) waarin : QRE,HPde jaarlijkse hoeveelheid gebruikte hernieuwbare energie door warmtepompen, bepaald volgens 14.3, in kWh; ERE,PV de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie door gebouwgebonden fotovoltaïsche zonne-energiesystemen, bepaald volgens 14.4, in kWh; QRE,bio de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie door biomassa, bepaald volgens 14.5, in kWh; QRE,as de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie door thermische zonne-energiesystemen, bepaald volgens 14.6, in kWh; QRE,dh de jaarlijkse hoeveelheid energie die in het " EPW-volume " gebruikt wordt via externe warmtelevering (de externe warmtelevering moet daarbij voor minstens 45 % uit hernieuwbare energiebronnen worden geproduceerd), bepaald volgens 14.7, in kWh; Ausable de bruikbare vloeroppervlakte van het " EPW-volume ", gedefinieerd in de hoofdtekst van dit besluit, in m2. 14.3 Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid gebruikte hernieuwbare energie door warmtepompen De jaarlijkse hoeveelheid gebruikte hernieuwbare energie in het " EPW-volume " door warmtepompen wordt als volgt bepaald : (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-11-2012, p. 68621) waarin : wHP,heat,sec i een weegfactor die bepaalt of een warmtepomp, vermeld in artikel 9.1.12/2,4°, instaat voor de warmtelevering aan energiesector i van het " EPW-volume ", al dan niet via preferente en niet-preferente warmtelevering (indices " pref " en " npref ") : indien ja : wHP,heat,sec i = 1; indien nee : wHP,heat,sec i = 0; fas,heat,sec i,m het aandeel van de totale warmtebehoefte voor ruimteverwarming van energiesector i dat door een thermisch zonne-energiesysteem gedekt wordt, bepaald volgens 10.4 (-); fheat,m,pref de maandelijkse fractie van de totale hoeveelheid warmte die door de preferent geschakelde warmteopwekker(s) wordt geleverd, bepaald volgens 10.2.2; Qheat,gross,sec i,m i,m de maandelijkse bruto energiebehoefte voor ruimteverwarming van energiesector i, bepaald volgens 9.2.1, in MJ; SPF de gemiddelde seizoensprestatiefactor van de warmtepomp, bepaald volgens 10.2.3.3 voor elektrische warmtepompen of via gelijkwaardigheid voor andere types warmtepompen. Er dient gesommeerd te worden over alle energiesectoren i van het " EPW-volume ". 14.4 Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie door gebouwgebonden fotovoltaïsche zonne-energiesystemen De jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie in het EPW-volume door gebouwgebonden fotovoltaïsche zonne-energiesystemen wordt als volgt bepaald : (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-11-2012, p. 68621) waarin : Ep,pv,m de maandelijkse elektriciteitsproductie van gebouwgebonden fotovoltaïsche zonne-energiesystemen op het gebouw, berekend volgens 13.7, in MJ. 14.5 Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie door biomassa De jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie in het " EPW-volume " door biomassa wordt als volgt bepaald : (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-11-2012, p. 68622) waarin : wbio,heat,sec i een weegfactor die bepaalt of een biomassakachel of -ketel of een gebouwgebonden WKK-installatie op biomassa,, vermeld in artikel 9.1.12/2,3°, instaat voor ruimteverwarming van energiesector i van het " EPW-volume ", al dan niet via preferente en niet-preferente warmtelevering (indices " pref " en " npref ") : indien ja : wbio,heat,sec i = 1; indien nee : wbio,heat,sec i = 0; Qheat,final,sec i,m,pref het maandelijkse eindenergieverbruik van het preferent opwekkingstoestel voor de ruimteverwarming van energiesector i, met uitzondering van de hulpenergie, zoals bepaald in 10.2.2, in MJ; Qheat,final,sec i,m,npref het maandelijkse eindenergieverbruik van het niet-preferent opwekkingstoestel voor de ruimteverwarming van energiesector i, met uitzondering van de hulpenergie, zoals bepaald in 10.2.2, in MJ; fp de conventionele omrekenfactor naar primaire energie van de energiedrager van het beschouwde opwekkingstoestel, zoals vastgelegd in de hoofdtekst van dit besluit. Er dient gesommeerd te worden over alle energiesectoren i van het " EPW-volume ". 14.6 Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie door thermische zonne-energiesystemen De jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie in het " EPW-volume " door een thermisch zonne-energiesysteem wordt als volgt bepaald : (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-11-2012, p. 68622) waarin : Qheat,gross,sec i,m de maandelijkse bruto energiebehoefte voor ruimteverwarming van energiesector i, bepaald volgens 9.2.1, in MJ; Qwater,bath i,gross,m de maandelijkse bruto energiebehoefte voor warm tapwater van douche of bad i, bepaald volgens 9.3.1, in MJ; Qwater,sink i,gross,m de maandelijkse bruto energiebehoefte voor warm tapwater van keukenaanrecht i, bepaald volgens 9.3.1, in MJ; fas,m het aandeel van de totale warmtebehoefte dat door een thermisch zonne-energiesysteem gedekt wordt, bepaald volgens 10.4. Met index " heat,sec i " voor ruimteverwarming van energiesector i en indices " water,bath i " en " water,sink i " voor de warm tapwater bereiding van respectievelijk douche/bad i en keukenaanrecht i (-). Er moet gesommeerd worden over alle energiesectoren i en alle douches, baden en keukenaanrechten i van het " EPW-volume ". 14.7 Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid hernieuwbare energie via externe warmtelevering De jaarlijkse hoeveelheid hernieuwbare energie die in het " EPW-volume " gebruikt wordt via externe warmtelevering, wordt bepaald als : (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-11-2012, p. 68622) waarin : wdh, een weegfactor die bepaalt of een externe warmtelevering, vermeld in artikel 9.1.12/2,5°, instaat voor de ruimteverwarming van energiesector i van het " EPW-volume " (index " heat,sec i ") of de bereiding van warm tapwater voor douche/bad i respectievelijk keukenaanrecht i, indices (" water,bath i " en " water,sink i "), al dan niet via preferente en niet-preferente warmtelevering (indices " pref " en " npref ") : indien ja : wdh = 1; indien nee : wdh = 0; Qheat,final,sec i,m,pref het maandelijkse eindenergieverbruik van het preferent opwekkingstoestelvoor de ruimteverwarming van energiesector i, met uitzondering van hulpenergie, bepaald volgens 10.2.2, in MJ; Qheat,final,sec i,m,npref het maandelijkse eindenergieverbruik van het niet-preferent opwekkingstoestel voor de ruimteverwarming van energiesector i, met uitzondering van hulpenergie, bepaald volgens 10.2.2, in MJ; Qwater,bath i,final,m,pref het maandelijkse eindenergieverbruik van het preferent opwekkingstoestel voor de bereiding van het warm tapwater voor douche of bad i, bepaald volgens 10.3.2, in MJ; Qwater,bath i,final,m,npref het maandelijkse eindenergieverbruik van het niet-preferent opwekkingstoestel voor de bereiding van het warm tapwater voor douche of bad i, bepaald volgens 10.3.2, in MJ; Qwater,sink i,final,m,pref het maandelijkse eindenergieverbruik van het preferent opwekkingstoestel voor de bereiding van het warm tapwater voor keukenaanrecht i, bepaald volgens 10.3.2, in MJ; Qwater,sink i,final,m,npref het maandelijkse eindenergieverbruik van het niet-preferent opwekkingstoestel voor de bereiding van het warm tapwater voor keukenaanrecht i, bepaald volgens 10.3.2, in MJ; fp de conventionele omrekenfactor naar primaire energie van de energiedrager van de beschouwde warmte- of koudeleverancier, zoals vastgelegd in de hoofdtekst van dit besluit. Er moet gesommeerd worden over alle energiesectoren i en alle douches, baden en keukenaanrechten i van het " EPW-volume ". " Art. 6. In bijlage VI bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011, wordt een punt 11 ingevoegd, dat luidt als volgt : " 11 Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte en/of gebruikte hernieuwbare energie per m2 bruikbare vloeroppervlakte in het EPU-volume 11.1 Inleiding Hieronder wordt de rekenmethode uiteengezet om de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte en/of gebruikte hernieuwbare energie in het EPU-volume, te berekenen. De volgende energietechnologieën komen in aanmerking bij de berekening van de hoeveelheid opgewekte en/of gebruikte hernieuwbare energie : - warmtepompen; - gebouwgebonden fotovoltaïsche zonne-energiesystemen; - energie uit biomassa (verwarming en koeling); - thermische zonne-energie (verwarming); - externe warmtelevering of koudelevering die voor minstens 45 % uit hernieuwbare energiebronnen wordt geproduceerd. 11.2 Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte en/of gebruikte hernieuwbare energie per m2 bruikbare vloeroppervlakte De jaarlijkse hoeveelheid opgewekte en/of gebruikte hernieuwbare energie van het EPU-volume wordt als volgt bepaald : (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-11-2012, p. 68623) waarin : QRE,HP de jaarlijkse hoeveelheid gebruikte hernieuwbare energie door warmtepompen, bepaald volgens 11.3, in kWh; ERE,PV de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie door gebouwgebonden fotovoltaïsche zonne-energiesystemen, bepaald volgens 11.4, in kWh; QRE,bio de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie door biomassa, bepaald volgens 11.5, in kWh; QRE,as de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie door thermische zonne-energiesystemen, bepaald volgens 11.6, in kWh; QRE,dh de jaarlijkse hoeveelheid energie die in het " EPU-volume " gebruikt wordt via -externe warmtelevering of koudelevering (de externe warmtelevering of koudelevering moet daarbij voor minstens 45 % uit hernieuwbare energiebronnen worden geproduceerd), bepaald volgens 11.7, in kWh;Ausable : de bruikbare vloeroppervlakte van het " EPU-volume ", gedefinieerd in de hoofdtekst van dit besluit, in m2. 11.3 Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid gebruikte hernieuwbare energie door warmtepompen De jaarlijkse hoeveelheid gebruikte hernieuwbare energie in het " EPU-volume " door warmtepompen wordt als volgt bepaald : (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-11-2012, p. 68624) waarin : wHP een weegfactor die bepaalt of een warmtepomp, vermeld in artikel 9.1.12/2,4°, instaat voor de warmtelevering aan energiesector i of aan bevochtigingstoestel j van het " EPU-volume " (indices respectievelijk " heat,sec i " en " hum,j "), al dan niet via preferente en niet-preferente warmtelevering (indices " pref " en " npref ") : indien ja : wHP = 1; indien nee : wHP = 0; fas,m het aandeel van de totale warmtebehoefte dat door een thermisch zonne-energiesysteem gedekt wordt, bepaald in 7.2.1. Met indices " heat,sec i " en " hum,j " voor de warmtelevering aan respectievelijk energiesector i en bevochtigingstoestel j; fheat,m,pref de maandelijkse fractie van de totale warmtelevering die door de preferent geschakelde warmteopwekker(s) wordt geleverd, zoals bepaald in 7.3.1 (-); Qheat,gross,sec i,m de maandelijkse bruto-energiebehoefte voor ruimteverwarming van energiesector i, bepaald volgens 6.2, in MJ; Qhum,net,j,m de maandelijkse netto-energiebehoefte voor bevochtiging van een bevochtigingstoestel j, bepaald volgens 5.9, in MJ; SPF de gemiddelde seizoensprestatiefactor van de warmtepomp, bepaald volgens 10.2.3.3 van bijlage V bij dit besluit voor elektrische warmtepompen of via gelijkwaardigheid voor andere types warmtepompen. Er dient gesommeerd te worden over alle energiesectoren i en alle bevochtigingstoestellen j van het " EPU-volume ". 11.4 Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie door gebouwgebonden fotovoltaïsche zonne-energiesystemen De jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie in het EPU-volume door gebouwgebonden fotovoltaïsche zonne-energiesystemen wordt als volgt bepaald : (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-11-2012, p. 68624) waarin : Ep,pv,m de maandelijkse elektriciteitsproductie van gebouwgebonden fotovoltaïsche zonne-energiesystemen op het gebouw, berekend volgens 13.7 van bijlage V bij dit besluit, in MJ. 11.5 Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie door biomassa De jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie in het " EPU-volume " door biomassa wordt als volgt bepaald : (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-11-2012, p. 68624) waarin : wbio een weegfactor die bepaalt of een biomassakachel of -ketel of een gebouwgebonden WKK-installatie op biomassa, vermeld in artikel 9.1.12/2,3°, instaat voor de warmtelevering voor verwarming of koeling van energiesector i of warmtelevering aan bevochtigingstoestel j van het " EPU-volume " (indices respectievelijk " heat,sec i ", " cool,sec i ", en " hum,j "), al dan niet via preferente en niet-preferente warmtelevering (indices " pref " en " npref ") : indien ja : wbio = 1; indien nee : wbio = 0; Qheat,final,sec i,m,pref het maandelijks eindenergieverbruik van de preferente warmte-opwekker(s) voor ruimteverwarming van energiesector i, zoals bepaald in 7.2.1, in MJ; Qcool,final,seci,m,pref het maandelijks eindenergieverbruik van de preferente koudeleveranciers voor ruimtekoeling van energiesector i, zoals bepaald in 7.2.2, in MJ; Qhum,final,j,m,pref het maandelijks eindenergieverbruik van de preferente warmte-opwekker(s) ten behoeve van bevochtigingstoestel j, zoals bepaald in 7.2.1, in MJ; Qheat,final,sec i,m,npref het maandelijks eindenergieverbruik van de niet-preferente warmte-opwekker(s) voor ruimteverwarming van energiesector i, zoals bepaald in 7.2.1, in MJ; Qcool,final,seci,m,npref het maandelijks eindenergieverbruik van de niet-preferente koudeleveranciers voor ruimtekoeling van energiesector i, zoals bepaald in 7.2.2, in MJ; Qhum,final,j,m,npref het maandelijks eindenergieverbruik van de niet-preferente warmte-opwekker(s) ten behoeve van bevochtigingstoestel j, zoals bepaald in 7.2.1, in MJ; fp de conventionele omrekenfactor naar primaire energie van de energiedrager van het beschouwde opwekkingstoestel, zoals vastgelegd in de hoofdtekst van dit besluit. Er dient gesommeerd te worden over alle energiesectoren i en alle bevochtigingstoestellen j van het " EPU-volume ". 11.6 Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie door thermische zonne-energiesystemen De jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie in het " EPU-volume " door een thermisch zonne-energiesysteem wordt als volgt bepaald : (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-11-2012, p. 68625) waarin : Qheat,gross,sec i,mde maandelijkse bruto energiebehoefte voor ruimteverwarming van energiesector i, bepaald volgens 6.2, in MJ; Qhum,net,j,m de maandelijkse netto energiebehoefte voor bevochtiging van een bevochtigingstoestel j, bepaald volgens 5.9, in MJ; fas,m het aandeel van de totale warmtebehoefte dat door een thermisch zonne-energiesysteem gedekt wordt, bepaald zoals beschreven in 7.2.1. Met indices " heat,sec i " en " hum,j " voor de warmtelevering aan respectievelijk energiesector i en bevochtigingstoestel j. Er moet gesommeerd worden over alle energiesectoren i en alle bevochtigingstoestellen j van het " EPU-volume ". 11.7 Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid hernieuwbare energie via externe warmtelevering De jaarlijkse hoeveelheid hernieuwbare energie die in het " EPU-volume " gebruikt wordt via externe warmtelevering of koudelevering, wordt bepaald als : (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-11-2012, p. 68625) waarin : wdheen weegfactor die bepaalt of een externe warmtelevering, vermeld in artikel 9.1.12/2,5°, instaat voor de warmtelevering voor verwarming of koeling van energiesector i of warmtelevering aan bevochtigingstoestel j van het " EPU-volume " (indices respectievelijk " heat,sec i ", " cool,sec i ", en " hum,j "), al dan niet via preferente en niet-preferente warmtelevering (indices " pref " en " npref ") : indien ja : wdh = 1; indien nee : wdh = 0; Qheat,final,sec i,m,pref het maandelijkse eindenergieverbruik van de preferente warmteleverancier(s) voor ruimteverwarming van energiesector i, zoals bepaald in 7.2.1, in MJ; Qcool,final,seci,m,pref het maandelijkse eindenergieverbruik van de preferente koudeleverancier(s)voor ruimtekoeling van energiesector i, zoals bepaald in 7.2.2, in MJ; Qhum,final,j,m,pref het maandelijkse eindenergieverbruik van de preferente warmteleverancier(s)ten behoeve van bevochtigingstoestel j, zoals bepaald in 7.2.1, in MJ; Qheat,final,sec i,m,npref het maandelijkse eindenergieverbruik van de niet-preferente warmteleverancier(s) voor ruimteverwarming van energiesector i, zoals bepaald in 7.2.1, in MJ; Qcool,final,seci,m,npref het maandelijkse eindenergieverbruik van de niet-preferente koudeleverancier(s) voor ruimtekoeling van energiesector i, zoals bepaald in 7.2.2, in MJ; Qhum,final,j,m,npref het maandelijkse eindenergieverbruik van de niet-preferente warmteleverancier(s) ten behoeve van bevochtigingstoestel j, zoals bepaald in 7.2.1, in MJ; fp de conventionele omrekenfactor naar primaire energie van de energiedrager van de beschouwde warmte- of koudeleverancier, zoals vastgelegd in de hoofdtekst van dit besluit. Er moet gesommeerd worden over alle energiesectoren i en alle bevochtigingstoestellen j van het " EPU-volume ". " HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen Art. 7. Artikel 7 van het decreet van 18 november 2011 houdende wijziging van het decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid treedt in werking. Art. 8. Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 5, 1° tot 5° dat voor het eerst van toepassing is op dossiers waarvan de EPB-aangifte wordt ingediend vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit. Onverminderd het eerste lid worden voor projecten waarvoor de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning, als vermeld in artikel 4.2.1, 1°, 6°, 7°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, of de melding, als vermeld in artikel 4.2.2, § 1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, gebeurd is voor de inwerkingtreding van dit besluit, de artikelen 13.4.6 van het Energiedecreet niet toegepast voor zover het feit dat de EPB-eisen niet zijn gerespecteerd het rechtstreekse gevolg is van de wijzigingen aangebracht bij artikel 5 van dit besluit in de bijlage V en VI bij het Energiebesluit. Art. 9. De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 28 september 2012. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, F. VAN DEN BOSSCHE