24 SEPTEMBER 2012. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 123 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen (NOTA : Bekrachtigd met uitwerking op de datum van 1 januari 2012, met uitzondering van artikel 1, 1°, b), dat wordt bekrachtigd met ingang van 1 november 2012 bij W2012-12-27/02, art. 3)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-09-2012 en tekstbijwerking tot 02-07-2019)
Art. 1-4
Artikel 1.Voor de toepassing van de reglementering betreffende de pensioenen voor werknemers, dient verstaan te worden onder :
1° periode van werkloosheid van de derde periode :
a) voor de periode van 1 januari 2012 tot 30 oktober 2012 : de perioden tijdens welke de werknemer zich bevindt in de derde vergoedingsperiode zoals bedoeld bij artikel 114, § 4 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
b) voor de periode vanaf 1 november 2012 : de perioden tijdens welke de werknemer zich bevindt in de derde vergoedingsperiode zoals bedoeld in de bijlage bij artikel 114, § 1, tweede lid van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 juli 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering in het kader van de versterkte degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 2011 tot wijziging van de artikelen 27, 36, 36ter, 36quater, 36sexies, 40, 59quinquies, 59sexies, 63, 79, 92, 93, 94, 97, 124 en 131septies van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
2° perioden van gemotiveerd tijdskrediet : de perioden met recht op onderbrekingsuitkeringen bedoeld in artikel 4, §§ 4 en 5 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking [1 , zoals van kracht voor 1 januari 2015, of de perioden met recht op onderbrekingsuitkeringen bedoeld in artikel 5 van het voormeld koninklijk besluit van 12 december 2001]1;
3° perioden van thematische verloven : de perioden met recht op onderbrekingsuitkeringen bedoeld in :
a) de artikelen 100bis en 102bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;
b) artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan;
c) de artikelen 3, 4, 6 en 6bis van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid;
d) de artikelen 11 en 12 van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen, voor zover de overheden deze bepalingen eveneens van toepassing maken op hun contractueel personeel ter uitvoering van artikel 2, derde lid van dit besluit;
e) de artikelen 10 tot 13 van het koninklijk besluit van 10 juni 2002 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestuursautonomie verkregen hebben, voor zover de verschillende overheidsbedrijven deze bepalingen van dit besluit eveneens van toepassing maken op het geheel of een deel van hun contractueel personeel ter uitvoering van artikel 2 van dit besluit;
f) de artikelen 1 tot 8 van het koninklijk besluit van 16 november 2009 houdende toekenning aan de personeelsleden van de Belgische Technische Coöperatie van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid;
g) elke andere wettelijke of reglementaire bepaling, die ten gunste van werknemers een recht op ouderschapsverlof, verlof voor palliatieve zorgen of verlof om voor een zwaar ziek familie- of gezinslid te zorgen, voorziet;
[2 h) de artikelen 100ter en 102ter van de herstelwet van 22 januari 1985;]2
4° de perioden van halftijds of 1/5-tijdskrediet voorbehouden aan de werknemers van 50 jaar of ouder : de perioden met recht op onderbrekingsuitkeringen bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking.
----------
(1)<W 2016-12-20/12, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<W 2019-05-17/36, art. 29, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2019>
Art.2.De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening levert, via de VZW SIGeDIS, [1 aan de Federale Pensioendienst]1, voor de uitvoering van artikel 122 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, alle nodige gegevens en informatie voor het correct in aanmerking nemen van de gelijkgestelde perioden in de berekening en de toekenning van de pensioenen van de werknemers.
----------
(1)<W 2016-03-18/03, art. 177, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2016>
Art.3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2012, met uitzondering van artikel 1, 1°, b), dat in werking treedt op 1 november 2012.
Art. 4. De Minister bevoegd voor Pensioenen en de Minister bevoegd voor Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.