Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

26 APRIL 2012. - Koninklijk besluit tot uitvoering, inzake het pensioen van de werknemers, van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen (NOTA : Bekrachtigd met ingang van 1 januari 2012, met uitzondering van zijn artikelen 2 tot 4 bij W 2012-06-22/02, art. 121)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-04-2012 en tekstbijwerking tot 16-07-2013)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Vervroegd rustpensioen
Art. 2-3, 3/1, 4
HOOFDSTUK 3. - Bijzondere stelsels
Afdeling 1. - Mijnwerkers
Art. 5-9
Afdeling 2. - Zeevarenden
Art. 10-11
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 12-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2012022485  2013022366 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° het koninklijk besluit van 23 december 1996 : het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenen;
  2° de wet van 28 december 2011 : de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen (1);
  3° het koninklijk besluit van 21 december 1967 : het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers;
  4° de wet van 28 april 2003 : de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid.

HOOFDSTUK 2. - Vervroegd rustpensioen
Art.2. De werknemers waarvan de opzegtermijn is ingegaan vóór 1 januari 2012 en eindigt of had moeten eindigen na 31 december 2012, kunnen hun rustpensioen vervroegd nemen, op het einde van die opzeggingstermijn, op de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voorzien bij artikel 4, §§ 1 en 2 van het koninklijk besluit van 23 december 1996, zoals van kracht vóór hun wijziging bij artikel 107 van de wet van 28 december 2011.
  Als ze hun aanvraag tot vervroegd rustpensioen indienen krachtens het eerste lid, leveren de werknemers aan de Rijksdienst voor Pensioenen, ter ondersteuning van hun aanvraag, een kopie van de kennisgeving van de opzegging die het begin en de duur van de opzeggingstermijn vermeldt.

Art.3.[1 § 1. De werknemers, die, vóór 28 november 2011, buiten het kader van een conventioneel brugpensioen, met hun werkgever, een schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding die ten vroegste eindigt op de leeftijd van 60 jaar hebben afgesloten, kunnen hun rustpensioen vervroegd nemen, op de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voorzien bij artikel 4, §§ 1 en 2 van het koninklijk besluit van 23 december 1996, zoals van kracht vóór hun wijziging bij artikel 107 van de wet van 28 december 2011, indien, naargelang het geval, de volgende voorwaarden worden vervuld :
   1° deze overeenkomst is afgesloten in het kader van een arbeidsreglement meegedeeld conform artikel 15, laatste lid van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen vóór 28 november 2011, van een collectieve arbeidsovereenkomst neergelegd conform artikel 18 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités vóór 2 maart 2012, van een pensioenreglement in de zin van artikel 3, § 1, 9°, van de wet van 28 april 2003 zoals van kracht vóór 28 november 2011, van wettelijke of reglementaire bepalingen of als dusdanig geldende bepalingen;
   2° ze voldoen ten laatste op 31 december 2012 aan de voorwaarden van het arbeidsreglement, van de collectieve arbeidsovereenkomst, van het pensioenreglement, van de wettelijke of reglementaire bepalingen of de als dusdanig geldende bepalingen.
   Als ze hun aanvraag tot vervroegd rustpensioen indienen krachtens het eerste lid, leveren de werknemers aan de Rijksdienst voor Pensioenen, ter ondersteuning van hun aanvraag, naast de kopie van de schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding, de kopie van het arbeidsreglement of de kopie van de collectieve arbeidsovereenkomst of de kopie van het pensioenreglement of de verwijzing naar de wettelijke en reglementaire bepalingen, of de kopie van de als dusdanig geldende bepalingen.
   § 2. De werknemers die, vóór 1 januari 2010, buiten het kader van een conventioneel brugpensioen, ontslag hebben genomen ten vroegste op de leeftijd van 55 jaar of die voor diezelfde datum in onderling overleg met hun werkgever een schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding hebben afgesloten die ten vroegste vervalt op 55 jaar, kunnen hun rustpensioen vervroegd nemen op de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voorzien bij artikel 4, §§ 1 en 2, van het koninklijk besluit van 23 december 1996, zoals van kracht voor hun wijziging bij artikel 107 van de wet van 28 december 2011, indien dit ontslag of deze overeenkomst kadert in een collectieve arbeidsovereenkomst of een pensioenreglement bedoeld bij artikel 61, § 1 van de wet van 28 april 2003, met het oog op de ontvangst, voor de leeftijd van 60 jaar en vóór 1 januari 2010, van de prestaties voorzien bij de wet van 28 april 2003.
   Als ze hun aanvraag tot vervroegd rustpensioen indienen krachtens het eerste lid, leveren de werknemers aan de Rijksdienst voor Pensioenen, ter ondersteuning van hun aanvraag, de kopie van het ontslag of de schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding en de kopie van de collectieve arbeidsovereenkomst of het pensioenreglement.
   § 3. De werknemers die, vóór 1 januari 2010, buiten het kader van een conventioneel brugpensioen, ontslag hebben genomen na een loopbaan van 35 jaar in de zin van artikel 4, § 2, tweede lid van het koninklijk besluit van 23 december 1996 of die voor diezelfde datum in onderling overleg met hun werkgever een schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding hebben afgesloten na een loopbaan van 35 jaar in de zin van artikel 4, § 2, tweede lid van het koninklijk besluit van 23 december 1996, kunnen hun rustpensioen vervroegd nemen op de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voorzien bij artikel 4, §§ 1 en 2, van het koninklijk besluit van 23 december 1996, zoals van kracht voor hun wijziging bij artikel 107 van de wet van 28 december 2011, indien dit ontslag of deze overeenkomst kadert in een collectieve arbeidsovereenkomst of een pensioenreglement bedoeld bij artikel 61, § 1 van de wet van 28 april 2003, met het oog op de ontvangst, voor de leeftijd van 60 jaar en vóór 1 januari 2010, van de prestaties voorzien bij de wet van 28 april 2003.
   Als ze hun aanvraag tot vervroegd rustpensioen indienen krachtens het eerste lid, leveren de werknemers aan de Rijksdienst voor Pensioenen, ter ondersteuning van hun aanvraag, de kopie van het ontslag of de schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding en de kopie van de collectieve arbeidsovereenkomst of het pensioenreglement.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-07-11/04, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.3/1. [1 De werknemers die, vóór 28 november 2011, bij de Rijksdienst voor Pensioenen, een aanvraag tot het bekomen van een vervroegd rustpensioen in 2013 hebben ingediend, kunnen het verkrijgen voor zover ze, op de gevraagde ingangsdatum, aan de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voorzien bij artikel 4, §§ 1 en 2, van het koninklijk besluit van 23 december 1996, zoals van kracht vóór hun wijziging bij artikel 107 van de wet van 28 december 2011, voldoen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-12-20/10, art. 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.4.De bepalingen [1 van artikelen 2 tot 3/1]1 zijn van toepassing op de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste op 1 januari 2013 ingaan.
  ----------
  (1)<KB 2012-12-20/10, art. 1, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

HOOFDSTUK 3. - Bijzondere stelsels
Afdeling 1. - Mijnwerkers
Art.5. Voor de werknemer die de leeftijd van 55 jaar niet heeft bereikt op 31 december 2011 maar die, op deze datum, bewijst dat hij ten minste twintig jaar gewoonlijk en hoofdzakelijk als mijnwerker tewerkgesteld is geweest, wordt de pensioenleeftijd :
  1° op 55 jaar vastgesteld wanneer het een rustpensioen betreft wegens een tewerkstelling als ondergronds mijnwerker;
  2° bereikt wanneer de belanghebbende doet blijken van een gewoonlijke en hoofdzakelijke tewerkstelling als mijnwerker in de ondergrond of steengroeven met ondergrondse winning gedurende ten minste vijfentwintig jaren.
  Het rustpensioen gaat in die gevallen in op de eerste dag van de maand volgend op deze tijdens dewelke de belanghebbende het aanvraagt en ten vroegste op de eerste dag van de maand die volgt op deze waarin hij, naar gelang het geval, één van de in het eerste lid vermelde leeftijden bereikt.

Art.6. De bepalingen van artikel 5, §§ 2, 4 en 6, van het koninklijk besluit van 23 december 1996, zoals van kracht vóór hun opheffing bij artikel 112 van de wet van 28 december 2011, zijn van toepassing op de werknemer die de leeftijd van 55 jaar niet heeft bereikt op 31 december 2011 maar die, op deze datum, bewijst dat hij ten minste twintig jaar gewoonlijk en hoofdzakelijk als ondergronds of bovengronds mijnwerker tewerkgesteld is geweest, voor zover het gaat om tijdvakken van tewerkstelling gelegen vóór 1 januari 2012.

Art.7. De bepalingen van artikel 3, 3°, van artikel 35 en van hoofdstuk IX, van het koninklijk besluit van 21 december 1967, blijven onverkort van toepassing voor de vaststelling van de pensioenrechten van de in artikelen 5 en 6 bedoelde werknemers, voor zover het gaat om tijdvakken van tewerkstelling gelegen vóór 1 januari 2012.

Art.8. In artikel 10 van het koninklijk besluit van 21 december 1967, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1 worden de woorden "de leeftijd van 60 jaar" vervangen door de woorden "de leeftijd bedoeld in artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit van 23 december 1996".
  2° in paragraaf 2, worden de woorden "de leeftijd van zestig jaar" vervangen door de woorden "de leeftijd bedoeld in artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit van 23 december 1996".

Art.9. In artikel 35, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt de inleidende zin, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997, vervangen als volgt :
  " Worden met arbeidsperioden in de hoedanigheid van mijnwerker gelijkgesteld met inachtneming van de in paragraaf 2 vermelde voorwaarden :".

Afdeling 2. - Zeevarenden
Art.10. De bepalingen van artikel 5, § 5, van het koninklijk besluit van 23 december 1996, zoals van kracht vóór hun opheffing bij artikel 112 van de wet van 28 december 2011, blijven van toepassing, voor de berekening van de volledigheid van zijn pensioen, op de werknemer die de leeftijd van 55 jaar niet heeft bereikt op 31 december 2011 maar die, op deze datum, ten minste 2520 dagen dienst ter zee onder de Belgische of Luxemburgse vlag bewijst en die hiervoor bij de Pool der zeelieden ingeschreven is.

Art.11. Om te bepalen of de werknemer, die op 31 december 2011 de leeftijd van 55 jaar niet heeft bereikt, voldoet aan de loopbaanvoorwaarde bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 23 december 1996, wordt er, aan de krachtens dit artikel in aanmerking genomen jaren, een maximum aantal van drie bijkomende fictieve kalenderjaren toegevoegd, vastgesteld als volgt :
  1° 80 vaartdagen geven recht op een bijkomend jaar;
  2° 160 vaartdagen geven recht op twee bijkomende jaren;
  3° 240 vaartdagen geven recht op drie bijkomende jaren.

HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art.12. Dit besluit heeft uitwerking met ingang op 1 januari 2012, met uitzondering van artikelen 2 tot 4 die in werking tredenop 1 januari 2013.

Art. 13. De Minister bevoegd voor Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

  Brussel, 26 april 2012.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Pensioenen,
  V. VAN QUICKENBORNE