24 OKTOBER 2012. - Koninklijk besluit betreffende de Ombudsdienst voor treinreizigers
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Selectie en aanwijzing van de ombudsmannen
Art. 3-5
HOOFDSTUK 3. - Administratief en geldelijk statuut van de ombudsmannen
Art. 6-10
HOOFDSTUK 4. - Menselijke en materiële middelen
Art. 11
HOOFDSTUK 5. - Procedureregels van de klachtenbehandeling
Art. 12-18
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Voor de uitvoering en de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
- " wet " : de wet van 28 april 2010 houdende diverse bepalingen;
- " Ombudsdienst " : de Ombudsdienst voor treinreizigers bedoeld in artikel 11 van de wet;
- " FOD " : de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;
- " Minister " : de minister die bevoegd is voor het Spoorwegvervoer.
Art.2. De Ombudsdienst wordt opgericht binnen de FOD.
HOOFDSTUK 2. - Selectie en aanwijzing van de ombudsmannen
Art.3. De Minister bepaalt de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de functie van ombudsman van de Ombudsdienst.
Art.4. Om zich kandidaat te stellen voor de functie van ombudsman, moeten de kandidaten de toelaatbaarheidvereisten vervullen die vereist zijn om aangeworven te worden als rijksambtenaar van het niveau A.
Zij moeten bovendien bewijzen dat zij over de nuttige ervaring beschikken die vereist wordt door de functiebeschrijving.
De selectie van de ombudsman wordt uitgevoerd door SELOR, het Selectiebureau van de Federale Overheid, op basis van de functiebeschrijving en het competentieprofiel die zijn vastgelegd door de Minister.
Art.5. De ombudsman legt de eed af in handen van de Minister.
HOOFDSTUK 3. - Administratief en geldelijk statuut van de ombudsmannen
Art.6. De ombudsmannen hebben recht op 26 dagen jaarlijks vakantieverlof.
Zij genieten vakantiegeld onder dezelfde voorwaarden als de rijksambtenaren.
Zij genieten omstandigheidsverloven, moederschapsverloven en ouderschapsverloven onder dezelfde voorwaarden als de rijksambtenaren.
Art.7. De ombudsmannen worden bezoldigd in de weddeschaal vastgesteld bij artikel 7 van het koninklijk besluit van 9 oktober 1992 betreffende de dienst "ombudsman" in sommige autonome overheidsbedrijven.
Art.8. De ombudsmannen worden zes maanden voor het einde van hun mandaat geëvalueerd door de Minister onder meer op basis van de resultaten van de audits voorzien in artikel 9.
De ombudsmannen worden voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar door de Koning benoemd, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
De Minister kan het mandaat verlengen voor een periode van maximum zes maanden.
Art.9. De ombudsmannen overhandigen de Minister jaarlijks, ten laatste op 30 juni, een door een onafhankelijke instelling opgesteld auditrapport over de werking van de ombudsdienst voor treinreizigers met betrekking tot het voorgaande jaar.
Art.10. De ombudsmannen mogen niet na hun 65 jaar in dienst blijven. De Minister kan evenwel van deze regel afwijken, voor een periode van maximum zes maanden, in afwachting van een vervanger.
HOOFDSTUK 4. - Menselijke en materiële middelen
Art.11. § 1. Om de continuïteit van de openbare dienst te verzekeren stelt de NMBS-Holding de vroeger ter beschikking van de Dienst Ombudsman bij de NMBS gestelde personeelsleden van de NMBS-Holding ter beschikking van de Ombudsdienst, overeenkomstig het koninklijk besluit van 23 februari 2011 tot vaststelling van de nadere regels voor de werking van de Ombudsdienst voor treinreizigers tijdens de overgangsperiode bedoeld in artikel 18 van de wet van 28 april 2010 houdende diverse bepalingen.
Er kan niet meer voorzien worden in hun vervanging door andere personen die door de NMBS-Holding ter beschikking worden gesteld, onverminderd de toepassing van het koninklijk besluit van 7 maart 2007 tot organisatie van de vergelijkende selectie en de indiensttreding in het federaal administratief openbaar ambt van sommige statutaire ambtenaren van de autonome overheidsbedrijven.
De overeenkomst gesloten tussen de FOD en de NMBS-Holding met toepassing van artikel 9 van voornoemd koninklijk besluit van 23 februari 2011 blijft van toepassing voor de terugbetaling van de uitgaven verricht door de NMBS-Holding ten voordele van de personeelsleden bedoeld in het eerste lid.
§ 2. De aanstelling van de personeelsleden gebeurt na overleg tussen de Voorzitter van de FOD en de ombudsmannen.
De Ombudsdienst omvat maximum 10 personeelsleden.
§ 3. Tijdens hun aanstelling worden de personeelsleden onder de verantwoordelijkheid geplaatst van de ombudsmannen.
De ombudsmannen verstrekken de hiërarchische meerderen van de personeelsleden alle informatie die nuttig is voor het volgen van de loopbaan van dezen, uit eigen beweging en op verzoek van de hiërarchische meerderen.
§ 4. De FOD stelt de kantoren en de nodige materiële middelen ter beschikking van de Ombudsdienst.
HOOFDSTUK 5. - Procedureregels van de klachtenbehandeling
Art.12. Overeenkomstig artikel 12, tweede lid, van de wet wordt de klacht per brief, per fax, met het elektronische formulier van de Ombudsdienst of mondeling en persoonlijk ingediend.
De klacht bevat de volgende elementen :
1° de identiteit en het adres van de klager;
2° een uiteenzetting van de feiten;
3° alle stukken die de klager noodzakelijk acht.
Art.13. Indien, met toepassing van de artikelen 12 en 15 van de wet, de Ombudsdienst een klacht niet behandelt of de behandeling ervan niet voortzet, geeft hij de klager daarvan schriftelijk kennis, met vermelding van de redenen, binnen de maand vanaf de ontvangst van de klacht.
Art.14. § 1. De Ombudsdienst licht de spoorwegonderneming of -beheerder in tegen wie de klacht is ingediend.
De spoorwegonderneming of -beheerder heeft inzagerecht in het dossier dat de Ombudsdienst heeft aangelegd. Indien dit dossier vertrouwelijke gegevens bevat, worden die er vooraf door de Ombudsdienst uitgehaald.
De spoorwegonderneming of -beheerder kan zijn standpunt schriftelijk doen gelden.
§ 2. De Ombudsdienst kan de klager toelating verlenen tot inzage in het door hem aangelegde dossier. Indien dit dossier vertrouwelijke gegevens bevat, worden die er vooraf door de Ombudsdienst uitgehaald.
Art.15. De Ombudsdienst roept op en hoort, indien hij dit nodig acht, de klager persoonlijk, de spoorwegonderneming of -beheerder die bij de klacht betrokken zijn. In dat geval kan iedere partij zich laten bijstaan door een persoon van haar keuze.
Art.16. Het Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels voor de werking van de Ombudsdienst voor treinreizigers tijdens de overgangsperiode bedoeld in artikel 18 van de wet van 28 april 2010 houdende diverse bepalingen wordt opgeheven.
Art.17. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 18. De minister bevoegd voor het Spoorvervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 oktober 2012.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
Mevr. J. MILQUET
De Staatssecretaris voor Mobiliteit,
M. WATHELET