Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

11 DECEMBER 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet



Inhoudstafel:


Art. 1-6
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1992011273 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit voorziet in de omzetting van Richtlijn 2011/90/EU van de Commissie van 14 november 2011 tot wijziging van deel II van bijlage I bij Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanvullende hypothesen voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage.

Art.2. In artikel 4 van het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet wordt paragraaf 3, vervangen bij het koninklijk besluit van 21 juni 2011, vervangen als volgt :
  " § 3. Bij de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de kredietovereenkomst voor de overeengekomen tijdsduur geldt en dat de kredietgever en de consument hun verbintenissen nakomen volgens de voorwaarden en op de data die in de kredietovereenkomst zijn bepaald.
  Bij kredietovereenkomsten waarin bedingen zijn opgenomen op grond waarvan een wijziging kan plaatsvinden van de debetrentevoet, welke wijziging bij de berekening daarvan evenwel niet kan worden gekwantificeerd, wordt bij de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage uitgegaan van de veronderstelling dat de debetrentevoet vast blijft ten opzichte van het oorspronkelijke niveau en tot de afloop van de kredietovereenkomst van toepassing blijft.
  Wanneer de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage onmogelijk is omdat één of meerdere parameters, nodig voor het oplossen van de basisvergelijking bedoeld in § 1, niet kwantificeerbaar zijn op het ogenblik van het verspreiden van reclame, de overhandiging van de precontractuele informatie of het sluiten van de kredietovereenkomst, dan wordt er, ter vervanging van deze parameters, uitsluitend gebruik gemaakt van de volgende bijkomende veronderstellingen :
  1° indien de consument op grond van de kredietovereenkomst vrij kan kiezen hoeveel krediet hij opneemt, wordt verondersteld dat het kredietbedrag onmiddellijk en volledig wordt opgenomen;
  2° indien een kredietovereenkomst de consument in het algemeen de vrijheid biedt om te kiezen hoeveel krediet hij opneemt, maar bij de verschillende wijzen van kredietopneming een beperking oplegt met betrekking tot het bedrag en de termijn, wordt verondersteld dat het kredietbedrag op de vroegste datum waarin de overeenkomst voorziet, overeenkomstig deze kredietopnemingsbeperkingen wordt opgenomen;
  3° indien een kredietovereenkomst verscheidene mogelijkheden van kredietopneming met verschillende kosten of debetrentevoeten biedt, wordt verondersteld dat het kredietbedrag tegen de hoogste kosten en debetrentevoet wordt opgenomen, toegepast op het meest gebruikelijke mechanisme voor kredietopneming waarvan in het raam van dat soort kredietovereenkomst wordt gebruikgemaakt.
  Voor wat de toepassing van de voorgaande bepaling betreft, wordt het meest gebruikelijke kredietopnemingsmechanisme voor een kredietovereenkomst bepaald op basis van het aantal verrichtingen voor dit soort van kredietovereenkomst in het voorgaande kalenderjaar of het te verwachten aantal verrichtingen in het geval van een nieuw kredietproduct bij de betrokken kredietgever;
  Wanneer de kredietgever niet in staat is om dit kredietopnemingsmechanisme te kennen of op grond van redelijke verwachtingen te bepalen dan wordt het mechanisme toegepast met de hoogste debetrentevoet en kosten;
  4° in geval van een geoorloofde debetstand op een rekening wordt verondersteld dat het kredietbedrag volledig en voor de volledige duur van de kredietovereenkomst wordt opgenomen. Indien de duur van de geoorloofde debetstand onbekend is, wordt bij de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage uitgegaan van de veronderstelling dat de duur van het krediet drie maanden bedraagt;
  5° in geval van een andere kredietovereenkomst voor onbepaalde duur dan een geoorloofde debetstand wordt geacht dat :
  a) het krediet vanaf de datum van de eerste kredietopneming voor een periode van één jaar wordt verstrekt en dat de laatste betaling door de consument het saldo van het kapitaal, de debetrente en de eventuele kosten dekt;
  b) het kapitaal vanaf één maand na de datum van de eerste kredietopneming door de consument in gelijke maandelijkse termijnbedragen wordt terugbetaald. In gevallen waarin het kapitaal binnen elke betalingstermijn uitsluitend volledig in één betaling moet worden terugbetaald, worden achtereenvolgende kredietopnemingen en terugbetalingen door de consument van het gehele kapitaal geacht over de periode van één jaar plaats te vinden. De debetrente en kosten worden overeenkomstig deze kredietopnemingen en terugbetalingen van kapitaal toegepast zoals in de kredietovereenkomst vastgelegd.
  In dit punt wordt onder een kredietovereenkomst voor onbepaalde duur een doorlopend krediet verstaan, met inbegrip van een krediet dat binnen of na een bepaalde periode volledig moet worden terugbetaald, maar vervolgens, na terugbetaling, weer beschikbaar is om te worden opgenomen;
  6° in geval van andere kredietovereenkomsten dan geoorloofde debetstanden en kredietovereenkomsten voor onbepaalde duur zoals bedoeld in de veronderstellingen onder 4° en 5° :
  a) indien de datum of het bedrag van een door de consument te verrichten terugbetaling van kapitaal niet kan worden vastgesteld, wordt de terugbetaling geacht te zijn verricht op de vroegste datum en met het laagste bedrag waarin de kredietovereenkomst voorziet;
  b) indien de datum van de eerste kredietopneming onbekend is, wordt de datum van de eerste kredietopneming geacht de datum te zijn met de kortste tijdspanne tussen deze datum en de datum waarop de consument de eerste betaling moet verrichten;
  7° wanneer de datum of het bedrag van een door de consument te verrichten betaling op basis van de kredietovereenkomst of op basis van de veronderstellingen onder 4°, 5° of 6° niet kan worden vastgesteld, wordt de betaling geacht te zijn verricht overeenkomstig de data en voorwaarden van de kredietgever en, indien deze onbekend zijn :
  a) wordt de debetrente samen met de terugbetalingen van kapitaal betaald;
  b) worden in één bedrag uitgedrukte kosten betaald op de datum waarop de kredietovereenkomst wordt gesloten;
  c) worden in verschillende betalingen uitgedrukte kosten in periodieke termijnen betaald, te beginnen op de datum van de eerste terugbetaling van kapitaal, en indien het bedrag van dergelijke betalingen onbekend is, worden deze geacht gelijke bedragen te zijn;
  d) dekt de laatste betaling het saldo van het kapitaal, de debetrente en de eventuele kosten;
  8° indien het plafond dat op het krediet van toepassing is, nog niet is overeengekomen, wordt het geacht 1.500 euro te bedragen;
  9° indien voor een beperkte termijn of een beperkt bedrag verschillende debetrentevoeten en kosten worden aangeboden, worden de hoogste rentevoet en de hoogste kosten geacht de debetrentevoet en de kosten voor de gehele duur van de kredietovereenkomst te zijn;
  10° met betrekking tot kredietovereenkomsten waarvoor een vaste debetrentevoet voor de eerste periode is overeengekomen en waarvoor aan het eind van deze periode een nieuwe debetrentevoet wordt vastgesteld die vervolgens periodiek wordt aangepast volgens een overeengekomen indicator, wordt bij de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage uitgegaan van de hypothese dat vanaf het eind van de periode met vaste debetrentevoet de debetrentevoet dezelfde is als op het ogenblik van de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage, gebaseerd op de waarde van de overeengekomen indicator op dat moment. ".

Art.3. Artikel 7bis, van hetzelfde besluit, vervangen bij koninklijk besluit van 19 oktober 2006, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende :
  " § 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt voor de kredietovereenkomsten bedoeld in artikel 3, § 1, 3°, van de wet, waarvan de kosten gelijk of hoger zijn dan de in dat artikel bedoelde drempel, het jaarlijkse kostenpercentage berekend zonder rekening te houden met de veronderstellingen in artikel 4, § 3, derde lid, 5° van dit besluit. Het jaarlijkse kostenpercentage wordt voor de toepassing van dit artikel berekend op basis van de veronderstellingen in artikel 4, § 3, eerste en derde lid, 1° van dit besluit. "

Art.4. In hetzelfde besluit wordt bijlage I, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 mei 2000, 24 september 2006 en 21 juni 2011, vervangen door bijlage 1 gevoegd bij dit besluit.

Art.5. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2013.

Art.6. De minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Brussel, 11 december 2012.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Economie en Consumenten,
  J. VANDE LANOTTE
  De Minister van Financiën,
  S. VANACKERE

BIJLAGE.
Art. N.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. van 21-12-2012, p. 87065-87089)