Details





Titel:

17 OKTOBER 2011. - Koninklijk besluit betreffende de fysieke beveiliging van het kernmateriaal en de nucleaire installaties(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-11-2011 en tekstbijwerking tot 28-04-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Fysieke beveiliging van het kernmateriaal dat gebruikt, geproduceerd of opgeslagen wordt
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Fysieke beveiliging van het kernmateriaal tijdens het vervoer
Art. 3-5
HOOFDSTUK IV. - Verplichtingen voor de exploitanten van nucleaire installaties en bedrijven voor het vervoer van kernmateriaal
Afdeling 1 [1 Verplichtingen voor de Exploitanten van nucleaire installaties ]1
Art. 6, 6bis, 6ter, 6quater
Afdeling 2 [1 Verplichtingen voor de Exploitanten van vervoerbedrijven voor kernmateriaal ]1
Art. 7
Afdeling 3 [1 Afdeling 3. - Algemene verplichting ]1
Art. 7bis
HOOFDSTUK V. - Erkenningsprocedure voor de fysieke beveiligingssystemen
Art. 8, 8bis, 9, 9bis, 10
HOOFDSTUK VI. - Bijzondere fysieke beveiligingsmaatregelen
Art. 11
HOOFDSTUK VII. - Vertrouwelijkheid van de fysieke beveiligingsmaatregelen
Art. 12
HOOFDSTUK VIII. [1 Maatregelen die in geval van agressie of beveiligingsincidenten moeten worden getroffen ]1
Art. 13-14, 14bis
HOOFDSTUK IX. - Algemene en slotbepalingen
Art. 15-18



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2021042083  2023042083  2023042084  2023042085  2023042086 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Definities
  Voor de toepassing van dit koninklijk besluit, dient te worden verstaan onder :
  - Exploitant : elke natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor een bedrijf voor het vervoer van kernmateriaal of voor een nucleaire installatie zoals bepaald door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;
  - externe perimeter : de externe perimeter zoals hij gedefinieerd wordt in het eerste artikel van het koninklijk besluit van 17 oktober 2011 betreffende de categorisering en de definiëring van veiligheidszones in de nucleaire installaties en de nucleaire vervoerbedrijven;
  - interne perimeter : de interne perimeter zoals hij gedefinieerd wordt in het eerste artikel van het koninklijk besluit van 17 oktober 2011 betreffende de categorisering en de definiëring van veiligheidszones in de nucleaire installaties en de nucleaire vervoerbedrijven;
  - beveiligde zone, beschermde zone, hoogbeschermde zone, zeer hoogbeschermde zone, vitale zone : de beveiligde zone, beschermde zone, hoogbeschermde zone, zeer hoogbeschermde zone, vitale zone : de beveiligde zone zoals ze gedefinieerd worden in artikel 2 van het koninklijk besluit van 17 oktober 2011 betreffende de categorisering en de definiëring van veiligheidszones in de nucleaire installaties en de nucleaire vervoerbedrijven;
  - niet-toegestane toegang : elke toegang tot een veiligheidszone evenals elke toegang tot kernmateriaal waaraan een veiligheidsrang werd toegekend, buiten de voorwaarden bepaald krachtens de bepalingen inzake de fysieke beveiliging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;
  - agressie : gewone of zware diefstal, verduistering, evenals elk ander niet-toegestaan bezit of gebruik van kernmateriaal, de poging of dreiging tot dergelijke handelingen; de sabotage van kernmateriaal of van nucleaire installaties, evenals de poging of dreiging tot een dergelijke handeling [1 en alle andere handelingen die in de artikelen 331bis, 1° en 2°, 477, 477bis tot 477sexies, 488bis, 488quater en 488quinquies van het Strafwetboek strafbaar worden gesteld, voor zover ze betrekking hebben op kernmateriaal, nucleaire installaties of nucleaire vervoerbedrijven.]1;
  - de wet van 11 december 1998 : de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen;
  - vervoer van kernmateriaal van groep A en vervoer van kernmateriaal van groep B : de twee groepen van nationaal en internationaal vervoer van kernmateriaal zoals bepaald door artikel 3, § 1 van het koninklijk besluit van 17 oktober 2011 betreffende de categorisering en de definiëring van veiligheidszones in de nucleaire installaties en de nucleaire vervoerbedrijven;
  - Agentschap : het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, opgericht door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;
  - afgevaardigde voor de fysieke beveiliging : de natuurlijke persoon die, afhankelijk van het geval, overeenkomstig artikel 6, § 5, of artikel 7, § 5, van dit besluit aangesteld wordt en belast is met het toezicht op de naleving van de fysieke beveiligingsregels in een nucleaire installatie of een nucleair vervoerbedrijf.
  [1 politiediensten: de politiediensten bedoeld in de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;
   - nucleaire beveiligingscultuur: het geheel van kenmerken, houdingen en gedragingen die tot de maatregelen om agressie te voorkomen, te detecteren en erop te reageren, bijdragen, of deze versterken.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-12-22/29, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2023>

HOOFDSTUK II. - Fysieke beveiliging van het kernmateriaal dat gebruikt, geproduceerd of opgeslagen wordt
Art.2.Minimale beveiligingsniveaus
  § 1. De volgende minimale beveiligingsniveaus vormen één van de onderdelen van het fysiek beveiligingssysteem dat de Exploitant verplicht dient op te stellen krachtens artikel 6 § 1.
  § 2.[1 Voor zover het tot zijn verantwoordelijkheid behoort overeenkomstig artikel 6, § 4bis, en onverminderd de taken voor de bescherming van de externe perimeter die door de openbare macht kunnen worden uitgevoerd, belast de Exploitant bewakingsfirma's, of interne bewakingsdiensten die hiervoor overeenkomstig de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid erkend zijn, met de bescherming van deze perimeter. De bewakingsagenten zijn belast met de controle van de voertuigen en hun lading binnen de limieten van voormelde wet.]1. De personen die gemachtigd zijn om de installatie te betreden, moeten hun identiteit bewijzen en de verificatie van de voertuigen evenals van de bagage en de colli toelaten met uitzondering van de radioactieve colli die ze vervoeren.
  § 3. De externe of interne perimeter moet omgeven zijn door een omsluiting, voorzien van een automatisch detectieinstallatie voor het detecteren van een mogelijke binnendringing of poging tot binnendringing binnen de desbetreffende perimeter.
  § 4. De motorvoertuigen mogen geen toegang hebben tot de interne perimeter of, indien deze ontbreekt, tot de externe perimeter, behalve indien deze toegang gerechtvaardigd wordt door technische beperkingen die de goede werking van de installatie beïnvloeden. In dit geval moeten de voertuigen vooraf worden gecontroleerd door de personeelsleden bedoeld in § 2.
  Met uitzondering van de hulpdiensten kan geen enkel voertuig bestemd voor personenvervoer toegang hebben tot de interne perimeter, of indien deze ontbreekt, tot de externe perimeter.
  De interne perimeter of, indien deze ontbreekt, de externe perimeter moet tegen pogingen tot vernieling met behulp van een voertuig beschermd worden.
  § 5. De toegang tot de beveiligde, vitale, beschermde, hoogbeschermde en zeer hoogbeschermde zones wordt zodanig gecontroleerd dat elke niet-toegestane toegang gedetecteerd en vertraagd wordt en dat risico's op agressie worden voorkomen. Hun omsluiting is zodanig beschermd dat risico's op niet-toegestane toegang en op agressie worden verhinderd en dat overtreders worden vertraagd.
  § 6. De beschermde, vitale, hoogbeschermde en zeer hoogbeschermde zones kunnen slechts een beperkt aantal ingangs en uitgangspunten bevatten die aan een gepaste controle onderworpen worden.
  Wanneer niemand de toelating heeft om aanwezig te zijn, worden deze zones onder permanent toezicht geplaatst van een alarmsysteem dat in verbinding staat met een alarmcentrale en waardoor de eventuele aanwezigheid van personen kan worden gedetecteerd. Het alarmsysteem en de alarmcentrale moeten aan de door voormelde [3 wet van 2 oktober 2017 ]3 voorgeschreven criteria beantwoorden, evenals aan haar uitvoeringsbesluiten.
  § 7. De vitale zones bevinden zich binnen de beschermde zone of op elke andere plaats die geniet van een beschermingsniveau dat op zijn minst gelijk is aan dat van de beschermde zone. De exploitant moet toezicht houden om zich ervan te vergewissen dat er zich geen manipulatie of verhindering van de werking van de uitrusting, systemen of voorzieningen die zich in de vitale zones bevinden, heeft voorgedaan, of hij moet de vereiste maatregelen treffen om voldoende snel een dergelijke manipulatie of verhindering van de werking te detecteren.
  § 8. Binnen de nucleaire installaties waar zich vitale zones bevinden, of waar zich kernmateriaal bevindt waaraan de veiligheidsrang "GEHEIM - NUC" of "ZEER GEHEIM - NUC" werd toegekend, wordt een centrale veiligheidspost opgesteld. De registratie van de alarmen, de evaluatie van de situatie en de communicatie met de bewakingsagenten en met de politiediensten gebeuren voortdurend en overeenkomstig voornoemde [2 wet van 2 oktober 2017]2 en haar uitvoeringsbesluiten.
  De centrale veiligheidspost verzorgt eveneens de communicatie met de directie van de installatie.
  Hij beschikt over eenzelfde beschermingsniveau als de beschermde zone. Hij beschikt over een telefoonverbinding voorbehouden voor de [4 communicatie met de politiediensten die worden opgeroepen om tussen te komen in geval van agressie ]4
  De toegang tot de centrale veiligheidspost is beperkt tot een minimum aantal gemachtigde personen die, overeenkomstig de wet van 11 december 1998 en haar uitvoeringsbesluiten houder zijn van een machtiging "GEHEIM". In het geval er kernmateriaal waaraan de veiligheidsrang "ZEER GEHEIM - NUC" werd toegekend aanwezig is in de nucleaire installatie, moeten deze personen houder zijn van een machtiging "ZEER GEHEIM".
  § 9. De hoogbeschermde en zeer hoogbeschermde zones worden onder permanent bewaking van een toegangscontrolesysteem geplaatst dat op twee verschillende controlemiddelen steunt.
  Deze zones zijn zodanig ingericht dat de toegangspunten tot het noodzakelijke minimum beperkt zijn. Deze toegangspunten zijn uitgerust met een intrinsiek intrusiedetectiesysteem. De mogelijke toegangspunten tot deze zones moeten eveneens met intrusiedetectoren worden uitgerust.
  De hoogbeschermde en zeer hoogbeschermde zones moeten voorzien zijn van een voorziening die verbonden is met een alarmsysteem en die de personen die zich binnen deze zones bevinden toelaat om alarm te slaan.
  § 10. Het kernmateriaal dat zich binnen veiligheidszones bevindt, moet het voorwerp uitmaken van specifieke beschermingsmaatregelen zodat dit kernmateriaal enkel voor geautoriseerde personen rechtstreeks toegankelijk is, indien dit doel niet kan worden bereikt door zijn opslag- of gebruiksvoorwaarden.
  Deze maatregelen, opslag- of gebruiksomstandigheden moeten ook een fysieke hindernis vormen.
  ----------
  (1)<KB 2022-12-22/29, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2023>
  (2) niet in nederlandse
  (3)<KB 2022-12-22/29, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2023>
  (3)<KB 2022-12-22/29, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2023> HOOFDSTUK III. - Fysieke beveiliging van het kernmateriaal tijdens het vervoer

Art.3. Minimale beveiligingsniveaus   § 1. De totale duur van elk vervoer van kernmateriaal evenals het aantal overladingen moeten tot een minimum worden beperkt.   § 2. Elk vervoer van kernmateriaal is onderworpen aan op voorhand getroffen regelingen tussen de verzender, de ontvanger en het nucleaire vervoerbedrijf, die betrekking hebben op de vervoersmodaliteiten. De verzender moet voorafgaand aan de voorziene verzending een kennisgeving overmaken aan de ontvanger, met vermelding van de vervoerswijze, de voorziene datum en het uur van aankomst en de exacte plaats van de overhandiging van de lading, wanneer deze plaats heeft op een tussenliggend punt voor de eindbestemming. Daarenboven moet er, in geval van een internationaal vervoer, een voorafgaand akkoord gesloten worden tussen de natuurlijke of rechtspersonen die onder de jurisdictie van de regelgeving van de uit- en invoerende landen vallen met vermelding van de datum, de plaats en de modaliteiten voor de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de fysieke beveiliging van het vervoer van de verzender naar de ontvanger.   § 3. Vooraleer tot de lading en de verzending over te gaan, moet het transportvoertuig voor groep A, evenals het wegtransportvoertuig voor groep B, aan een controle worden onderworpen om er zeker van te zijn dat er geen toestel of voorwerp werd ingebracht met als doel te saboteren of dat er niet werd geknoeid met essentiële onderdelen van het voertuig. Voor het niet-wegvervoer van groep B wordt een dergelijke controle in de mate van het mogelijke uitgevoerd.   § 4. Voor het vervoer van groep B moeten de colli, tenzij hiervan uitdrukkelijk wordt afgeweken in de vervoervergunning, verzegeld worden en vastgezet worden in het voertuig of in de container en moeten de transportvoertuigen, -compartimenten of -containers voorzien zijn van grendels of zegels. Het vervoer van colli met een massa groter dan 1,5 ton, vastgezet of bevestigd in het transportvoertuig of de transportcontainer, mag in open voertuigen of containers gebeuren.   § 5. Voor het vervoer van groep A moeten de colli, tenzij hiervan uitdrukkelijk wordt afgeweken in de vervoervergunning, verzegeld worden en vastgezet worden in het voertuig of in de container en moeten de transportvoertuigen, -compartimenten of -containers voorzien zijn van grendels of zegels. Met expliciete toelating van het Agentschap, mag het vervoer van colli met een massa groter dan 2 ton vastgezet of bevestigd in het transportvoertuig of de transportcontainer gebeuren in open voertuigen of containers.   § 6. Vanaf de aankomst van elk collo met kernmateriaal moet de ontvanger de verzender hiervan op de hoogte brengen. Voor een vervoer van groep A is de bestemmeling bovendien verplicht om na te gaan of de colli, de grendels en de zegels ongeschonden zijn en om de lading te aanvaarden. Elke anomalie moet onmiddellijk aan de verzender en aan het Agentschap gemeld worden. De ontvanger moet eveneens de verzender op de hoogte brengen van elke significante vertraging.   § 7. Het vervoer van groep A wordt begeleid door de federale politie.   Het vervoer van groep B kan, op basis van een evaluatie van de dreiging, begeleid worden door de federale politie.   De modaliteiten van deze begeleidingen worden door de Minister van Binnenlandse Zaken bepaald.   § 8. Elk vervoer langs de weg moet worden uitgevoerd door ten minste twee overeenkomstig de wet van 11 december 1998 en op het niveau bepaald door artikel 3 van het koninklijk besluit van 17 oktober 2011 betreffende de categorisering, en de definiëring van veiligheidszones in de kerninstallaties en de nucleaire vervoerbedrijven gemachtigde personen. Er moeten twee overeenkomstig de wet van 11 december 1998 en op het niveau bepaald door artikel 3 van voormeld koninklijk besluit gemachtigde personen het laden en lossen bijwonen.   § 9. De personen belast met de uitvoering van het wegvervoer van kernmateriaal moeten in het bezit zijn van geschreven instructies goedgekeurd door het Agentschap. Deze instructies hebben in het bijzonder betrekking op de maatregelen te treffen om het kernmateriaal permanent te beschermen tijdens het vervoer, evenals op de maatregelen die in geval van agressie moeten worden getroffen.   § 10. Omwille van administratieve en organisatorische redenen wordt het wegvervoer van groep A daarenboven eveneens uitgevoerd onder de permanente supervisie van twee personen aan boord van het voertuig die op zijn minst bekwaam zijn om een verbinding met een vervoerscontrolecentrum te verzekeren.   § 11. Tijdens een wegvervoer van groep A wordt er permanent toezicht gehouden op de positie van het transportvoertuig door een vervoerscontrolecentrum dat zich in de lokalen van de Exploitant bevindt. Dit controlecentrum verzekert een verbinding met de bevoegde politiediensten.   § 12. Het Agentschap is ertoe gemachtigd om aanbevelingen op te stellen die betrekking hebben op de fysieke beveiliging van de wegtransportvoertuigen.   De voertuigen voor wegtransport die gebruikt worden door de exploitanten van een in het buitenland gevestigd vervoerbedrijf voor kernmateriaal, moeten evenwaardige garanties bieden vanuit het oogpunt van de fysieke beveiliging als deze die eventueel vereist zijn uit hoofde van het eerste lid.   § 13. De personen die het niet-wegvervoer van kernmateriaal begeleiden, moeten kennis nemen van de beveiligingsinstructies die door het Agentschap werden goedgekeurd.   Het Agentschap kan de beveiligingsinstructies bestemd voor andere personen belast met de uitvoering van het niet-wegvervoer van kernmateriaal goedkeuren.   De veiligheidsinstructies bedoeld in de voorgaande leden hebben in het bijzonder betrekking op de maatregelen te treffen om het kernmateriaal tijdens het vervoer en in geval van agressie te beschermen.   § 14. Het spoorwegvervoer van kernmateriaal van groep A dient te gebeuren met een goederentrein in een wagon onder uitsluitend gebruik. De gemachtigde persoon of personen die dit vervoer moeten begeleiden, reizen mee in de wagon die zich het dichtst bij de wagon met de lading bevindt.   In het geval van spoorwegvervoer van voertuigen voor het wegvervoer van kernmateriaal, dan zal het eerste lid worden toegepast in de mate van het mogelijke en rekening houdend met eventuele specifieke regels.   § 15. Het vervoer van kernmateriaal van groep A met zee- of binnenscheepvaart, moet uitgevoerd worden met een gespecialiseerd zee- of binnenschip.   De lading moet geplaatst worden in een beschermd compartiment of in een beschermde, vergrendelde en verzegelde container.   In het geval van vervoer van transportvoertuigen voor het wegvervoer van kernmateriaal via de zee- of de binnenscheepvaart, zijn de voorgaande leden in de mate van het mogelijke en rekening gehouden met eventuele specifieke regels, van toepassing.   § 16. Het luchtvervoer van kernmateriaal van groep A dient te gebeuren aan boord van een luchtvaartuig uitsluitend bestemd voor goederenvervoer en waarvan het kernmateriaal de enige lading is.
Art.4. Opgesplitst vervoer
  In geval van een opgesplitst vervoer, hetgeen de deelname van twee of meerdere nucleaire vervoerbedrijven inhoudt, wordt de verplichting om de fysieke beveiliging te verzekeren van het ene nucleair vervoerbedrijf op het andere overgedragen, in omstandigheden die de continuïteit van de fysieke beveiliging garanderen.

Art.5.[ 2 onderbreking van transport ]2
  § 1. [2 De toegang tot de onderbrekingsplaats of onderbrekingssite voor het kernmateriaal is beperkt]3.
  Er wordt een permanente wacht ingesteld die wordt verzekerd door bewakingsagenten die hiertoe vergund zijn overeenkomstig de [1 wet van 2 oktober 2017]1 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.
  Deze agenten moeten gemakkelijk in contact kunnen treden met de bevoegde politiedienst die op voorhand van deze situatie op de hoogte zal zijn gebracht.
  Wanneer het voertuig dat wordt gebruikt voor het wegvervoer van Groep, A niet onder het visueel toezicht kan zijn van het personeel belast met de besturing ervan of van bewakingsagenten, dan moet dit toezicht worden verzekerd door middel van een camera voorzien voor dit doel.
  [2 Een plan voor de onderbreking van transport van kernmateriaal]2 met vermelding van in het bijzonder de maatregelen die ingevolge deze paragraaf moeten worden getroffen, wordt op voorhand opgesteld.
  § 2. Artikel 2, § 10, is van toepassing wanneer de [2 Een plan voor de onderbreking van transport van kernmateriaal]2 gebeurt in een veiligheidszone.
  ----------
  (1)<KB 2022-12-22/29, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2023>
  (2)<KB 2022-12-22/29, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2023>

HOOFDSTUK IV. - Verplichtingen voor de exploitanten van nucleaire installaties en bedrijven voor het vervoer van kernmateriaal

Afdeling 1 [1 Verplichtingen voor de Exploitanten van nucleaire installaties ]1   ----------   (1)
Art.6. Verplichtingen voor de exploitanten van nucleaire installaties die kernmateriaal gebruiken, produceren of opslaan   § 1. De Exploitant is ertoe gehouden een fysiek beveiligingssysteem eigen aan zijn installatie in te richten.   Dit systeem is gebaseerd op de minimale beveiligingsniveaus voorzien in artikel 2 en op de evaluatie van mogelijke, zowel interne als externe, risico's op agressie[2 ...]2waarvan het kernmateriaal en de kerninstallatie het voorwerp kunnen uitmaken.   § 2. De Exploitant is daarenboven verplicht om zich op de hoogte te houden van de evolutie van het risico en om indien nodig de vereiste bijkomende beschermingsmaatregelen te treffen.   § 3. Het fysiek beveiligingssysteem wordt zodanig ontworpen dat elke niet-toegestane toegang maximaal kan opgespoord en vertraagd worden en dat de risico's op agressie worden voorkomen.   § 4. Het fysiek beveiligingssysteem van elke kerninstallatie wordt door het Agentschap erkend.   [3 § 4bis. De Exploitant is in alle omstandigheden verantwoordelijk voor de correcte toepassing van de reglementaire bepalingen m.b.t. de bescherming van het kernmateriaal en de nucleaire installatie tegen de risico's op agressie.    Deze verantwoordelijkheid kan niet worden gedelegeerd.    De opdrachten toegekend aan de vast of plaatsvervangend afgevaardigde voor de fysieke beveiliging, met toepassing van §§ 5 en 5bis, doen in geen enkel opzicht afbreuk aan de autoriteit en de verantwoordelijkheden van de Exploitant.]3   § 5. De Exploitant stelt, onder het personeel van zijn installatie, een vast afgevaardigde voor de fysieke beveiliging en een plaatsvervangend afgevaardigde voor de fysieke beveiliging aan, beide houder van een veiligheidsmachtiging "ZEER GEHEIM" overeenkomstig de wet van 11 december 1998 en [4 belast overeenkomstig de modaliteiten bepaald in § 5bis met]4 de toepassing van het door het Agentschap erkend fysiek beveiligingssysteem. Deze aanstelling moet voorafgaandelijk door het Agentschap worden goedgekeurd [4 , dat hierbij rekening houdt met:    a) de kwalificaties van de persoon waarvan de aanstelling aan zijn goedkeuring onderworpen is, alsook de beroepservaring en de specifieke opleidingen in nucleaire beveiliging die deze heeft kunnen volgen;    b) De status, positie en middelen waarover de afgevaardigde binnen de nucleaire installatie kan beschikken.    Het Agentschap kan aanbevelingen uitvaardigen m.b.t. de aanstelling van de vast afgevaardigde voor de fysieke beveiliging, of de plaatsvervangend afgevaardigde voor de fysieke beveiliging.]4.   De uit hoofde van de wet van 11 december 1998 aangestelde veiligheidsofficier kan als vast of plaatsvervangend afgevaardigde voor de fysieke beveiliging worden aangesteld.   [5 § 5bis. Onverminderd artikel 6, § 4bis, is de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging belast met de volgende opdrachten:    1° de praktische uitvoering van de bepalingen van dit besluit die betrekking hebben op de verplichtingen inzake fysieke beveiliging van de Exploitant van een nucleaire installatie;    2° het toezicht op de correcte naleving van de bepalingen van dit besluit die betrekking hebben op de verplichtingen inzake de fysieke beveiliging van een nucleaire installatie door het personeel en door personen van buiten de nucleaire installatie belast met werken of diensten, alsook met de rapportage aan de Exploitant daaromtrent;    3° het beheer van de toegang tot veiligheidszones;    4° het adviseren van de Exploitant met betrekking tot de fysieke beveiliging van de nucleaire installatie;    5° desgevallend, de uitvoering van de door de Exploitant aan hem gedelegeerde taken, waarbij de verantwoordelijkheid hiervoor bij de Exploitant blijft.    De afgevaardigde voor de fysieke beveiliging handelt desgevallend in overleg met:    a) de veiligheidsofficier in de zin van artikel 13,1° ), a), b) of c) van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, die werd aangesteld om toe te zien op de naleving van de veiligheidsregels in het kader van een veiligheidsadvies of een veiligheidsattest;    b) de dienst voor fysische controle opgericht overeenkomstig artikel 23.1 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen.    Wanneer de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging vaststelt dat het fysiek beveiligingssysteem, of een van de componenten ervan, niet correct wordt toegepast, stelt hij de Exploitant hiervan onverwijld in kennis, onderneemt alle noodzakelijke acties en ziet toe op de uitvoering van eventuele beslissingen van de Exploitant.]5   § 6. [6 Onverminderd de artikelen 6bis, 6ter en 6quater, is de Exploitant verplicht]6 om aan het personeel, evenals aan de externe personen van de kerninstallatie die belast zijn met werken of diensten, de schriftelijke instructies te verstrekken die nodig zijn om de naleving van de praktische maatregelen die vereist zijn door het erkend fysiek beveiligingssysteem te verzekeren.   [6 De Exploitant vaardigt in het bijzonder]6 de te volgen regels uit en bepaalt de te nemen maatregelen in noodsituaties. [6 Hij werkt voor het personeel van de installatie de instructies uit die in geval van een agressie moeten worden opgevolgd. Met het oog op een betere integratie van deze instructies in het algemeen kader van de beveiligingsinstructies, handelt de Exploitant in samenwerking met de in artikel 6bis, § 1, vermelde autoriteiten.]6   [6et in het vorig lid bedoeld ontwerp van instructies wordt uiterlijk op de eerste dag van de vierde maand na de inwerkingtreding van deze bepaling per aangetekende brief met ontvangstbewijs ter goedkeuring aan het Agentschap voorgelegd.    Het Agentschap beschikt over een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de dag na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde brief, om de ontwerpinstructies goed of af te keuren.    In geval van afkeuring overlegt het Agentschap desgevallend met andere beveiligingsinstanties, met inbegrip van de in artikel 6bis, § 1, bedoelde instanties. ]6   § 7. De Exploitant moet het fysiek beveiligingssysteem evalueren en testen om hiervan de betrouwbaarheid en de doeltreffendheid te bepalen. Hiervoor moet hij met name overgaan tot oefeningen waarbij, in de mate van het mogelijke, de politiediensten worden betrokken.   Deze evaluatie moet minimum een maal per jaar plaatsvinden voor de nucleaire installaties waar zich een zeer hoogbeveiligde zone, een hoogbeveiligde zone, of een vitale zone bevindt. Deze evaluatie moet minimum een maal om de twee jaar plaatsvinden voor de andere nucleaire installaties bedoeld in dit besluit.   Wanneer er tekortkomingen worden vastgesteld, moeten er zo snel mogelijk corrigerende maatregelen worden genomen.   Na elke evaluatie stelt de Exploitant binnen de maand een verslag op waarvan hij onverwijld een kopie aan het Agentschap meedeelt.   [1 De in het eerste lid vermelde evaluatie heeft eveneens betrekking op de negatieve effecten die enerzijds het fysiek beveiligingssysteem of zijn componenten en anderzijds de nucleaire veiligheid van de installatie op elkaar hebben of kunnen hebben, in het bijzonder de uitvoering van de voorschriften van het KB van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties.]1   [7 § 8. De Exploitant vraagt de medewerking van de politiediensten om oefeningen te organiseren, of om deel te nemen aan de jaarlijkse of tweejaarlijkse oefeningen bedoeld in § 7 die hij organiseert. De Exploitant organiseert de oefeningen of zijn deelname daaraan zodanig dat ze het mogelijk maken voor hem om de uitvoering van de crisisstructuren, de doeltreffendheid van de informatie-uitwisseling en de goede werking van de communicatiemiddelen met de politiediensten te testen, alsook om te beoordelen in hoeverre zijn personeel zich de instructies eigen maakt die in geval van een agressie moeten worden nageleefd. De Exploitant stelt bovendien alles in het werk om deze oefeningen of zijn deelname daaraan zo te organiseren dat hij in de mate van het mogelijke bijdraagt aan de beoordeling van de doeltreffendheid en de interventiesnelheid van de politiediensten door de bevoegde autoriteiten.    De Exploitant brengt het Agentschap minstens een maand op voorhand op de hoogte van de datum waarop de oefening zal worden uitgevoerd. Het Agentschap kan hieraan op eigen initiatief, of op verzoek van de Exploitant deelnemen.    De Exploitant brengt bij het Agentschap verslag uit over alle door hem vastgestelde defecten, technische of organisatorische mankementen en de algemene resultaten van de oefening. In voorkomend geval en voor zover dit door de politiediensten wordt gevraagd, werkt hij mee aan de opstelling van het verslag van de politie over de oefening."    " § 9. De Exploitant werkt naar beste vermogen mee:    a) aan regelmatige tests die de politiediensten kunnen organiseren om de goede werking van het in artikel 6bis, § 1, 2e lid, a), bedoeld beveiligd communicatiekanaal te waarborgen;    b) aan regelmatige oefeningen die de politiediensten kunnen organiseren om de coördinatie tussen de verschillende interventie-eenheden en tussen deze eenheden en de verantwoordelijken voor de beveiliging van de installatie te verzekeren;    c) aan de voorbereiding van de oefeningen die de politiediensten kunnen organiseren op de site waar zich de nucleaire installatie bevindt en in de installatie zelf, om de topografische kennis van de personeelsleden die in geval van agressie op de site moeten interveniëren, te ontwikkelen en te controleren.]7   ----------   (1)   (2)   (3)   (4)   (5)   (6)   (7)
Art. 6bis. [1 Meewerken aan de afsluiting van een samenwerkingsprotocol
   § 1- Wanneer de bevoegde overheidsinstanties, of een aantal daarvan, overgaan tot het afsluiten van een samenwerkingsprotocol met de Exploitant voor een interventie in geval van agressie of andere veiligheidsincidenten die verband houden met de nucleaire installatie, dan werkt de Exploitant naar beste vermogen mee aan de afsluiting van een dergelijk protocol.
   Hij ziet er met name op toe dat de volgende punten in onderling overleg met de toekomstige andere partijen bij het protocol worden vastgesteld:
   a) Het beveiligde communicatiekanaal en de beveiligde communicatieprocedures die tussen enerzijds de Exploitant, de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging, of het in § 2 vermelde contactpunt van de installatie, en anderzijds de in § 1 vermelde betrokken autoriteiten, in het bijzonder de politiediensten, moeten worden gebruikt in geval van agressie.
   b) De procedures voor de voorbereiding, organisatie, uitvoering en evaluatie van de in artikel 6, §§ 7, 8 en 9 bedoelde oefeningen.
   c) De interventieprocedures in geval van agressie.
   § 2.- Met het oog op de afsluiting van het in § 1 bedoelde samenwerkingsprotocol deelt de Exploitant aan de toekomstige andere partijen bij het protocol in het bijzonder de volgende gegevens mee:
   - de namen, hoedanigheden, adressen, telefoon-, faxnummers en e-mailadressen van de personen die als contactpunt de uitvoering van het protocol op het niveau van de nucleaire installatie moeten beheren;
   - de namen, hoedanigheden, adressen, telefoon-, faxnummers en e-mailadressen van de vaste en plaatsvervangende afgevaardigden voor de fysieke beveiliging van de kerninstallatie. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-22/29, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2023>


Art. 6ter. [1 Meewerken aan de uitvoering van een samenwerkingsprotocol
   § 1st. Wanneer de bevoegde overheidsinstanties, of een aantal daarvan, een samenwerkingsprotocol afgesloten hebben met de Exploitant voor een interventie in geval van agressie, of andere beveiligingsincidenten in verband met de nucleaire installatie, dan werkt de Exploitant naar beste vermogen mee aan de uitvoering van een dergelijk protocol.
   § 2- De Exploitant stelt in samenwerking met en voor de in artikel 6quater aangewezen personen, nauwkeurige plannen op van de site waar zich de nucleaire installatie bevindt en van de installatie zelf. Op deze plannen worden de kritieke punten van de site en de nucleaire installatie met betrekking tot de nucleaire veiligheid, de stralingsbescherming en de nucleaire beveiliging blootgelegd. De Exploitant maakt de meer precieze elementen m.b.t. deze plannen over aan de in artikel 6quater aangeduide personen die de leiding over deze teams uitoefenen; het Agentschap bepaalt, na raadpleging van de betrokken politiediensten, in een reglement of via bijzondere instructies, de aard van deze elementen en de overdrachtsmodaliteiten. Op het plan van de site wordt ook de locatie vermeld van eventuele entiteiten die geen deel uitmaken van de nucleaire installatie, maar zich wel op dezelfde site bevinden.
   In geval van een wijziging aan de configuratie van de site of de nucleaire installatie moet de Exploitant een aangepast plan voorleggen aan de hierboven vermelde personen.
   § 3 De Exploitant verstrekt aan de in artikel 6quater aangewezen personen elk ander document dat door de partijen bij het protocol, in gezamenlijk overleg, nuttig kan worden geacht in geval van een interventie.
   § 4 De Exploitant brengt de in artikel 6quater aangewezen personen op de hoogte van de interne beveiligingsmaatregelen en de instructies die aan het personeel worden gegeven in geval van een agressie.
   § 5 De Exploitant brengt de in artikel 6quater aangewezen personen en het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle via het in artikel 6bis, § 1, tweede lid, a), bedoeld beveiligd communicatiekanaal onmiddellijk op de hoogte van elke binnendringing in de nucleaire installatie of van elk feit waarvan hij oordeelt dat het de beveiliging van de nucleaire installatie of van het nucleair materiaal dat zich daar bevindt of van de transportvoertuigen die er geparkeerd staan, in gevaar kan brengen.
   § 6 De Exploitant maakt aan de in artikel 6quater bedoelde personen alle informatie over waarover hij beschikt, en in het bijzonder de aankondigingen van opleidingen, die voor hen nuttig kunnen zijn in geval van agressie. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-22/29, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2023>


Art. 6quater.[1 Opleiding en uitrusting van de interventiediensten
   Volgens de met de betrokken politiediensten overeen te komen modaliteiten, worden de leden van de politiediensten die werden aangeduid om in geval van een agressie tot een rechtstreekse interventie in de installatie over te gaan, bijgestaan en geadviseerd door de Exploitant, zodat ze:
   a) de vereiste opleidingen in de stralingsbescherming kunnen krijgen;
   b) onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen met betrekking tot de basisnormen betreffende de bescherming tegen blootstelling aan ioniserende straling, over de gepaste individuele stralingsbeschermingsuitrusting kunnen beschikken.
   Indien nodig maakt de Exploitant met de betrokken politiediensten afspraken over kwesties in verband met de verstrekking, door de Exploitant, van bepaalde stralingsbeschermingsuitrusting en materialen aan de leden van de politiediensten die werden aangeduid om in geval van een agressie tot een rechtstreekse interventie in de installatie over te gaan; de overeenkomst kan met name betrekking hebben op de bepaling van de uitrusting en materialen, het onderhoud, de eventuele kosten, de omstandigheden van de levering en het regime in noodsituaties. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-22/29, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2023>

Afdeling 2 [1 Verplichtingen voor de Exploitanten van vervoerbedrijven voor kernmateriaal ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-22/29, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2023>

Art.7.Verplichtingen van de exploitanten van vervoerbedrijven voor kernmateriaal   § 1. De Exploitant van een instelling of van een bedrijf dat het vervoer van kernmateriaal verzorgt, is verplicht om een fysiek beveiligingssysteem, genaamd "algemeen beveiligingssysteem" in te richten om het materiaal en het voertuig te beschermen tegen elke niet-toegestane toegang en tegen risico's op agressie tijdens een nationaal of internationaal vervoer. Dit systeem moet gebaseerd zijn op de minimale beveiligingsniveaus voorzien in artikel 3 en op de evaluatie van mogelijke, zowel interne als externe risico's op agressie [1 ...]1 waarvan het kernmateriaal en de transportvoertuigen het voorwerp kunnen uitmaken.   § 2. De exploitant is daarenboven verplicht om zich op de hoogte te houden van de evolutie van het risico en om indien nodig de vereiste bijkomende beveiligingsmaatregelen te treffen.   § 3. Het algemeen beveiligingssysteem dat ingericht wordt, wordt door het Agentschap erkend.   § 4. Daarenboven is de Exploitant verplicht om een fysiek beveiligingssysteem, genaamd "specifiek beveiligingssysteem" in te richten om de veiligheid van elk nucleair vervoer te verzekeren en dit onverminderd de andere toepasselijke wettelijke of reglementaire bepalingen inzake het vervoer van kernmateriaal.   Het specifiek beveiligingssysteem is gebaseerd op de minimale beveiligingsniveaus voorzien in artikel 3 evenals op de evaluatie van de politieke, sociale, economische en culturele omstandigheden binnen de context waarin het vervoer, dient te gebeuren.   [2 4 bis. De Exploitant is in alle omstandigheden verantwoordelijk voor de correcte toepassing van de reglementaire voorschriften met betrekking tot de bescherming van het kernmateriaal en het nucleair vervoerbedrijf tegen de risico's op agressie.    Deze verantwoordelijkheid kan niet worden gedelegeerd.    De opdrachten die overeenkomstig §§ 5 en 5bis aan de vast of plaatsvervangend afgevaardigde voor de fysieke beveiliging worden toegewezen, doen op generlei wijze afbreuk aan het gezag en de verantwoordelijkheden van de Exploitant.]2   § 5. De exploitant stelt aan, onder de leden van zijn personeel, een vast afgevaardigde voor de fysieke beveiliging en een plaatsvervangend afgevaardigde voor de fysieke beveiliging, beide houder van een veiligheidsmachtiging "ZEER GEHEIM" overeenkomstig de wet van 11 december 1998 en [3 belast overeenkomstig de modaliteiten bepaald in § 5bis met]3 de toepassing van het door het Agentschap erkend algemeen en specifiek beveiligingssysteem. Deze aanstelling moet voorafgaandelijk door het Agentschap worden goedgekeurd [3 ..., dat hierbij rekening houdt met:    a) de kwalificaties van de persoon waarvan de aanstelling aan zijn goedkeuring onderworpen is, alsook de beroepservaring en de specifieke opleidingen in nucleaire beveiliging die deze heeft kunnen volgen;    b) de status, positie en middelen waarover de afgevaardigde binnen het nucleair vervoerbedrijf kan beschikken.    Het Agentschap kan aanbevelingen uitvaardigen met betrekking tot de aanstelling van de vast afgevaardigde voor de fysieke beveiliging, of de plaatsvervangend afgevaardigde voor de fysieke beveiliging.]3.    De veiligheidsofficier die krachtens de wet van 11 december 1998 werd aangesteld, kan als vast of plaatsvervangend afgevaardigde voor de fysieke beveiliging worden aangesteld.   [3 In afwijking van het eerste lid en behalve indien het nucleair vervoerbedrijf erkend is voor het uitvoeren van transporten van groep A kan de vast, of plaatsvervangend afgevaardigde voor de fysieke beveiliging houder zijn van een veiligheidsmachtiging "GEHEIM", onverminderd artikel 15 van dit besluit, artikel 4 van het koninklijk besluit van 17 oktober 2011 betreffende de categorisering en de definiëring van veiligheidszones in de nucleaire installaties en de nucleaire vervoerbedrijven en de artikelen 3 § 1 en 4 van het koninklijk besluit van 17 oktober 2011 houdende de categorisering en de bescherming van nucleaire documenten.]3   [4 § 5bis. Onverminderd § 4bis is de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging belast met de volgende opdrachten:    1° de praktische uitvoering van de bepalingen van dit besluit die betrekking hebben op de verplichtingen inzake fysieke beveiliging van de Exploitant van een nucleair vervoerbedrijf;    2° het toezicht op de correcte naleving van de bepalingen van dit besluit die betrekking hebben op de verplichtingen van een nucleair vervoerbedrijf op het gebied van de fysieke beveiliging door het personeel van het bedrijf en personen van buiten het bedrijf belast met werken of diensten, alsook met de rapportage aan de Exploitant daaromtrent;    3° het beheer van de toegang tot veiligheidszones;    4° het adviseren van de Exploitant met betrekking tot de fysieke beveiliging van het nucleair vervoerbedrijf;    5° desgevallend met de uitvoering van de door de Exploitant aan hem gedelegeerde taken, waarbij de verantwoordelijkheid hiervoor bij de Exploitant blijft.    De afgevaardigde voor de fysieke beveiliging handelt desgevallend in overleg met:    a) de veiligheidsofficier in de zin van artikel 13,1° ), a), b) of c) van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, die werd aangesteld om toe te zien op de naleving van de veiligheidsregels in het kader van een veiligheidsadvies of een veiligheidsattest;    b) de dienst voor fysische controle opgericht overeenkomstig artikel 23.1 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen.    Wanneer de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging vaststelt dat het fysiek beveiligingssysteem, of een van de componenten ervan niet correct wordt toegepast, stelt hij de Exploitant hiervan onverwijld in kennis, onderneemt de nodige acties en ziet toe op de uitvoering van eventuele beslissingen van de Exploitant.]4   § 6. De Exploitant[5 ...]5 is eveneens verplicht om aan de personeelsleden belast met de uitvoering van dit vervoer, de schriftelijke instructies te verstrekken die nodig zijn om de naleving te verzekeren van de praktische maatregelen die vereist zijn door het algemeen en het specifiek beveiligingssysteem Hij vaardigt de te volgen regels uit en bepaalt de te nemen maatregelen in geval van noodsituaties.   § 7 [6 De Exploitant moet zijn algemeen beveiligingssysteem minstens jaarlijks evalueren om hiervan de betrouwbaarheid en doeltreffendheid te bepalen. Hiervoor moet hij met name overgaan tot frequente tests en oefeningen waarbij, in de mate van het mogelijke, de politiediensten worden betrokken. Deze evaluatie moet specifieke beveiligingssystemen omvatten]6.   [6 ...]6   Wanneer er tekortkomingen worden vastgesteld, moeten er zo snel mogelijk corrigerende maatregelen worden genomen.   Na elke evaluatie stelt de Exploitant binnen de maand een verslag op waarvan hij onverwijld een kopie aan het Agentschap meedeelt.   [6 De in het eerste lid bedoelde evaluatie heeft eveneens betrekking op de negatieve invloed die op elkaar hebben of kunnen hebben enerzijds het algemeen beveiligingssysteem, de specifieke beveiligingssystemen en de componenten van het algemeen en van de specifieke beveiligingssystemen, en anderzijds de nucleaire veiligheid van de door het bedrijf uitgevoerde transporten, in het bijzonder de uitvoering van de desbetreffende bepalingen van het koninklijk besluit van 22 oktober 2017 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7.]6   ----------   (1)   (2)   (3)   (4)   (5)   (6)
Afdeling 3 [1 Afdeling 3. - Algemene verplichting ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-22/29, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2023>


Art. 7bis. [1 Nucleaire beveiligingscultuur    De Exploitant kent de vereiste prioriteit toe aan de nucleaire beveiligingscultuur. Hij ziet toe op het behoud en de ontwikkeling ervan op alle organisatieniveaus van de nucleaire installatie of van het vervoerbedrijf voor kernmateriaal. ]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK V. - Erkenningsprocedure voor de fysieke beveiligingssystemen

Art.8.Erkenningsprocedure voor de fysieke beveiligingsystemen van een nucleaire installatie   § 1. Onverminderd de artikelen 6 en 7 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, is de Exploitant van een nieuwe installatie, wanneer hij zijn aanvraag voor een oprichtings- en exploitatievergunning bij het Agentschap indient, verplicht om tegelijk de erkenning van het fysiek beveiligingssysteem van zijn installatie aan te vragen. Deze moet voorafgaand aan de definitieve inbedrijfname door het Agentschap worden erkend. Het Agentschap bepaalt de modaliteiten en de vormen volgens welke dit fysiek beveiligingssysteem aan hem moet worden voorgelegd.   § 2 De Exploitant van een bestaande installatie legt zijn aanvraag tot erkenning van het fysiek beveiligingssysteem van zijn installatie voor aan het Agentschap binnen de 6 maanden die volgen op de inwerkingtreding van dit besluit, Het Agentschap bepaalt de modaliteiten en de vormen volgens welke dit fysiek beveiligingssysteem aan hem moet worden voorgelegd.   § 3.[2 Van zodra het Agentschap verklaart dat het dossier met de erkenningsaanvraag voor het fysiek beveiligingssysteem dat door de Exploitant werd ingediend, volledig is, beschikt het over 6 maanden, of over een langere termijn die het rechtvaardigt, om over te gaan tot het onderzoek van dit ontwerp en om deze zijn advies kenbaar te maken]2.   Vanaf de ontvangst van dit advies, beschikt de Exploitant over een periode van maximum 36 maanden voor het uitvoeren van het ontwerp van fysiek beveiligingssysteem, in voorkomend geval aangepast op basis van het advies afgeleverd door het Agentschap.   Gedurende de uitvoering van het ontwerp, informeert de Exploitant het Agentschap haljaarlijks en op eigen initiatief over de staat van vordering van dit project. De Exploitant brengt het Agentschap op de hoogte van het einde van de uitvoering van het ontwerp.   In de 6 maanden die volgen, gaat het Agentschap over tot de evaluatie van het ingericht fysieke beveiligingssysteem, en doet een uitspraak over de erkenningsaanvraag.   § 4 Indien het Agentschap het fysiek beveiligingssysteem erkent, maakt het deze beslissing kenbaar aan de Exploitant.   Indien het Agentschap het fysiek beveiligingssysteem niet erkent, deelt het zijn bevindingen mee aan de Exploitant, die vervolgens over 3 maanden beschikt om hierop te antwoorden en, indien nodig, om aan het fysiek beveiligingssysteem de door het Agentschap aanbevolen aanpassingen, door te voeren.   Binnen de drie maanden die volgen op het verstrijken van deze periode, doet het Agentschap opnieuw een uitspraak over de erkenning van het fysiek beveiligingssysteem dat door de Exploitant werd ingericht en maakt deze zijn beslissing kenbaar.   In het geval van een weigering tot erkenning, motiveert het Agentschap zijn beslissing en legt het bijkomende fysieke beveiligingsmaatregelen op die de Exploitant in werking moet stellen, alsook de uitvoeringstermijnen. Wanneer het Agentschap kan vaststellen dat alle bijkomende fysieke beveiligingsmaatregelen genomen zijn, erkent het, in de maand die volgt op deze vaststelling, het fysiek beveiligingssysteem, en brengt het de Exploitant op de hoogte van deze beslissing.   § 5. Indien de beslissing van het Agentschap door de Exploitant betwist wordt, kan deze een beroep indienen bij de Minister waarvan het Agentschap afhangt binnen de 3 maanden die volgen op de kennisgeving van de beslissing van het Agentschap. Deze treft alle nodige maatregelen om het geschil te beslechten en doet in laatste instantie een uitspraak over de erkenningsaanvraag.   § 6. Het Agentschap gaat periodiek, en minstens eenmaal elke [2 vijf ]2 jaar vanaf de datum van de kennisgeving van de erkenning, over tot de evaluatie van het fysiek beveiligingssysteem.   [1 De evaluatie heeft tevens betrekking op de wijze waarop de exploitant evalueert en toeziet op de beperking van de negatieve effecten die enerzijds het fysiek beveiligingssysteem of zijn componenten en anderzijds de nucleaire veiligheid van de installatie op elkaar hebben of kunnen hebben, in het bijzonder de uitvoering van de voorschriften van het KB van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties.]1   § 7. [2 ...]2   ----------   (1)   (2)
Art. 8bis. [1 Beheer van de wijzigingen aangebracht aan de nucleaire installatie of aan het fysiek beveiligingssysteem
   § 1 Onder voorbehoud van een andere beoordeling met toepassing van § 4, worden, in de zin van huidig besluit, met name de volgende wijzigingen, inclusief deze van tijdelijke aard, en met uitzondering van onderhoudswerken, de vervanging van onderdelen door identieke onderdelen en de bijwerking van procedures, beschouwd als wijzigingen waarvan de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging de ontwerpen moet kennen in toepassing van § 4:
   a) wijzigingen aangebracht aan de nucleaire installatie, uitbreidingen en toevoegingen aan de installatie, onder voorbehoud van artikel 8, § 1;
   b) wijzigingen aangebracht aan de exploitatieprocedés en -processen toegepast in de installatie;
   c) wijzigingen die leiden tot het afwijken van het beschrijvend dossier van het erkend fysiek beveiligingssysteem;
   d) wijzigingen bestemd:
   (i) om te kunnen inspelen op de evolutie van het risico vermeld in artikel 6, § 2;
   (ii) om corrigerende maatregelen te vormen waartoe werd beslist op grond van artikel 6, § 7;
   (iii) om te antwoorden op de vragen van het Agentschap die resulteren uit de evaluatie in toepassing van artikel 8 § 6.
   § 2. Onder voorbehoud van een andere beoordeling met toepassing van § 4, worden met name beschouwd als wijzigingen met een significante invloed op het fysiek beveiligingssysteem, naast deze waarvan de significante aard evident is:
   - deze die rechtstreeks betrekking hebben op het fysiek beveiligingssysteem;
   - deze die de kenmerken van de installatie, of de exploitatie wijzigen, expliciet vermeld in het beschrijvend dossier van het erkend fysiek beveiligingssysteem;
   - deze waarvoor handelingen nodig zijn die bij hun uitvoering een significant risico voor de nucleaire beveiliging inhouden;
   - deze die verband houden met buitenbedrijfstellingshandelingen in de zin van artikel 2 van voormeld koninklijk besluit van 20 juli 2001.
   § 3. Onder voorbehoud van een andere beoordeling met toepassing van § 4, worden met name als wijzigingen met een niet-significante invloed op het fysiek beveiligingssysteem beschouwd, andere wijzigingen dan deze die vallen onder § 2 en die een geringer invloed hebben op de nucleaire beveiliging.
   § 4. Zonder afbreuk te doen aan artikels 12 en 23 van bovengenoemd koninklijk besluit van 20 juli 2001, behandelt de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging elk ontwerp met betrekking tot wijzigingen die aan de installatie moeten worden aangebracht vóór de implementatie van het ontwerp. Hij beoordeelt of het hetzij een ontwerp tot wijziging betreft met een significante invloed op het fysiek beveiligingssysteem in de zin van § 2, hetzij een ontwerp tot wijziging met een niet-significante invloed op het fysiek beveiligingssysteem in de zin van § 3, hetzij een ontwerp tot wijziging zonder invloed op voormeld systeem.
   § 5 Elke door de Exploitant aan de nucleaire installatie aangebrachte wijziging met een significante invloed op zijn fysiek beveiligingssysteem, moet het voorwerp uitmaken van een voorafgaande erkenningsaanvraag aan het Agentschap. Van zodra het Agentschap verklaart dat het aanvraagdossier volledig is, bepaalt het de termijn die nodig is om een uitspraak te doen over deze aanvraag, nadat het de Exploitant over dit punt geraadpleegd heeft; de wijziging kan niet worden doorgevoerd zonder uitdrukkelijk akkoord van het Agentschap. In geval van weigering door het Agentschap is de in artikel 8 § 5 bedoelde beroepsprocedure van toepassing.
   § 6. Elke door de Exploitant aan de nucleaire installatie aangebrachte wijziging met een niet-significante invloed op zijn fysiek beveiligingssysteem, moet het voorwerp uitmaken van een voorafgaande kennisgeving aan het Agentschap, inclusief door het opnemen van het dossier door de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging in een register dat hij ter beschikking van het Agentschap houdt. Dit wijzigingsontwerp wordt als aanvaard beschouwd, behalve in geval van een beslissing van het Agentschap binnen een termijn van vijftien dagen, tenzij het specifiek de verlenging van de termijn rechtvaardigt, die redelijk en proportioneel moet blijven, en na overleg met de Exploitant.
   Van zodra de wijziging werd doorgevoerd brengt de Exploitant het Agentschap hiervan onmiddellijk op de hoogte, inclusief via een register dat hij tot diens beschikking houdt.
   § 7. Onverminderd de § 1 tot 6 kan het Agentschap het volgende regelen:
   a) de criteria en modaliteiten voor de bepaling van de wijzigingscategorieën, inclusief de tijdelijke wijzigingen, alsook de termijnen waarbinnen en de procedure volgens welke de classificatie van het wijzigingsontwerp wordt gevalideerd;
   b) de termijnen en de procedure voor het beheer van de erkenningsaanvragen voor de wijzigingen vermeld in § 5, inclusief tijdelijke wijzigingen, in het bijzonder de modaliteiten en vormen voor de indiening van deze aanvragen, de modaliteiten voor de oplevering van de erkende wijziging, alsook de wijze waarop het beschrijvend dossier van het erkend systeem voor fysieke beveiliging wordt bijgewerkt;
   c) de termijnen en de procedure voor het beheer van de aangiften van wijzigingsontwerpen vermeld in § 6, inclusief de tijdelijke wijzigingen, in het bijzonder de modaliteiten en vormen van deze aangiften, de bepaling van de duur van de termijn voor hun onderzoek door het Agentschap, de te volgen procedure in geval van niet aanvaarding door het Agentschap, alsook de wijze waarop het beschrijvend dossier van het erkend fysiek beveiligingssysteem wordt bijgewerkt. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-22/29, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2023>


Art.9.Erkenningsprocedure voor het algemeen beveiligingssysteem
  § 1. Onverminderd de andere wettelijke en reglementaire normen m.b.t. de exploitatievergunning van een bedrijf voor het vervoer van kernmateriaal, wordt het algemeen beveiligingssysteem van het bedrijf voorafgaand aan de door het Agentschap toegekende [1 erkenning]1 voor het eerste vervoer van kernmateriaal dat het voorwerp van een dergelijke [1 erkenning]1 uit hoofde van de wet van 15 april 1994 moet uitmaken, door het Agentschap erkend.
  Het Agentschap bepaalt de modaliteiten en vorm volgens welke het algemeen beveiligingssysteem aan hem voorgesteld moet worden.
  § 2 De Exploitant van een bestaand bedrijf voor het vervoer van kernmateriaal wendt zich, binnen de 6 maanden die volgen op de inwerkingtreding van dit besluit, tot het Agentschap voor de erkenningsaanvraag van het algemeen beveiligingssysteem voor zijn onderneming. Het Agentschap bepaalt de modaliteiten en vorm volgens welke het algemeen beveiligingssysteem aan hem voorgesteld moet worden.
  § 3.[1 Zodra het Agentschap verklaart dat het door de Exploitant ingediende dossier voor de erkenningsaanvraag van het algemeen beveiligingssysteem volledig is, beschikt het over 6 maanden om over te gaan tot het onderzoek van dit ontwerp en om deze zijn advies kenbaar te maken, of over een langere termijn die het rechtvaardigt.]1.
  Vanaf de dag van ontvangst van dit advies, beschikt de Exploitant over een maximumperiode van 36 maanden voor het uitvoeren van het ontwerp van algemeen beveiligingssysteem, in voorkomend geval aangepast op basis van het door het Agentschap overgebrachte advies.
  Gedurende de uitvoering van het ontwerp, informeert de Exploitant het Agentschap halfjaarlijks en op eigen initiatief over de staat van vordering van dit ontwerp. De Exploitant brengt het Agentschap op de hoogte van het einde van de uitvoering van het ontwerp.
  In de 6 maanden die volgen, gaat het Agentschap over tot de evaluatie van het geïnstalleerd algemeen beveiligingssysteem en doet een uitspraak over de erkenningsaanvraag.
  § 4 Indien het Agentschap het algemeen beveiligingssysteem erkent, maakt het deze beslissing kenbaar aan de Exploitant.
  Indien het Agentschap het algemeen beveiligingssysteem niet erkent, deelt het zijn bevindingen mee aan de Exploitant, die vervolgens over 3 maanden beschikt om hierop te antwoorden en, indien nodig, om aan het algemeen beveiligingssysteem de door het Agentschap aanbevolen aanpassingen, door te voeren.
  Binnen de drie maanden na het verstrijken van deze periode, doet het Agentschap opnieuw een uitspraak over de erkenning van het algemeen beveiligingssysteem dat door de Exploitant werd ingericht en maakt deze zijn beslissing kenbaar.
  In het geval van een weigering tot erkenning, motiveert het Agentschap zijn beslissing en legt het bijkomende fysieke beveiligingsmaatregelen op die de Exploitant in werking moet stellen, alsook de uitvoeringstermijnen.
  Wanneer het Agentschap kan vaststellen dat alle bijkomende fysieke beveiligingsmaatregelen genomen zijn, erkent het, in de maand die volgt op deze vaststelling, het algemeen beveiligingssysteem, en brengt het de Exploitant op de hoogte van deze beslissing.
  § 5. Indien de beslissing van het Agentschap door de Exploitant betwist wordt, kan deze een beroep indienen bij de Minister waarvan het Agentschap afhangt, binnen de 3 maanden die volgen op de kennisgeving van de beslissing van het Agentschap. Deze treft alle vereiste maatregelen om het geschil te beslechten en doet in laatste instantie een uitspraak over de erkenningsaanvraag.
  § 6. Het Agentschap gaat periodiek, en minstens eenmaal elke [1 vijf]1 jaar vanaf de datum van de kennisgeving van de erkenning, over tot de evaluatie van het algemeen beveiligingssysteem. [1 Deze evaluatie omvat deze van specifieke beveiligingssystemen.]1
  [1 De evaluatie heeft ook betrekking op de wijze waarop de Exploitant evalueert en toeziet op de beperking van de negatieve invloed die op elkaar hebben of kunnen hebben enerzijds het algemeen beveiligingssysteem, de specifieke beveiligingssystemen en de componenten van het algemeen en van de specifieke beveiligingssystemen, en anderzijds de nucleaire veiligheid van de door het bedrijf uitgevoerde transporten, in het bijzonder de uitvoering van de desbetreffende bepalingen van het koninklijk besluit van 22 oktober 2017 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7.]1
  § 7.[1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2022-12-22/29, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2023>

Art. 9bis. [1 Beheer van de wijzigingen aangebracht aan het nucleair vervoerbedrijf
   § 1.- Onder voorbehoud van een andere beoordeling met toepassing van § 4, worden, in de zin van huidig besluit, met name de volgende wijzigingen, ook indien deze wijzigingen van tijdelijke aard zijn, en met uitzondering van onderhoudswerken, de vervanging van onderdelen door identieke onderdelen en de bijwerking van procedures, die aan het nucleair vervoerbedrijf, met inbegrip van zijn wagenpark, worden aangebracht, beschouwd als wijzigingen waarvan de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging de ontwerpen moet kennen in toepassing van § 4:
   a) wijzigingen aangebracht aan het nucleair vervoerbedrijf, uitbreidingen en toevoegingen aan de installatie, onder voorbehoud van artikel 9, § 1;
   b) wijzigingen aangebracht aan de exploitatieprocedés en -processen toegepast in het bedrijf;
   c) wijzigingen die leiden tot het afwijken van het beschrijvend dossier van het erkend algemeen beveiligingssysteem;
   d) wijzigingen bestemd:
   (i) om te kunnen inspelen op de evolutie van het risico vermeld in artikel 7, § 2;
   (ii) om corrigerende maatregelen te vormen waartoe werd beslist op grond van artikel 7 § 7;
   (iii) om te antwoorden op de vragen van het Agentschap die resulteren uit de evaluatie in toepassing van artikel 9, § 6.
   § 2. Onder voorbehoud van een andere beoordeling met toepassing van § 4, worden met name beschouwd als wijzigingen met een significante invloed op het algemeen beveiligingssysteem, naast deze waarvan de significante aard evident is:
   - deze die rechtstreeks betrekking hebben op het algemeen beveiligingssysteem;
   - deze die de kenmerken van het bedrijf, of de exploitatie wijzigen, expliciet vermeld in het beschrijvend dossier van het erkend algemeen beveiligingssysteem;
   - deze waarvoor handelingen nodig zijn die bij hun uitvoering een significant risico voor de nucleaire beveiliging inhouden;
   - deze die verband houden met de gehele of gedeeltelijke stopzetting van de bedrijfsactiviteiten.
   § 3. Onder voorbehoud van een andere beoordeling met toepassing van § 4, worden met name als wijzigingen met een niet-significante invloed op het algemeen beveiligingssysteem beschouwd, andere wijzigingen dan deze die in § 2 worden bedoeld en die een geringere impact op de nucleaire beveiliging hebben.
   § 4. De afgevaardigde voor de fysieke beveiliging is op de hoogte van elk ontwerp van wijzigingen die aan het bedrijf, inclusief aan zijn wagenpark, moeten worden aangebracht, vóór de implementatie van het ontwerp. Hij beoordeelt of het hetzij een ontwerp tot wijziging met een significante invloed op het algemeen beveiligingssysteem in de zin van § 2 betreft, hetzij een ontwerp tot wijziging met een niet-significante invloed op het algemeen beveiligingssysteem in de zin van § 3, hetzij een ontwerp tot wijziging zonder invloed op voormeld systeem.
   § 5 Elke door de Exploitant aan het nucleair vervoerbedrijf, inclusief aan zijn wagenpark, aangebrachte wijziging met een significante invloed op zijn algemeen beveiligingssysteem, moet het voorwerp uitmaken van een voorafgaande erkenningsaanvraag aan het Agentschap. Van zodra het Agentschap verklaart dat het aanvraagdossier volledig is, bepaalt het de termijn die nodig is om een uitspraak te doen over deze aanvraag, nadat het de Exploitant over dit punt geraadpleegd heeft; de wijziging kan niet worden doorgevoerd zonder uitdrukkelijk akkoord van het Agentschap.
   § 6 Elke door de Exploitant aan het nucleair vervoerbedrijf, inclusief aan zijn wagenpark, aangebrachte wijziging met een niet-significante invloed op zijn algemeen beveiligingssysteem, moet het voorwerp uitmaken van een voorafgaande kennisgeving aan het Agentschap, inclusief door het opnemen van het dossier door de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging in een register dat hij ter beschikking van het Agentschap houdt, onverminderd artikel 27 of 44 van het koninklijk besluit van 22 oktober 2017 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen van de klasse 7. Dit ontwerp tot wijziging wordt als aanvaard beschouwd, behalve in geval van een beslissing van het Agentschap binnen een termijn van vijftien dagen, tenzij het specifiek de verlenging van de termijn rechtvaardigt, die redelijk en proportioneel moet blijven, en na overleg met de Exploitant. Van zodra de wijziging werd doorgevoerd brengt de Exploitant het Agentschap hiervan onmiddellijk op de hoogte, inclusief via een register dat hij tot diens beschikking houdt.
   § 7. Onverminderd de § 1 tot 6 kan het Agentschap het volgende regelen:
   a) de criteria en modaliteiten voor de bepaling van de wijzigingscategorieën, inclusief de tijdelijke wijzigingen, alsook de termijnen waarbinnen en de procedure volgens welke de classificatie van het ontwerp tot wijziging wordt gevalideerd;
   b) de termijnen en de procedure voor het beheer van de erkenningsaanvragen voor de wijzigingen vermeld in § 5, inclusief de tijdelijke wijzigingen, in het bijzonder de modaliteiten en vormen voor de indiening van deze aanvragen, de modaliteiten voor de oplevering van de erkende wijziging, alsook de wijze waarop het beschrijvend dossier van het erkend algemeen beveiligingssysteem wordt bijgewerkt;
   c) de termijnen en de procedure voor het beheer van de aangiften van wijzigingsontwerpen vermeld in § 6, inclusief de tijdelijke wijzigingen, in het bijzonder de modaliteiten en vormen van deze aangiften, de bepaling van de duur van de termijn voor hun onderzoek door het Agentschap, de te volgen procedure in geval van niet aanvaarding door het Agentschap, alsook de wijze waarop het beschrijvend dossier van het erkend fysiek beveiligingssysteem wordt bijgewerkt. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-22/29, art. 28, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2023>


Art.10. Erkenningsprocedure voor het specifiek beveiligingssysteem
  De exploitant richt de erkenningsaanvraag voor het specifiek beveiligingssysteem aan het Agentschap.
  De erkenningsaanvraag voor het specifiek beveiligingssysteem voor het vervoer van kernmateriaal van groep B kan betrekking hebben op één enkel transport of, behalve in geval van verhoogde dreiging, op een reeks transporten die in de loop van een bepaalde periode worden uitgevoerd die evenwel niet meer dan drie maanden mag bedragen.
  De aanvraag moet ten laatste 30 dagen voor de datum voorzien voor de uitvoering van het vervoer bij het Agentschap worden ingediend of, in het geval waarin de erkenning voor een reeks transporten uit hoofde van het tweede lid wordt aangevraagd; voor de datum voorzien voor het eerste vervoer.
  Het Agentschap bepaalt de modaliteiten en de vormen volgens welke dit specifiek beveiligingssysteem aan hem moet worden voorgelegd.
  Het Agentschap dient zijn beslissing aan de Exploitant ten laatste 15 dagen voor de datum voorzien voor de uitvoering van het vervoer aan de exploitant kenbaar te maken, of in het geval waarin de erkenning voor een reeks transporten uit hoofde van het tweede lid wordt aangevraagd, voor de datum voorzien voor het eerste vervoer.

HOOFDSTUK VI. - Bijzondere fysieke beveiligingsmaatregelen

Art.11. Het Agentschap kan aanbevelingen van technische aard opstellen die betrekking hebben op de fysieke beveiliging van het kernmateriaal, de nucleaire installaties en het nucleair vervoer waarop de exploitant zich kan inspireren om de door dit besluit voorziene maatregelen toe te passen. Deze aanbevelingen worden schriftelijk meegedeeld aan de Exploitant.
HOOFDSTUK VII. - Vertrouwelijkheid van de fysieke beveiligingsmaatregelen

Art.12. Op het ogenblik van hun indiensttreding, hetzij in een nucleaire installatie, hetzij in een instelling of een bedrijf dat het nucleair vervoer uitvoert, ondertekenen de personen die houder zijn van een veiligheidsmachtiging of -attest een verklaring waardoor ze erkennen kennis te nemen van de fysieke beveiligingsmaatregelen die op hun activiteiten betrekking hebben. Ze engageren zich daarenboven om hun vertrouwelijkheid te waarborgen gedurende de looptijd van de uitoefening van hun functie alsook na de beëindiging ervan.
HOOFDSTUK VIII. [1 Maatregelen die in geval van agressie of beveiligingsincidenten moeten worden getroffen ]1
  ----------
  (1)<KB 2022-12-22/29, art. 29 003; Inwerkingtreding : 01-06-2023>

Art.13. Maatregelen bij het verlies van kernmateriaal   § 1. Ieder persoon die het verlies van kernmateriaal vaststelt, moet hiervan de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging verwittigen, die onmiddellijk het Agentschap verwittigt.   § 2. Iedere persoon die kernmateriaal vindt, moet hiervan onmiddellijk de procureur des Konings tot wiens bevoegdheid het grondgebied behoort waarop het kernmateriaal werd gevonden, de Politiediensten of het Agentschap verwittigen. Deze instellingen wisselen, met het akkoord van het openbaar ministerie, de ontvangen informatie uit om de procedure voor de berging van het desbetreffende materiaal tot een goed einde te brengen.
Art.14. Maatregelen m.b.t. de niet-toegestane toegang tot kernmateriaal of tot een nucleaire installatie of een agressie die schade berokkent aan het kernmateriaal of aan een nucleaire installatie
  § 1. Iedere persoon die op de site of aan boord van een transportvoertuig aanwezig is en die een niet-toegestane toegang tot kernmateriaal of tot een nucleaire installatie vaststelt, of een actie vaststelt die schade berokkent aan het kernmateriaal of aan een nucleaire installatie, moet hiervan onmiddellijk de Exploitant of de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging op hiervan verwittigen, die er dan onverwijld de politiediensten en het Agentschap over inlicht.
  § 2. Ieder persoon die getuige is van een niet-toegestane toegang tot kernmateriaal of tot een nucleaire installatie, of van een actie die schade berokkent aan het kernmateriaal of aan de nucleaire installatie, moet hiervan onmiddellijk de politiediensten en vervolgens de Exploitant of de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging verwittigen, die er dan onverwijld het Agentschap over inlicht.

Art. 14bis. [1 In geval van agressie, deelt de Exploitant aan de politiediensten alle informatie met betrekking tot het incident mee die de efficiëntie en de snelheid van hun interventie zou kunnen verbeteren, of hij staat toe dat deze wordt meegedeeld. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-22/29, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2023>


HOOFDSTUK IX. - Algemene en slotbepalingen

Art.15. Onder voorbehoud van de uitzonderingen voorzien door of uit hoofde van artikel 8bis van de wet van 11 december 1998, is het niemand toegestaan om toegang te hebben tot kernmateriaal of tot veiligheidszones die gecategoriseerd zijn als "ZEER GEHEIM - NUC", "GEHEIM - NUC", "VERTROUWELIJK - NUC" indien hij geen houder is van een veiligheidsmachtiging van het overeenstemmende niveau, respectievelijk "ZEER GEHEIM", "GEHEIM" en "VERTROUWELIJK" en indien hij de toegang niet nodig heeft voor de uitoefening van zijn functie of zijn opdracht.
Art.16. Uitzonderingsbepaling
  Dit besluit is niet van toepassing op de fysieke beveiliging van het kernmateriaal en de nucleaire installaties van de Krijgsmacht.

Art.17. Op de eerste dag van de zesde maand die volgt op deze waarin dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt of ten laatste op 1ste oktober 2012, treden in werking :
  1°) de artikelen 6, 8 en 12 tot en met 17 van de wet van 30 maart 2011 tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot wijziging van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen;
  2°) het artikel 12 van de wet van 2 april 2003 tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie, voor wat betreft artikel 17bis, eerste streepje, van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;
  3°) dit besluit.

Art. 18. Onze Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.