20 OKTOBER 2011. - [Koninklijk besluit betreffende bepaalde nadere regels inzake de bestraffing van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten] <KB2024-04-25/14, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-11-2011 en tekstbijwerking tot 23-05-2024)
HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK II. Modaliteiten van het optreden van de douaneautoriteiten
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. Sancties van inbreuken op bepaalde intellectuele eigendomsrechten
Afdeling I. - Modaliteiten van de administratiefrechtelijke procedure als bedoeld in de artikelen [1 XV.25/3, XV.31 en XV.62 van het Wetboek van economisch recht]1
Art. 4-12
Afdeling II. - Modaliteiten van de strafrechtelijke procedure als bedoeld in artikel [1 XV.30/1 van het Wetboek van economisch recht]1
Art. 13-14
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen gemeenschappelijk aan de administratiefrechtelijke en strafrechtelijke procedure bedoeld in de afdelingen I en II van Hoofdstuk III
Art. 15-16
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 17-18
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° de wet : de wet van 15 mei 2007 betreffende de bestraffing van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten;
2° [1 de verordening: de Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad.]1
----------
(1)<KB 2024-04-25/14, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
HOOFDSTUK II. Modaliteiten van het optreden van de douaneautoriteiten
Art.2.De Administrateur-generaal [1 van de Algemene Administratie van de]1 Douane en Accijnzen duidt de bevoegde douaneautoriteit aan die :
- de verzoeken om optreden in ontvangst moet nemen en deze behandelen overeenkomstig artikel 3 van de wet;
- de aanvrager schriftelijk moet informeren over zijn beslissing overeenkomstig [1 artikel 9, lid 1 en lid 2,]1 van de verordening.
----------
(1)<KB 2024-04-25/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.3. De zekerheid beoogd in artikel 4 van de wet moet ten laatste binnen tien werkdagen, en binnen drie werkdagen in geval van aan bederf onderhevige goederen, worden gesteld. Deze termijn begint te lopen vanaf de kennisgeving aan de aangever, de eigenaar, de importeur, de houder of de geadresseerde van de goederen, van de vasthouding of vanaf de opschorting van de vrijgave van de goederen. Deze zekerheid wordt gesteld bij de Deposito- en Consignatiekas ten voordele van de houder van het intellectuele eigendomsrecht waarop een inbreuk wordt aangevoerd.
HOOFDSTUK III. Sancties van inbreuken op bepaalde intellectuele eigendomsrechten
Afdeling I. - Modaliteiten van de administratiefrechtelijke procedure als bedoeld in de artikelen [1 XV.25/3, XV.31 en XV.62 van het Wetboek van economisch recht]1
----------
(1)
Art.4.[1 Onverminderd de coördinatie en samenwerking voorzien in de artikelen XV.34, XV.58 en XV.59 van het Wetboek van economisch recht, worden de processen-verbaal houdende vaststelling van inbreuken bedoeld in de artikelen XV.103, XV.107 en XV.108, evenals in de artikelen XI.293, XI.304 en XI.318 van het Wetboek van economisch recht, voor de toepassing van artikel XV.62, § 1, van het Wetboek van economisch recht, doorgestuurd naar de door de minister aangestelde vertegenwoordiger, overeenkomstig artikel XV.2, § 1, van het Wetboek van economisch recht, met het oog op de toepassing van artikel XV.62:
1° naar de regionale centrumdirecteur van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen bevoegd over de plaats waar de inbreuk is vastgesteld, in het geval het proces-verbaal is opgesteld door de ambtenaren van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen bedoeld in artikel XV.25/1, eerste lid, van het Wetboek van economisch recht;
2° of naar de directeur-generaal van de Algemene Directie Economische Inspectie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie in het geval het proces-verbaal is opgesteld door de ambtenaren van de Algemene Directie Economische Inspectie aangesteld met toepassing van artikel XV.25/1, eerste lid, van het Wetboek van economisch recht;
3° of naar de hiertoe in een ministerieel besluit aangeduide ambtenaar, in het geval het proces-verbaal is opgesteld door de ambtenaren die hiertoe werden aangesteld door de minister bevoegd voor Economie of de minister bevoegd voor Financiën, met toepassing van artikel XV.25/1, eerste lid, van het Wetboek van economisch recht.]1
----------
(1)<KB 2024-04-25/14, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.5.Wanneer de overtreder beslist om de goederen aan de Schatkist af te staan, vermelden de in [1 de artikelen XV.2 en XV.25/1 van het Wetboek van economisch recht]1 bedoelde ambtenaren in het proces-verbaal, dat [1 overeenkomstig]1 dit artikel wordt opgesteld, de volgende bepaling, getekend door de overtreder : "De overtreder of zijn gemandateerde verklaart de goederen waarvan vermoed wordt dat zij een inbreuk maken op een intellectueel eigendomsrecht aan de Schatkist af te staan".
----------
(1)<KB 2024-04-25/14, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.6.Vooraleer het voorstel tot minnelijke schikking aan de overtreder wordt doorgezonden, stelt de krachtens [1 artikel XV.62 van het Wetboek van economisch recht]1 uitdrukkelijk aangewezen ambtenaar de benadeelde partij op de hoogte van het bestaan van de inbreuk, en stelt hem in kennis van de werkelijke of geraamde hoeveelheid en van de werkelijke of vermoede aard van de goederen waarvan afstand is gedaan, en vraagt hem aan te geven of hij ervan afziet om klacht in te dienen.
Indien de benadeelde partij afziet van de mogelijkheid een klacht in te dienen, brengt ze de in [1 artikel XV.62 van het Wetboek van economisch recht]1 aangestelde ambtenaar binnen een termijn van tien werkdagen te rekenen vanaf de kennisgeving bedoeld in het eerste lid, hiervan op de hoogte.
Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 10, wordt de afstand van de mogelijkheid een klacht in te dienen verondersteld indien de benadeelde partij niet heeft gereageerd binnen de in het tweede lid voorgeschreven termijn.
----------
(1)<KB 2024-04-25/14, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.7.[1 § 1. De bedragen die bij wijze van minnelijke schikking in de zin van artikel XV.62 van het Wetboek van economisch recht ter betaling worden voorgesteld aan de overtreder, mogen niet lager zijn dan :
1° 50 euro voor de inbreuken bedoeld in artikel XV.103 van het Wetboek van economisch recht;
2° 50 euro voor de inbreuken bedoeld in artikel XV.107 van het Wetboek van economisch recht;
3° 100 euro voor de inbreuken bedoeld in artikel XV.108 van het Wetboek van economisch recht.
Overeenkomstig de artikelen XV.2, § 2, en XV.25/1 van het Wetboek van economisch recht, is het eerste lid, 1°, eveneens van toepassing op de inbreuken bedoeld in de artikelen XI.293, XI.304 en XI.318 van het Wetboek van economisch recht.
§ 2. De bedragen die bij wijze van minnelijke schikking in de zin van artikel XV.62 van het Wetboek van economisch recht ter betaling worden voorgesteld aan de overtreder mogen niet hoger zijn dan:
1° 275.000 euro voor de inbreuken bedoeld in artikel XV.103 van het Wetboek van economisch recht;
2° 13.750 euro voor de inbreuken bedoeld in artikel XV.107 van het Wetboek van economisch recht;
3° 27.500 euro voor de inbreuken bedoeld in artikel XV.108 van het Wetboek van economisch recht.
Overeenkomstig de artikelen XV.2, § 2, en XV.25/1 van het Wetboek van economisch recht, is het eerste lid eveneens van toepassing op de inbreuken bedoeld in de artikelen XI.293, XI.304 en XI.318 van het Wetboek van economisch recht.
§ 3. Bij samenloop van verscheidene van deze inbreuken worden de sommen samengeteld zonder dat het totale bedrag 550.000 euro mag overschrijden.
Overeenkomstig de artikelen XV.2, § 2, en XV.25/1 van het Wetboek van economisch recht, is het eerste lid eveneens van toepassing op de inbreuken bedoeld in de artikelen XI.293, XI.304 en XI.318 van het Wetboek van economisch recht.]1
----------
(1)<KB 2024-04-25/14, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.8. Elk voorstel tot betaling van minnelijke schikking wordt, vergezeld van een stortings- of overschrijvingsformulier, binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal, aan de overtreder toegezonden bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs.
Het voorstel vermeldt de termijn waarbinnen de betaling moet worden gedaan. Deze termijn is ten minste acht dagen en ten hoogste drie maanden.
Art.9. Indien geen voorstel tot betaling van minnelijke schikking wordt gedaan binnen de termijn bepaald in artikel 8, eerste lid, wordt het proces-verbaal overgemaakt aan de procureur des Konings.
Art.10.Wanneer de benadeelde partij bedoeld in [1 artikel XV.62, § 1, van het Wetboek van economisch recht]1 niettemin, alvorens de minnelijke schikking is betaald, een klacht indient, brengt zij eveneens [1 de in artikel XV.62 van het Wetboek van economisch recht uitdrukkelijk aangewezen ambtenaar]1 hiervan door middel van een aangetekende zending op de hoogte. In dit geval wordt het proces-verbaal overgemaakt aan de procureur des Konings.
----------
(1)<KB 2024-04-25/14, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.11.Wanneer [1 de in artikel XV.62 van het Wetboek van economisch recht uitdrukkelijk aangewezen ambtenaren]1 de vernietiging van de goederen opdragen aan een derde instelling, zendt deze instelling, na de vernietiging van deze goederen, een attest van vernietiging aan deze ambtenaren door. Een afschrift van dit attest wordt eveneens verzonden naar de in [1 artikel XV.2, § 2, en XV.25/1 van het Wetboek van economisch recht]1 bedoelde ambtenaar die het proces-verbaal heeft opgemaakt.
De ambtenaren bedoeld in [1 de artikelen XV.2, XV.25/1 en XV.62 van het Wetboek van economisch recht]1 zijn gerechtigd de vernietiging van de goederen bij te wonen.
----------
(1)<KB 2024-04-25/14, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.12.§ 1. De ambtenaren die krachtens [1 artikel XV.62, § 1, eerste lid van het Wetboek van economisch recht]1 hiertoe uitdrukkelijk worden aangewezen, zijn bevoegd om met toepassing van [1 artikel XV.25/3 van het Wetboek van economisch recht]1 de persoon of de personen, bedoeld in dit lid, aan te wijzen die de kosten voor bewaring en vernietiging van afgestane goederen moeten dragen.
De invordering van deze kosten gebeurt door de ambtenaar bedoeld in het eerste lid, die een betalingsbericht stuurt naar de schuldenaar.
De modaliteiten van betaling zijn bepaald in [1 artikel XV.31 van het Wetboek van economisch recht]1.
§ 2. Het voorstel van de minnelijke schikking, waarbij de som van het bedrag ingevolge artikel [1 XV.62, § 1, van het Wetboek van economisch recht]1 met de kosten voor bewaring en vernietiging wordt verhoogd, geldt als het betalingsbericht bedoeld in de paragraaf 1.
Deze betaling dient te gebeuren binnen de in artikel 8 bedoelde termijn, en volgens de in dit artikel bedoelde modaliteiten.
----------
(1)<KB 2024-04-25/14, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Afdeling II. - Modaliteiten van de strafrechtelijke procedure als bedoeld in artikel [1 XV.30/1 van het Wetboek van economisch recht]1
----------
(1)
Art.13.Wanneer de procureur des Konings, met toepassing van [1 artikel XV.30/1, van het Wetboek van economisch recht]1, de vernietiging van de goederen opdraagt aan een derde instelling, zendt deze instelling, na de vernietiging van deze goederen, een attest van vernietiging aan de procureur des Konings door. Een afschrift van dit attest wordt eveneens verzonden naar de in [1 artikel XV.2, § 2 en artikel XV.25/1 van het Wetboek van economisch recht]1 bedoelde ambtenaar die het proces-verbaal heeft opgemaakt.
De ambtenaren bedoeld in [1 de artikelen XV.2, XV.25/1 en XV.62 van het Wetboek van economisch recht]1 zijn gerechtigd de vernietiging van de goederen bij te wonen.
----------
(1)<KB 2024-04-25/14, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.14.De procureur des Konings is bevoegd [1 met toepassing van artikel XV.30/1, § 1, derde lid, en artikel XV.30/1, § 2, eerste lid, van het Wetboek van economisch recht, om]1 de persoon of personen, bedoeld in deze leden, aan te wijzen die de kosten voor bewaring en vernietiging van de goederen moeten dragen.
De invordering van deze kosten gebeurt door de dienst bevoegd voor de niet fiscale invordering bij de FOD Financiën, die een betalingsbericht stuurt naar de schuldenaar.
De modaliteiten van betaling zijn geregeld in artikel 16.
----------
(1)<KB 2024-04-25/14, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen gemeenschappelijk aan de administratiefrechtelijke en strafrechtelijke procedure bedoeld in de afdelingen I en II van Hoofdstuk III
Art.15.§ 1. De monsters die met toepassing van [1 de artikelen XV.25/3, vijfde lid en XV.30/1, § 1, zesde lid, van het Wetboek van economisch recht]1 worden genomen, worden van een etiket voorzien en zodanig verzegeld dat vervanging, wegneming of toevoeging van stoffen uitgesloten is.
Het etiket vermeldt de naam waaronder het product in de handel is gebracht. Het draagt de handtekening van de ambtenaar die het monster genomen heeft alsmede de handtekening of enig ander identificatieteken van de persoon bij wie het monster genomen is. Zo deze laatste weigert, wordt daarvan melding gemaakt in het proces-verbaal, met opgave van de aangevoerde reden.
§ 2. Bij het nemen van monsters wordt onmiddellijk ter plaatse een proces-verbaal opgesteld met volgende vermeldingen :
1° naam, voornaam en hoedanigheid van de ambtenaar en adres van de administratie waartoe hij behoort;
2° datum waarop en plaats waar de monsters genomen worden. Zo de monsters tijdens het vervoer genomen worden, de identificatie van het vervoermiddel;
3° naam, voornaam, beroep en woonplaats van de persoon bij wie de monsters genomen worden;
4° aantal en aard van de monsters;
5° een verklaring dat de monsters werden verzegeld en van een etiket voorzien en dat eventueel één exemplaar ervan in bezit werd gelaten van de onder punt 3° bedoelde persoon;
6° de handtekening van de ambtenaar die het monster heeft genomen en de handtekening of het identificatieteken van de persoon bij wie het monster genomen is.
§ 3. Aan de persoon bij wie het monster genomen is, wordt een afschrift van het proces-verbaal overhandigd. Zo hij niet de eigenaar van het product is, wordt deze binnen een termijn van dertig werkdagen te rekenen vanaf de monsterneming, een afschrift toegezonden, bij een aangetekende zending.
§ 4. De monsters worden indien mogelijk teruggegeven, behalve in het geval dat uit de ontleding gebleken is dat er een aanwijzing van overtreding is.
Wanneer na de ontleding de zaak aan de procureur des Konings is overgezonden, worden de monsters ter beschikking gehouden van het gerecht.
----------
(1)<KB 2024-04-25/14, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.16. Het bedrag van de kosten voor bewaring en vernietiging moet betaald zijn door de schuldenaar uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand van verzending van het betalingsbericht als bedoeld in de artikelen 12, § 1, tweede lid, en 14, tweede lid.
Indien geen betaling volgt binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, is van rechtswege interest verschuldigd berekend tegen de wettelijke interestvoet voor de ganse duur van het verwijl en worden de verschuldigde bedragen ingevorderd bij dwangbevel, overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art.17. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 18. De Minister bevoegd voor Financiën, de Minister bevoegd voor Justitie en de Minister bevoegd voor Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 oktober 2011.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Financiën,
D. REYNDERS
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK
De Minister voor Ondernemen,
V. VAN QUICKENBORNE