23 SEPTEMBER 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het uitstel en de opheffing en niet inning van superheffingen mestverwerking
Art. 1-4
Artikel 1. § 1. Een producent die ter uitvoering van artikel 83, § 7, eerste tot en met derde lid, van het Mestdecreet van 22 december 2006, een bestaand uitstel van betaling van de superheffing wil verlengen, moet daarvoor een aanvraag indienen bij de Mestbank.
Die aanvraag moet op straffe van onontvankelijkheid, per aangetekende brief verstuurd worden, uiterlijk de eerste dag van de derde maand die volgt op de maand van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad. De datum van de poststempel geldt als bewijs.
De aanvraag vermeldt welk bestaand uitstel de producent wil verlengen. De producent vermeldt daarvoor minstens het productiejaar waarop de superheffing waarvoor hij uitstel kreeg en die hij wil verlengen, betrekking heeft. Als een producent voor dat kalenderjaar verschillende uitstellen van betaling van de superheffing heeft verkregen, moet hij specificeren welk uitstel hij wil verlengen.
§ 2. Voor een producent die ter uitvoering van artikel 83, § 7, tweede lid, van het Mestdecreet van 22 december 2006 een nieuw uitstel wil verkrijgen, zijn artikel 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2005 tot regeling van het uitstel van betaling van de superheffing en de opheffing van de superheffing tot uitvoering van artikel 40bis van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de aanvraag voor een nieuw uitstel te verkrijgen op straffe van onontvankelijkheid, per aangetekende brief moet verzonden zijn, uiterlijk de eerste dag van de derde maand die volgt op de maand van bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad. De datum van de poststempel geldt als bewijs.
§ 3. De producent die ter uitvoering van artikel 83, § 7, vijfde lid, van het Mestdecreet van 22 december 2006 wil vragen om voor de oudste van twee opeenvolgende superheffingen het kalenderjaar dat volgt op het jaar van de jongste van de twee betrokken superheffingen in aanmerking te nemen als het kalenderjaar waarin een extra hoeveelheid verwerkt moet worden om een opheffing en niet-inning van de betrokken superheffing te verkrijgen, moet daarvoor een aanvraag indienen bij de Mestbank.
Die aanvraag moet, op straffe van onontvankelijkheid, per aangetekende brief verstuurd worden, uiterlijk de eerste dag van de derde maand die volgt op de maand van publicatie van voorliggend besluit in het Belgisch Staatsblad. De datum van de poststempel geldt als bewijs. De aanvrager vermeldt in de aanvraag voor welke twee opeenvolgende jaren hij die regeling wil toepassen.
Art.2. Opdat een superheffing waarvoor een uitstel is toegekend of verlengd ter uitvoering van artikel 83, § 7, van het Mestdecreet van 22 december 2006, geheel of gedeeltelijk kan worden opgeheven en niet geïnd moet worden, moet de betrokken producent in een bepaald kalenderjaar een extra hoeveelheid verwerkt hebben boven op zijn mestverwerkingsplicht en de mestverwerkingsplicht van de bedrijfsgroep waartoe hij in dat bepaalde kalenderjaar behoort. Bij de beoordeling of de betrokken producent voldoende extra verwerkt heeft, neemt de Mestbank aan dat de producent die extra hoeveelheid verwerkt heeft in het laatste mogelijke kalenderjaar, overeenkomstig de bepalingen van artikel 83, § 7, van het Mestdecreet van 22 december 2006. De producent die een eerder kalenderjaar in aanmerking wil laten nemen als het kalenderjaar waarin hij een extra hoeveelheid verwerkt heeft bovenop zijn mestverwerkingsplicht en de mestverwerkingsplicht van de bedrijfsgroep waartoe hij in dat kalenderjaar behoort, moet dat vermelden op de aanvraag, als vermeld in artikel 1.
Art.3. § 1. Ter uitvoering van artikel 83, § 5 en § 7, zevende lid, van het Mestdecreet van 22 december 2006 moet de aanvrager, opdat een superheffing waarvoor uitstel werd verkregen, opgeheven wordt en niet geïnd moet worden, nadat de nodige mestverwerkingscertificaten zijn toegewezen om te voldoen aan de mestverwerkingsplicht, vermeld in artikel 29 van het Mestdecreet van 22 december 2006, van de bedrijfsgroep waartoe hij behoort, nog een extra hoeveelheid mestverwerkingscertificaten bezitten.
Als de extra hoeveelheid mestverwerkingscertificaten die hij bezit, minstens gelijk is aan 20 percent van de hoeveelheid die hij in de productiejaren waarop de uitgestelde superheffingen betrekking hebben, voor wat betreft het nutriënt stikstof, te weinig heeft verwerkt om te voldoen aan zijn mestverwerkingsplicht voor die jaren, worden de uitgestelde superheffingen volledig opgeheven en niet geïnd.
Als de extra hoeveelheid mestverwerkingscertificaten die hij bezit, kleiner is dan 20 percent van de hoeveelheid die hij in het productiejaar waarop de uitgestelde superheffing betrekking heeft, voor wat betreft het nutriënt stikstof, te weinig heeft verwerkt om te voldoen aan zijn mestverwerkingsplicht voor dat jaar, wordt slechts een percentage van de uitgestelde superheffing opgeheven en niet geïnd.
Het percentage van de uitgestelde superheffing, dat niet geïnd zal worden, wordt berekend volgens de volgende formule : SHniet-geïnd = (50 + (50*R/SH20)), waarbij :
1° SHniet-geïnd : het percentage van de superheffing dat niet geïnd zal worden;
2° R : de extra hoeveelheid mestverwerkingscertificaten die men bezit;
3° SH20 : 20 percent van de hoeveelheid die de producent in het productiejaar waarop de uitgestelde superheffing betrekking heeft, voor wat betreft het nutriënt stikstof, te weinig heeft verwerkt om te voldoen aan zijn mestverwerkingsplicht voor dat jaar.
§ 2. Als in hetzelfde kalenderjaar voor verschillende uitgestelde superheffingen van dezelfde heffingsplichtige beoordeeld moet worden of ze al of niet opgeheven en niet geïnd moeten worden, wordt de extra hoeveelheid mestverwerkingscertificaten die men bezit, eerst toegerekend op het oudste aanslagjaar.
§ 3. De Mestbank deelt binnen vier maanden na de ontvangst van een aanvraag als vermeld in artikel 1, § 1, § 2 of § 3, per aangetekende brief aan de heffingsplichtige mee of op basis van zijn aanvraag een nieuw uitstel of een verlenging van een bestaand uitstel wordt toegekend en hoeveel mestverwerkingscertificaten hij moet bezitten opdat een uitgestelde superheffing volledig opgeheven wordt en niet geïnd moet worden. In afwijking daarvan neemt de Mestbank onmiddellijk een beslissing over de opheffing en de niet-inning van de superheffing als vermeld in paragraaf 5, als blijkt dat de heffingsplichtige al over voldoende mestverwerkingscertificaten beschikt om een volledige opheffing en niet-inning te verkrijgen.
In afwijking van de termijnen, vermeld in artikel 18, 19 en 20 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 betreffende de mestverwerking, moet de heffingsplichtige, binnen twee maanden na de afgifte op de post van de aangetekende brief, vermeld in het eerste lid, een of meer overdrachtsformulieren aan de Mestbank bezorgen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 14 tot en met 17 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 betreffende de mestverwerking. De mestverwerkingscertificaten waarop de overdrachtsformulieren betrekking hebben :
1° moeten afgeleverd zijn voor de verwerking van mest in het kalenderjaar waarin beoordeeld moet worden of de uitgestelde superheffing opgeheven en niet geïnd wordt;
2° mogen door de Mestbank nog niet gebruikt zijn, bij de beoordeling van :
a) de mestverwerkingsplicht, vermeld in artikel 29, § 2, van het Mestdecreet van 22 december 2006;
b) de verwerking van de 25 % nutriëntenemissierechten, vermeld in artikel 34, § 1, eerste lid, 2°, d), van het Mestdecreet van 22 december 2006;
c) de mestverwerking die nodig is voor de bedrijfsontwikkeling na bewezen mestverwerking, vermeld in artikel 35 van het Mestdecreet van 22 december 2006;
d) de opheffing en niet-inning van een andere uitgestelde superheffing.
§ 4. Als het kalenderjaar waarin de producent een extra hoeveelheid verwerkt moet hebben, het kalenderjaar 2006 of een eerder kalenderjaar is, zijn, in afwijking van paragraaf 1 tot en met 3, voor de beoordeling of een uitgestelde superheffing opgeheven en niet geïnd moet worden, de bepalingen, vermeld in artikel 4 van van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2005 tot regeling van het uitstel van betaling van de superheffing en de opheffing van de superheffing tot uitvoering van artikel 40bis van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de Mestbank aan de heffingsplichtige binnen vier maanden na de ontvangst van een aanvraag als vermeld in artikel 1, § 1, § 2 of § 3, per aangetekende brief meedeelt of op basis van zijn aanvraag een nieuw uitstel of een verlenging van een bestaand uitstel wordt toegekend en hoeveel mest hij extra verwerkt moet hebben opdat een uitgestelde superheffing volledig opgeheven en niet geïnd wordt. In afwijking daarvan neemt de Mestbank onmiddellijk een beslissing over de opheffing en de niet-inning van de superheffing als vermeld in paragraaf 5, als blijkt dat de heffingsplichtige al voldoende extra mest verwerkt heeft om een volledige opheffing en niet-inning te verkrijgen.
Als de heffingsplichtige de volledige extra hoeveelheid of een gedeelte ervan invult door de verwerking van niet-verwerkingsplichtige dierlijke mest die afkomstig is van een ander bedrijf, moet hij de nodige stavingsstukken daarvan binnen twee maanden, na de afgifte op de post van de aangetekende brief, aan de Mestbank bezorgen.
§ 5. De beslissingen over de toekenning van een nieuw uitstel, de verlenging van een bestaand uitstel of de opheffing en niet-inning van de superheffing, als bedoeld in dit artikel, worden genomen door het afdelingshoofd van de afdeling Mestbank van de Vlaamse Landmaatschappij of diens plaatsvervanger. De beslissingen over de opheffing en niet-inning van de superheffing, vermeld in dit artikel, worden genomen binnen zes maanden na de afgifte op de post van de aangetekende brief, vermeld in paragraaf 3,eerste lid, en paragraaf 4, eerste lid, van dit besluit.
Met toepassing van artikel 83, § 1, van het Mestdecreet kan tegen die beslissingen uiterlijk binnen een termijn van 3 maanden nadat de heffingsplichtige er kennis van had, op straffe van verval, een vordering ingesteld worden bij de Rechtbank van eerste aanleg.
Als voor de superheffing in kwestie een dwangbevel is uitgevaardigd kan de heffingsplichtige daartegen, met toepassing van dezelfde decreetsbepaling, binnen een termijn van 30 dagen na betekening van het dwangbevel bij gerechtsdeurwaardersexploot een met redenen omkleed verzet doen, houdende dagvaarding van het Vlaamse Gewest, bij de Rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement van de standplaats van de ambtenaar die het dwangbevel heeft uitgevaardigd. Hiertoe kiest het Vlaamse Gewest woonplaats bij de Mestbank.
Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 september 2011.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur,
J. SCHAUVLIEGE