2 OKTOBER 2011. - Koninklijk besluit tot uitvoering van Titel 7, Hoofdstuk 2, van de programmawet van 23 december 2009
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Afroming van de reserves van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen, opgericht overeenkomstig artikel 8 van de besluitwet
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Afroming van de reserves van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen, opgericht overeenkomstig artikel 8 van de besluitwet, die overeenkomstig artikel 8bis van de besluitwet en artikel 2, § 2, eerste lid, a, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen een sui-generis-afdeling hebben opgericht
Art. 4-5
HOOFDSTUK 4. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 6-13
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° de besluitwet : de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
2° PWA-activiteiten : de activiteiten verricht in toepassing van artikel 8 van de besluitwet;
3° dienstencheque-activiteiten : de activiteiten verricht in toepassing van artikel 8bis van de besluitwet.
HOOFDSTUK 2. - Afroming van de reserves van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen, opgericht overeenkomstig artikel 8 van de besluitwet
Art.2. Voor de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
1° bijdragen gestort door de uitgiftemaatschappij : de bedragen die door de uitgever van de PWA-cheques aan het agentschap worden toebedeeld overeenkomstig artikel 79, § 9, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
2° bijdragejaar : het jaar waarop de bijdragen gestort door de uitgiftemaatschappij betrekking hebben;
3° opleidingsuitgaven met betrekking tot een bijdragejaar : de uitgaven voor opleidingen die door het agentschap gedaan werden in toepassing van artikel 79, § 9, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering. Enkel die uitgaven die door het PWA in het verslag van zijn boekhouding aan de RVA meegedeeld werden, en die door de RVA als dusdanig aanvaard werden, komen in aanmerking, met uitsluiting van de gelijkgestelde stortingen van het niet-gebruikte saldo aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
4° opleidingsinspanning met betrekking tot een bijdragejaar : de verhouding van de opleidingsuitgaven met betrekking tot dat bijdragejaar tot één vierde van de bijdragen gestort door de uitgiftemaatschappij met betrekking tot dat bijdragejaar;
5° beschikbare middelen : de liquide middelen en geldbeleggingen, vermeerderd met de vorderingen op korte termijn, en verminderd met de schulden op korte termijn, de voorzieningen voor opleidingen en de voorzieningen andere dan voor opleidingen. Ingeval voormelde bewerking een uitkomst kleiner dan nul oplevert, worden de beschikbare middelen geacht nul te zijn. Voor de berekening van de beschikbare middelen wordt verstaan onder :
a) liquide middelen en geldbeleggingen : het totaal van de saldi van de boekhoudkundige rekeningen met betrekking tot de PWA-activiteiten van de rekeningengroepen "52 - Vastrentende effecten", "53 - Termijndeposito's", "55 - Kredietinstellingen", "57 - Kassen" en "58 - Interne overboekingen" volgens de aangifte in de RVA-toepassing Balanscentrale PWA;
b) vorderingen op korte termijn : het totaal van de saldi van de boekhoudkundige rekeningen met betrekking tot de PWA activiteiten van de rekeningengroepen "40 - Handelsvorderingen" en "41 - Overige vorderingen" volgens de aangifte in de RVA-toepassing Balanscentrale PWA;
c) schulden op korte termijn : het totaal van de saldi van de boekhoudkundige rekeningen met betrekking tot de PWA activiteiten van de rekeningengroepen "44 - Handelsschulden", "45 - Schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten" en "48 - Overige schulden" volgens de aangifte in de RVA-toepassing Balanscentrale PWA;
d) voorzieningen voor opleidingen : 25 % van de bijdragen gestort door de uitgiftemaatschappij voor het betreffende bijdragejaar;
e) voorzieningen andere dan voor opleidingen : het totaal van de saldi van de rekeningen "167000 - Voorzieningen voor ontslagvergoeding PWA" en "169000 - Voorzieningen voor andere risico's en kosten PWA" volgens de aangifte in de RVA-toepassing Balanscentrale PWA, verminderd met de voorzieningen die specifiek werden aangelegd voor de uitvoering van dit besluit;
6° liquiditeitsratio vóór afroming : het quotiënt van de deling van de beschikbare middelen op 31 december 2010, door de som van de schulden op korte termijn op 31 december 2010 en de voorzieningen voor opleidingen op 31 december 2010. Indien de schulden op korte termijn kleiner zijn dan nul, worden ze voor de berekening van de liquiditeitsratio vóór afroming geacht nul te zijn;
7° liquiditeitsratio na afroming : het quotiënt van de deling van de beschikbare middelen op 31 december 2010 verminderd met het ten gevolge van de afroming ingehouden bedrag, door de som van de schulden op korte termijn op 31 december 2010 en de voorzieningen voor opleidingen op 31 december 2010. Indien de schulden op korte termijn kleiner zijn dan nul, worden ze voor de berekening van de liquiditeitsratio na afroming geacht nul te zijn.
Art.3. § 1. Het per plaatselijk werkgelegenheidsagentschap verschuldigde bedrag ten laste van de PWA-activiteiten wordt als volgt berekend.
15 % van het globaal af te romen bedrag wordt bepaald volgens de bijdragen gestort door de uitgiftemaatschappij met betrekking tot de bijdragejaren 2003 tot en met 2006, en met toekenning van een correctie voor de opleidingsinspanningen met betrekking tot voormelde bijdragejaren.
85 % van het globaal af te romen bedrag wordt bepaald in evenredigheid met de beschikbare middelen op 31 december 2008.
§ 2. De verdeling van het globaal bedrag van de afroming over de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen wordt als volgt berekend.
Het overeenkomstig § 1, tweede lid, van dit artikel, per agentschap, verschuldigde gedeelte, hierna A1 genoemd, wordt bekomen door toepassing van de volgende formule :
A1 = (C x 0,20051) x (2 - I / 0,99020) x 15 %
C = het totaal van de bijdragen gestort door de uitgiftemaatschappij met betrekking tot de bijdragejaren 2003 tot en met 2006;
I = het gemiddelde van de opleidingsinspanningen met betrekking tot de bijdragejaren 2003, 2004, 2005 en 2006.
Ingeval de toepassing van bovenvermelde formule aanleiding zou geven tot een uitkomst die kleiner is dan nul, wordt A1 geacht gelijk te zijn aan nul.
Het overeenkomstig § 1, derde lid, van dit artikel, per agentschap, verschuldigde gedeelte, hierna A2 genoemd, wordt bekomen door toepassing van de volgende formule :
A2 = M x 0,29644 x 85 %
M = de beschikbare middelen op 31 december 2008.
§ 3. Het totale bedrag dat per agentschap verschuldigd is, wordt bekomen door de som te maken van A1 en A2.
Wanneer de liquiditeitsratio vóór afroming kleiner is dan 1, dan is door het agentschap geen bedrag verschuldigd.
Wanneer de liquiditeitsratio na afroming, na berekening volgens de voormelde formules, ertoe leidt dat de waarde van de liquiditeitsratio kleiner is dan 1, dan wordt het bedrag van de inhouding verminderd, totdat de voormelde ratio de waarde 1 bereikt.
Daarenboven mag het totale bedrag dat per agentschap verschuldigd is, niet méér bedragen dan 50 % van de beschikbare middelen vastgesteld op 31 december 2010. Desgevallend wordt het af te romen bedrag verminderd tot aan deze voorwaarde is voldaan.
Het tweede tot en met het vierde lid zijn niet van toepassing voor de agentschappen die in de RVA-toepassing "Balanscentrale PWA" geen aangifte voor het jaar 2010 hebben gedaan.
HOOFDSTUK 3. - Afroming van de reserves van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen, opgericht overeenkomstig artikel 8 van de besluitwet, die overeenkomstig artikel 8bis van de besluitwet en artikel 2, § 2, eerste lid, a, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen een sui-generis-afdeling hebben opgericht
Art.4. Voor de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
1° aantal ingediende dienstencheques tot en met 2008 : het totaal aantal door het agentschap bij de uitgiftemaatschappij ingediende dienstencheques sinds de opstart van de dienstencheque-activiteiten tot en met 31 december 2008;
2° gecorrigeerd eigen vermogen : de liquide middelen en geldbeleggingen, vermeerderd met de vorderingen op korte termijn, en verminderd met de schulden op korte termijn, de schulden op lange termijn, de fondsen bestemd voor sociaal passief en de voorzieningen. Ingeval voormelde bewerking een uitkomst kleiner dan nul oplevert, wordt het gecorrigeerd eigen vermogen geacht nul te zijn. Voor de berekening van het gecorrigeerd eigen vermogen wordt verstaan onder :
a) liquide middelen en geldbeleggingen : het totaal van de saldi van de boekhoudkundige rekeningen met betrekking tot de dienstencheque-activiteiten van de rekeningengroepen "53 - Termijndeposito's", "55 - Kredietinstellingen", "57 - Kassen" en "58 - Interne overboekingen" volgens de aangifte in de RVA-toepassing Balanscentrale PWA;
b) vorderingen op korte termijn : het totaal van de saldi van de boekhoudkundige rekeningen met betrekking tot de dienstencheque-activiteiten van de rekeningengroepen "40 - Handelsvorderingen" en "41 - Overige vorderingen" volgens de aangifte in de RVA-toepassing Balanscentrale PWA;
c) schulden op korte termijn : het totaal van de saldi van de boekhoudkundige rekeningen met betrekking tot de dienstencheque-activiteiten van de rekeningengroepen "43 - Financiële schulden", "44 - Handelsschulden", "45 - Schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten" en "48 - Overige schulden" volgens de aangifte in de RVA-toepassing Balanscentrale PWA;
d) schulden op lange termijn : het totaal van de saldi van de boekhoudkundige rekeningen met betrekking tot de dienstencheque-activiteiten van de rekeningengroep "17 - Schulden op meer dan een jaar" volgens de aangifte in de RVA-toepassing Balanscentrale PWA;
e) voorzieningen : het totaal van de saldi van de boekhoudkundige rekeningen met betrekking tot de dienstencheque-activiteiten van de rekeningengroep "16 - Voorzieningen" volgens de aangifte in de RVA-toepassing Balanscentrale PWA, verminderd met de voorzieningen die specifiek werden aangelegd voor de uitvoering van dit besluit;
f) fondsen bestemd voor sociaal passief : het saldo van de rekening "131001 - Fondsen bestemd voor sociaal passief DC" volgens de aangifte in de RVA-toepassing Balanscentrale PWA;
3° liquiditeitsratio vóór afroming :
- ingeval de schulden op korte termijn op 31 december 2010 groter zijn dan nul : het quotiënt van de deling van de som van de liquide middelen en geldbeleggingen op 31 december 2010 en de vorderingen op korte termijn op 31 december 2010, door de schulden op korte termijn op 31 december 2010;
- in het andere geval : de som van de liquide middelen en geldbeleggingen op 31 december 2010 en de vorderingen op korte termijn op 31 december 2010;
4° liquiditeitsratio na afroming :
- ingeval de schulden op korte termijn op 31 december 2010 groter zijn dan nul : het quotiënt van de deling van de som van de liquide middelen en geldbeleggingen op 31 december 2010 en de vorderingen op korte termijn op 31 december 2010 verminderd met het ten gevolge van de afroming ingehouden bedrag, door de schulden op korte termijn op 31 december 2010;
- in het andere geval : de som van de liquide middelen en geldbeleggingen op 31 december 2010 en de vorderingen op korte termijn op 31 december 2010 verminderd met het ten gevolge van de afroming ingehouden bedrag.
Art.5. § 1. Het per plaatselijk werkgelegenheidsagentschap verschuldigde bedrag ten laste van de dienstencheque-activiteiten wordt als volgt berekend.
15 % van het globaal af te romen bedrag wordt bepaald in evenredigheid met het aantal ingediende dienstencheques tot en met 2008.
85 % van het globaal af te romen bedrag wordt bepaald in evenredigheid met het gecorrigeerd eigen vermogen op 31 december 2008.
§ 2. De verdeling van het globaal bedrag van de afroming over de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen wordt als volgt berekend.
Het overeenkomstig § 1, tweede lid, van dit artikel, per agentschap, verschuldigde gedeelte, hierna B1 genoemd, wordt bekomen door toepassing van de volgende formule :
B1 = V x euro 3,57102 x 15 %
V = het aantal ingediende dienstencheques tot en met 2008.
Het overeenkomstig § 1, derde lid, van dit artikel, per agentschap, verschuldigde gedeelte, hierna B2 genoemd, wordt bekomen door toepassing van de volgende formule :
B2 = F x 0,78494 x 85 %
F = het gecorrigeerd eigen vermogen op 31 december 2008.
§ 3. Het totale bedrag dat per agentschap verschuldigd is, wordt bekomen door de som te maken van B1 en B2.
Wanneer de liquiditeitsratio vóór afroming kleiner is dan 1, dan is door het agentschap geen bedrag verschuldigd.
Wanneer de liquiditeitsratio na afroming, na berekening volgens de voormelde formules, ertoe leidt dat de waarde van de liquiditeitsratio kleiner is dan 1, dan wordt het bedrag van de inhouding verminderd, totdat de voormelde ratio de waarde 1 bereikt.
Daarenboven mag het totale bedrag dat per agentschap verschuldigd is, niet méér bedragen dan 80 % van het gecorrigeerd eigen vermogen vastgesteld op 31 december 2010. Desgevallend wordt het af te romen bedrag verminderd tot aan deze voorwaarde is voldaan.
Het tweede tot en met het vierde lid zijn niet van toepassing voor de agentschappen die in de RVA-toepassing "Balanscentrale PWA" geen aangifte voor het jaar 2010 hebben gedaan.
HOOFDSTUK 4. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art.6. Tenzij anders vermeld, wordt de balans en de resultatenrekening van de boekjaren 2008 en 2010 (respectievelijk afgesloten op 31 december 2008 en 31 december 2010), overgemaakt aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening overeenkomstig artikel 79, § 12, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, als bron van de aangewende informatie voor berekening van het verschuldigde bedrag ten laste van de PWA-activiteiten en in voorkomend geval van de dienstencheque-activiteiten gebruikt.
Art.7. § 1. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening bepaalt het verschuldigde bedrag per plaatselijk werkgelegenheidsagentschap. Daartoe maakt het agentschap, uiterlijk binnen de 30 dagen na de inwerkingtreding van dit besluit, een verslag van zijn boekhouding met betrekking tot de boekjaren 2008 en 2010 betreffende de PWA-activiteiten, en in voorkomend geval betreffende de dienstencheque-activiteiten, over aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. Deze verslagen dienen opgesteld te worden overeenkomstig de onderrichtingen en het elektronisch model vastgesteld door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
§ 2. Het niet naleven van de in voorgaande paragraaf vermelde termijn leidt ertoe dat het door het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap verschuldigde bedrag volgens de formule A1, en in voorkomend geval de formule B1, berekend wordt aan 100 %.
Art.8. De neerlegging van een aangifte bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening ontslaat het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap niet van de wettelijke verplichtingen van een vereniging zonder winstoogmerk. De neerlegging bij griffie van de Kamer van Koophandel of de eventuele neerlegging bij de Nationale Bank van België zijn nog steeds noodzakelijk.
Art.9. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening betekent het verschuldigde bedrag per plaatselijk werkgelegenheidsagentschap.
Een PWA dat tussen 1 januari 2011 en de publicatie van dit besluit handelingen heeft verricht met een financiële impact welke, in combinatie met de afroming van de reserves, het voortbestaan van het agentschap of de sui generis afdeling op korte termijn ernstig in gevaar brengt, kan een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de RVA.
Dit bezwaarschrift dient alle bewijsstukken te bevatten die het mogelijk maken om de financieel/boekhoudkundige situatie van het PWA correct in te schatten. Dit bezwaar werkt niet opschortend ten aanzien van de afroming van de PWA-reserves.
Art.10. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening bezorgt de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid een overzicht van de verschuldigde bedragen per plaatselijk werkgelegenheidsagentschap.
Art.11. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is belast met de inning en de invordering van deze bedragen.
Art.12. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 13. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 oktober 2011.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid,
Mevr. J. MILQUET