Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

23 AUGUSTUS 2011. - Ministerieel besluit tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor het in de handel brengen van zaaizaadmengsels van groenvoedergewassen die bestemd zijn voor gebruik bij het behoud van de natuurlijke omgeving



Inhoudstafel:


Art. 1-14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Richtlijn 2010/60/EU van de Commissie van 30 augustus 2010 tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor het in de handel brengen van zaaizaadmengsels van groenvoedergewassen die bestemd zijn voor gebruik bij het behoud van de natuurlijke omgeving wordt bij dit besluit omgezet.

Art.2. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° brongebied :
  a) een "speciale beschermingszone" zoals omschreven in artikel 1bis van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, of
  b) een gebied dat bijdraagt aan de instandhouding van plantgenetische hulpmiddelen, aangewezen overeenkomstig een procedure die gebaseerd is op vergelijkbare criteria als die waarin wordt voorzien voor de aanwijzing van een speciale beschermingszone en dat op een gelijkwaardige wijze beheerd, beschermd en gecontroleerd wordt;
  2° verzamellocatie : een gedeelte van het brongebied waar het zaaizaad verzameld is;
  3° rechtstreeks geoogst mengsel : een zaaizaadmengsel dat in de handel wordt gebracht zoals het is verzameld op de verzamellocatie, met of zonder reiniging;
  4° als gewas geteeld mengsel : een zaaizaadmengsel dat geproduceerd wordt volgens het volgende proces :
  a) zaaizaad van individuele soorten wordt op de verzamellocatie genomen;
  b) het in punt a) bedoelde zaaizaad wordt als enkele soort buiten de verzamellocatie vermeerderd;
  c) de zaden van die soorten worden vervolgens gemengd om een mengsel te creëren dat bestaat uit die geslachten, soorten en, indien van toepassing, ondersoorten die kenmerkend zijn voor het habitattype van de verzamellocatie;
  5° Dienst : de Directie Kwaliteit van het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst.

Art.3. In afwijking van artikel 3, § 1 en § 2, van het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaigranen, mag de Dienst vergunningen verlenen voor het in de handel brengen van mengsels van diverse geslachten, soorten en, indien van toepassing, ondersoorten, bestemd voor gebruik bij het behoud van de natuurlijke omgeving in het kader van de instandhouding van plantgenetische hulpbronnen bedoeld in artikel 27, § 1, 2°, van genoemd besluit. Dergelijke mengsels mogen zaaizaad bevatten van groenvoedergewassen die onder genoemd besluit van de Waalse Regering vallen en, bovendien, zaaizaad van gewassen die geen groenvoedergewassen zijn in de zin van genoemd besluit. Dergelijke mengsels worden hierna "instandhoudingsmengsels" genoemd.
  Indien een instandhoudingsmengsel een instandhoudingsras bevat, in de zin van het besluit van de Waalse Regering van 29 oktober 2009 tot invoering van bepaalde afwijkingen voor de toelating van landrassen en rassen in de landbouw die zich op natuurlijke wijze hebben aangepast aan de lokale en regionale omstandigheden en die door genetische erosie worden bedreigd, en voor het in de handel brengen van zaaizaad en pootaardappelen van die landrassen en rassen, is genoemd besluit van toepassing. Tenzij in dit besluit anders wordt bepaald, is voornoemd besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 van toepassing.

Art.4. Indien de Dienst een vergunning verleent voor het in de handel brengen van een instandhoudingsmengsel, stelt hij de regio vast waarmee dat mengsel van nature in verband wordt gebracht, hierna "regio van oorsprong" genoemd. Hij houdt rekening met de informatie van voor plantgenetische hulpbronnen bevoegde instanties, van de universiteiten of onderzoekscentra van het Waalse Gewest, of van instandhoudingscommissies in de zin van voornoemde wet van 12 juli 1973. Indien de regio van oorsprong in meer dan één lidstaat van de Europese Unie gelegen is, wordt hij door alle betrokken lidstaten in gezamenlijk overleg vastgesteld.

Art.5. De Dienst kan vergunningen verlenen voor het in de handel brengen van instandhoudingsmengsels in hun regio van oorsprong, mits die mengsels voldoen aan de voorschriften van artikel 6 in het geval van rechtstreeks geoogste instandhoudingsmengsels of aan de voorschriften van artikel 7 in het geval van als gewas geteelde instandhoudingsmengsels.
  De vergunning bevat de volgende informatie :
  1° de naam en het adres van de producent;
  2° de oogstmethode (rechtstreeks geoogst of als gewas geteeld);
  3° het gewichtspercentage van de bestanddelen als soorten en, indien van toepassing, ondersoorten. Voor rechtstreeks geoogste instandhoudingsmengsels volstaat het vermelden van die bestanddelen als soorten en, indien van toepassing, ondersoorten die kenmerkend zijn voor het habitattype van de verzamellocatie en die als bestanddelen van het mengsel van belang zijn voor het behoud van de natuurlijke omgeving in het kader van de instandhouding van genetische hulpbronnen;
  4° in het geval van als gewas geteelde instandhoudingsmengsels, een specifiek kiemkrachtcijfer voor bestanddelen van het mengsel die vallen onder het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 en die niet voldoen aan de kiemkrachtvoorschriften van bijlage II bij genoemd besluit;
  5° de hoeveelheid van het mengsel waarop de vergunning van toepassing is;
  6° de regio van oorsprong;
  7° de beperking tot het in de handel brengen in de regio van oorsprong;
  8° het brongebied;
  9° de verzamellocatie en, in het geval van een als gewas geteeld instandhoudingsmengsel, de vermeerderingslocatie;
  10° het habitattype van de verzamellocatie, en
  11° het verzameljaar.

Art.6. § 1. Een rechtstreeks geoogst instandhoudingsmengsel is verzameld in het brongebied op een verzamellocatie die in de veertig jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag van de producent, bedoeld in artikel 8, niet is ingezaaid. Het brongebied bevindt zich in de regio van oorsprong.
  § 2. Het percentage van de bestanddelen van het rechtstreeks geoogste instandhoudingsmengsel die soorten en, indien van toepassing, ondersoorten zijn die kenmerkend zijn voor het habitattype van de verzamellocatie en die als bestanddelen van het mengsel van belang zijn voor het behoud van de natuurlijke omgeving in het kader van de instandhouding van genetische hulpbronnen, is passend om het habitattype van de verzamellocatie te recreëren.
  Het kiemkrachtcijfer van de bestanddelen is voldoende om het habitattype van de verzamellocatie te recreëren.
  § 3. Het maximumgehalte aan soorten en, indien van toepassing, ondersoorten die niet voldoen aan § 2, eerste lid, mag niet meer bedragen dan 1 gewichtspercent. Het rechtstreeks geoogste instandhoudingsmengsel is vrij van Avena fatua, Avena sterilis en Cuscuta spp. Het maximumgehalte aan Rumex spp., anders dan Rumex acetosella en Rumex maritimus, mag niet meer bedragen dan 0,05 gewichtspercent.

Art.7. § 1. Ten aanzien van als gewas geteelde instandhoudingsmengsels is het verzamelde zaaizaad waarvan het als gewas geteelde mengsel geproduceerd wordt, verzameld in het brongebied op een verzamellocatie die in de veertig jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag van de producent, bedoeld in artikel 8, niet is ingezaaid. Het brongebied bevindt zich in de regio van oorsprong. Het zaaizaad van het als gewas geteelde instandhoudingsmengsel is afkomstig van soorten en, indien van toepassing, ondersoorten die kenmerkend zijn voor het habitattype van de verzamellocatie en die als bestanddelen van het mengsel van belang zijn voor het behoud van de natuurlijke omgeving in het kader van de instandhouding van genetische hulpbronnen. Vermeerdering mag vijf generaties lang plaatsvinden.
  § 2. De bestanddelen van een als gewas geteeld instandhoudingsmengsel die zaden zijn van groenvoedergewassen in de zin van voornoemd besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 voldoen, alvorens gemengd te worden, aan de voorschriften voor handelszaad, als vastgesteld in bijlage II, punt III, bij genoemd besluit ten aanzien van mechanische zuiverheid, (kolommen 4 tot 11 van de tabel van punt I, 2, A, van de bijlage II bij genoemd besluit), ten aanzien van het maximumgehalte van andere plantensoorten in een monster van het gewicht (kolommen 12, 13 en 14 van de tabel van punt I, 2, A van de bijlage II bij genoemd besluit), en ten aanzien van de voorwaarden met betrekking tot Lupine-zaden (kolom 15 van de tabel van punt I, 2, A van de bijlage II bij genoemd besluit).

Art.8. De producent vraagt de vereiste vergunning voor het in de handel brengen bij de Dienst aan. De aanvraag gaat vergezeld van de informatie die nodig is om na te gaan of voldaan is aan de artikelen 5 en 6 in het geval van rechtstreeks geoogste instandhoudingsmengsels of aan de artikelen 5 en 7 in het geval van als gewas geteelde instandhoudingsmengsels.
  Ten aanzien van rechtstreeks geoogste instandhoudingsmengsels voert de Dienst op het grondgebied waarop zich de verzamellocatie bevindt visuele inspecties uit tijdens de groeiperiode met passende tussenpozen om ervoor te zorgen dat het mengsel ten minste voldoet aan de vergunningsvoorschriften van artikel 6, § 2 en § 3, voor degene die visueel controleerbaar zijn. De Dienst documenteert de resultaten van die inspecties.
  Ten aanzien van als gewas geteelde instandhoudingsmengsels voert de Dienst analyses uit of laat hij deze onder zijn officieel toezicht uitvoeren om na te gaan of het instandhoudingsmengsel ten minste voldoet aan de vergunningsvoorschriften van artikel 7, § 2, wat de samenstelling van het mengsel betreft, en van artikel 7, § 3, wat de specifieke zuiverheid van de bestanddelen betreft. Deze analyses worden uitgevoerd volgens de gangbare internationale methoden of, indien deze niet bestaan, volgens geschikte methoden. De kosten van de analyses zijn voor rekening van de producent. In verband met die analyses geschiedt de bemonstering uit homogene partijen. De voorschriften betreffende het gewicht van de partijen en het gewicht van de monsters, opgesomd in artikel 23, § 2, van het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006, zijn van toepassing.

Art.9. De totale hoeveelheid zaaizaad van instandhoudingsmengsels die jaarlijks in de handel wordt gebracht, bedraagt niet meer dan 5 % van het totale gewicht van alle zaaizaadmengsels van groenvoedergewassen die onder voornoemd besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 vallen en die tijdens hetzelfde jaar op het grondgebied van het Waalse Gewest in de handel gebracht worden.
  In het geval van rechtstreeks geoogste instandhoudingsmengsels stellen de producenten de Dienst vóór het begin van elk teeltseizoen in kennis van de hoeveelheid zaaizaad van instandhoudingsmengsels waarvoor zij een vergunning willen aanvragen, tezamen met de grootte en de ligging van de beoogde verzamellocatie(s).
  In het geval van als gewas geteelde instandhoudingsmengsels stellen de producenten de Dienst vóór het begin van elk teeltseizoen in kennis van de hoeveelheid zaaizaad van instandhoudingsmengsels waarvoor zij een vergunning willen aanvragen, tezamen met de grootte en de ligging van de beoogde verzamellocatie(s) en de grootte en de ligging van de beoogde vermeerderingslocatie(s).
  Indien de Dienst, op grond van de informatie die hem verstrekt wordt, acht dat de in het eerste lid vastgelegde hoeveelheden waarschijnlijk zullen worden overschreden, wijst hij aan elke betrokken producent de hoeveelheid toe die hij in het respectieve teeltseizoen in de handel mag brengen. Als de aan een producent toegewezen hoeveelheid groter is dan de productiehoeveelheid die hij heeft aangevraagd, wordt het overschot in gelijke delen verdeeld onder de producenten van wie de gevraagde hoeveelheid de toegewezen hoeveelheid overschrijdt.

Art.10. De instandhoudingsmengsels worden alleen in gesloten zakken of recipiënten met een sluitingssysteem in de handel gebracht. Voor een goede sluiting omvat het sluitingssysteem ten minste het etiket of het aanbrengen van een zegel. De zakken en recipiënten worden op zodanige wijze gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het etiket van de producent of de zak of de recipiënt sporen van manipulatie vertoont.

Art.11. De verpakkingen of recipiënten die instandhoudingsmengsels bevatten, worden voorzien van een etiket van de producent of een gedrukte of gestempelde tekst met ten minste de volgende gegevens :
  1° de woorden "EU-voorschriften en -normen";
  2° de naam en het adres of het identificatiemerk van de persoon die verantwoordelijk is voor het aanbrengen van de etiketten;
  3° de naam en het adres van de producent als hij niet de onder punt 2 bedoelde persoon is;
  4° de oogstmethode (rechtstreeks geoogst of als gewas geteeld);
  5° het jaar van sluiting, aangegeven als volgt : "gesloten in... ..." (jaar);
  6° de regio van oorsprong;
  7° het brongebied;
  8° de verzamellocatie :
  9° het habitattype van de verzamellocatie;
  10° de woorden "instandhoudingszaaizaadmengsel van groenvoedergewas, bestemd voor gebruik in een gebied met hetzelfde habitattype als de verzamellocatie, geen rekening houdend met de biotische omstandigheden";
  11° het referentienummer van de partij, toegekend door de persoon die verantwoordelijk is voor het aanbrengen van de etiketten;
  12° het gewichtspercentage van de bestanddelen als soorten en, indien van toepassing, ondersoorten. Voor rechtstreeks geoogste instandhoudingsmengsels, volstaat het de bestanddelen te vermelden, overeenkomstig artikel 5, 3°;
  13° het opgegeven netto- of brutogewicht;
  14° wanneer korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de aard van het toevoegingsmiddel alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de kluwens of zuivere zaden en het totale gewicht;
  15° in het geval van als gewas geteelde instandhoudingsmengsels, een specifiek kiemkrachtcijfer voor bestanddelen van het mengsel die vallen onder het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 en die niet voldoen aan de kiemkrachtvoorschriften van bijlage II bij genoemd besluit. Het volstaat een gemiddelde van de vereiste specifieke kiemkrachtcijfers te vermelden ingeval het aantal vereiste specifieke kiemkrachtcijfers hoger is dan vijf.

Art.12. De Dienst voert de nodige controles uit om zich ervan te vergewissen dat dit besluit nageleefd wordt.

Art.13. De leveranciers die op het grondgebied van het Waalse Gewest opereren, brengen voor elk teeltseizoen verslag uit over de in de handel gebrachte hoeveelheid instandhoudingsmengsel.

Art. 14. De overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt. De bepalingen van het koninklijk besluit van 7 mei 2001 betreffende de administratieve geldboeten, bedoeld in artikel 10 van genoemde wet, zijn ook van toepassing. Voor de toepassing van dit besluit is de aangewezen bevoegde ambtenaar de directeur-generaal van het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst en, bij verhindering, de ambtenaar die hem vervangt.

  Namen, 23 augustus 2011.
  B. LUTGEN