22 JULI 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de maatregelen bij een overschrijding van de nitraatresidudrempelwaarde, als vermeld in artikel 14 van het Mestdecreet van 22 december 2006(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-08-2011 en tekstbijwerking tot 23-04-2013)
Art. 1-4
Artikel 1.§ 1. De stikstofanalyse met bijbehorend bemestingsadvies, vermeld in artikel 14, § 3, 1°, of § 5, 4°, van het Mestdecreet van 22 december 2006, moet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in dit artikel.
Als op een perceel waarvoor in een bepaald kalenderjaar een stikstofanalyse met een bijbehorend bemestingsadvies uitgevoerd moet worden, in dat kalenderjaar meerdere teelten geteeld worden, moet voor elke teelt een aparte stikstofanalyse met bijbehorend bemestingsadvies uitgevoerd worden.
§ 2. [1 De staalname waarop de stikstofanalyse uitgevoerd zal worden, wordt uitgevoerd door een erkend laboratorium. Uiterlijk de dertigste kalenderdag na de dag van de staalname meldt het erkende laboratorium de Mestbank, via de door de Mestbank ter beschikking gestelde internetapplicatie, de volgende gegevens :
1° de dag van de staalname;
2° hetzij de X-Y-coördinaten, hetzij het unieke referentienummer uit de verzamelaanvraag van het perceel dat bemonsterd is;
3° of de landbouwer, voorafgaand aan de opmaak van het bemestingsadvies, de informatie, vermeld in paragraaf 4, tweede lid, heeft verleend.
Het laboratorium moet bij de uitvoering van de staalname gebruikmaken van een gps-datalogger als vermeld in [2 artikel 4, § 1, 34°, van het VLAREL]2.
De staalname of staalnames worden uitgevoerd in het kalenderjaar in kwestie in een voor de teelt in kwestie relevante periode en :
1° op zijn vroegst na de laatste bemesting van de vorige teelt;
2° minstens tijdig genoeg opdat de landbouwer op het moment van de laatste geplande bemesting van de betreffende teelt beschikt over een bemestingsadvies voor deze teelt, dat gebaseerd is op de staalname in kwestie.
De staalname wordt uitgevoerd tot op een diepte van :
1° 30 cm als het bemestingsadvies betrekking heeft op de teelt van aardbeien, basilicum, bieslook, chrysanten, courgettes, ijsbergsla, kruiden, paksoi, peterselie, radijs, raketsla, sla, snijbloemen, snijplanten, spinazie, veldsla, vroege bladgroenten, vroege uien of winterbloeiende halfheesters;
2° 60 cm als het bemestingsadvies betrekking heeft op een teelt van groenten van groep I, van groep II, of van groep III, die niet vermeld is in punt 1°;
3° 90 cm als het bemestingsadvies betrekking heeft op andere teelten dan de teelten, vermeld in punt 1° of 2°.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, kan de periode waarbinnen de staalname uitgevoerd moet worden, vermeld in het derde lid, wijzigen.]1
§ 3. [1 De stikstofanalyse moet aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° de stikstofanalyse is uitgevoerd door een erkend laboratorium;
2° per bodemlaag van 30 cm wordt het gehalte aan nitraatstikstof, uitgedrukt in kg NO3-N/ha, bepaald;
3° in de bovenste bodemlaag van 30 cm wordt het gehalte aan ammoniakale stikstof, uitgedrukt in kg NH4-N/ha, bepaald;
4° op de stikstofanalyse zijn de X-Y-coördinaten vermeld van het perceel dat geanalyseerd is, of wordt er melding gemaakt van het unieke referentienummer van het betreffende perceel, vermeld op de verzamelaanvraag.]1
§ 4. [1 Het bijbehorende bemestingsadvies is opgemaakt door een erkend laboratorium, een erkend praktijkcentrum of een erkende telersvereniging. Het bemestingsadvies vermeldt minstens het aantal kilogram werkzame stikstof per hectare die de teelt in kwestie vereist.
Voorafgaand aan de opmaak van het bemestingsadvies moet de adviesverlener aan de landbouwer in kwestie informatie vragen over de oogstresten die op het perceel in kwestie achtergebleven zijn, de teelten die dat jaar op het betreffende perceel geteeld zullen worden, de dierlijke mest, kunstmest of andere meststoffen die in de loop van het betreffende kalenderjaar al zijn toegediend en de mestsoort of mestsoorten die de landbouwer plant te gebruiken op het betreffende perceel. Ook moet de adviesverlener alle andere gegevens die vereist zijn om een onderbouwd bemestingsadvies te formuleren, opvragen bij de landbouwer in kwestie.
Bij de opmaak van het bemestingsadvies moeten minstens de volgende elementen in rekening worden gebracht :
1° de nutriëntenbehoefte, uitgedrukt in kg stikstof per hectare;
2° het resultaat van de stikstofanalyse, vermeld in paragraaf 3, uitgedrukt in kg NO3-N/ha en in kg NH4-N/ha;
3° de te verwachten werkzame stikstof, uitgedrukt in kg stikstof per ha, afkomstig uit de mineralisatie van bodemhumus, al achtergelaten oogstresten, en eerder toegediende dierlijke mest of andere meststoffen. De te verwachten stikstof, afkomstig uit mineralisatie, moet berekend worden tot het einde van de periode dat de teelt, waarop het bemestingsadvies betrekking heeft, stikstof zal opnemen;
4° het organische koolstofgehalte van de bodem, bekend tot op een diepte van minimaal 23 cm en maximaal 30 cm, en uitgedrukt in % C. De analyse op basis waarvan het organische koolstofgehalte wordt berekend, mag maximaal drie jaar oud zijn. Als het koolstofgehalte niet bekend is, wordt op de bovenste bodemlaag van minimaal 23 cm of maximaal 30 cm het gehalte aan organische koolstof bepaald en uitgedrukt in % C.
Op basis van al de elementen, vermeld in het derde lid, wordt geadviseerd hoe de bemesting op het betreffende perceel uitgevoerd moet worden, rekening houdend met de mestsoort of mestsoorten die de landbouwer plant te gebruiken op het betreffende perceel. De voor de teelt in kwestie aanbevolen hoeveelheid meststoffen, uitgedrukt in kilogram werkzame stikstof, wordt daarbij vermeld, en het optimale tijdstip van de bemesting wordt aangegeven.
Elk van de elementen, vermeld in het derde lid, uitgedrukt in de overeenkomstige waarden en eenheden, moet vermeld worden op het bemestingsadvies, dat aan de landbouwer wordt bezorgd.
De in het bemestingsadvies geadviseerde bemestingspraktijk moet in overeenstemming zijn met de bepalingen van het Mestdecreet.]1
§ 5. [1 De landbouwer zorgt ervoor dat de in het bemestingsadvies geadviseerde hoeveelheid meststoffen op het perceel in kwestie niet wordt overschreden.
Om de in het bemestingsadvies geadviseerde hoeveelheid werkzame stikstof om te rekenen naar de totale inhoud aan stikstof, wordt gebruikgemaakt van de omrekeningstabel, vermeld in artikel 3, 69°, van het Mestdecreet van 22 december 2006.
De landbouwer blijft ervoor verantwoordelijk dat op het perceel waarop het bemestingsadvies betrekking heeft, de bepalingen van het Mestdecreet van 22 december 2006 en de uitvoeringsbesluiten ervan worden nageleefd.
Het bemestingsadvies wordt door de landbouwer bijgehouden. Het bemestingsadvies moet op aanvraag aan de Mestbank overgemaakt worden binnen dertig kalenderdagen die volgen op de aanvraag.]1
----------
(1)<BVR 2013-01-25/06, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<BVR 2013-03-01/22, art. 182, 003; Inwerkingtreding : 03-05-2013>
Art.2. Het bemestingsplan, als vermeld in artikel 14, § 4, 3°, van het Mestdecreet, moet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in dit artikel.
Het bemestingsplan van een kalenderjaar moet uiterlijk op 15 februari van dat kalenderjaar ter controle kunnen worden voorgelegd.
Het bemestingsplan wordt bijgehouden en aangevuld op het bedrijf.
De landbouwer mag alle nuttige documenten en bescheiden aanwenden om het bemestingsplan te onderbouwen.
Het bemestingsplan bevat ten minste :
1° per diercategorie als vermeld in artikel 27, § 1, eerste lid, van het mestdecreet van 22 december 2006 :
a) de te verwachten gemiddelde veebezetting in het lopende kalenderjaar;
b) het staltype waarin de dieren in kwestie zullen worden gehouden, als vermeld in artikel 11, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2007 tot uitvoering van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;
c) de te verwachten nettoproductie aan dierlijke mest, berekend op basis van de gegevens, vermeld in punt a) en b), en uitgedrukt in kg N, in kg werkzame stikstof, en in kg P2O5;
2° per mestsoort die op het bedrijf in kwestie in het lopende kalenderjaar geproduceerd zal worden :
a) de opslagcapaciteit;
b) de te verwachten hoeveelheid die op het bedrijf in kwestie in het lopende kalenderjaar geproduceerd zal worden, uitgedrukt in kg N, in kg werkzame stikstof, in kg P2O5, en in ton of in m3;
3° voor elk perceel dat of elke perceelsgroep die behoort tot het bedrijf :
a) een schets van de ligging van het perceel in kwestie of van de perceelsgroep in kwestie;
b) een opgave van de oppervlakte, de voorteelt, de hoofdteelt en de nateelt van het perceel in kwestie of van de perceelsgroep in kwestie;
c) de vermelding of voor het perceel in kwestie of voor de perceelsgroep in kwestie gebruikgemaakt wordt van de mogelijkheden die voortvloeien uit de uitvoering van een beschikking van de Europese Commissie tot verlening van een door de lidstaat België op grond van de Nitraatrichtlijn gevraagde derogatie;
d) de te verwachten nutriëntenbehoefte van de gewassen, uitgedrukt in kg N, in kg werkzame stikstof, en in kg P2O5;
e) de dierlijke mest, andere meststoffen en kunstmest die de landbouwer op het perceel in kwestie of de perceelsgroep in kwestie plant op te brengen, gespecificeerd volgens mestsoort en uitgedrukt in kg P2O5, in kg N, in kg werkzame stikstof, en in ton of m3;
f) de dierlijke mest die de landbouwer op het perceel in kwestie of de perceelsgroep in kwestie plant op te brengen, door uitscheiding door dieren bij beweiding, uitgedrukt in kg N, in kg werkzame stikstof, en in kg P2O5;
4° de hoeveelheid dierlijke mest en andere meststoffen die de landbouwer in het lopende kalenderjaar plant aan te voeren of af te voeren, berekend op basis van de gegevens, vermeld in punt 1°, 2° en 3°, gespecificeerd volgens mestsoort en uitgedrukt in kg P2O5, in kg N, in kg werkzame stikstof, en in ton of m3;
5° de hoeveelheid kunstmest die de landbouwer in het lopende kalenderjaar plant te gebruiken, berekend op basis van de gegevens, vermeld in punt 1°, 2° en 3°, gespecificeerd volgens mestsoort en uitgedrukt in kg P2O5, in kg N, en in ton of m3.
De landbouwer moet bij elke wijziging van zijn bedrijfsvoering overwegen of het plan gewijzigd moet worden of aangevuld moet worden met nieuwe stukken. Elke wijziging in het plan moet worden uitgevoerd binnen zeven kalenderdagen na de wijziging van de geplande bedrijfsvoering, zodat het plan op permanente wijze een waarheidsgetrouw beeld geeft van de bedrijfsvoering op het vlak van bemesting.
Art.3. Als een landbouwer maatregelen opgelegd krijgt omdat hij het voorgaande kalenderjaar de hem opgelegde maatregelen niet volledig heeft nageleefd als vermeld in artikel 14, § 3, tweede lid, § 4, tweede lid, § 5, derde lid, en § 6, derde lid, van het Mestdecreet van 22 december 2006, en de door de Mestbank aangeduide percelen, waarop hij een of meer maatregelen als vermeld in artikel 14, § 3, § 4, § 5 of § 6 van het Mestdecreet van 22 december 2006, moet naleven, niet langer tot zijn bedrijf behoren, brengt de landbouwer de Mestbank daarvan zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 15 februari van het lopende kalenderjaar op de hoogte. De landbouwer geeft daarbij aan welke percelen hij in het lopende kalenderjaar nog in gebruik heeft. De Mestbank wijst vervolgens een of meer percelen aan ter vervanging van het perceel of de percelen die de landbouwer niet langer in gebruik heeft.
Als een perceel landbouwgrond waarop in het voorgaande kalenderjaar een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan de nitraatresidudrempelwaarde, het lopende kalenderjaar niet langer tot het bedrijf van dezelfde landbouwer behoort, brengt de landbouwer tot wiens bedrijf het perceel in kwestie in het voorgaande kalenderjaar behoorde, de Mestbank daarvan zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 15 februari van het lopende kalenderjaar op de hoogte. De landbouwer geeft daarbij aan welke percelen hij in het lopende kalenderjaar nog in gebruik heeft. De Mestbank wijst vervolgens een of meer percelen aan ter vervanging van het perceel of de percelen die de landbouwer niet langer in gebruik heeft.
De Mestbank vermeldt welke maatregelen als vermeld in artikel 14, § 3, § 4, § 5 of § 6 van het Mestdecreet van 22 december 2006, nageleefd moeten worden op het perceel of de percelen die aangeduid worden ter vervanging van het perceel of de percelen die de landbouwer niet langer in gebruik heeft.
Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 22 juli 2011.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur,
J. SCHAUVLIEGE