Details





Titel:

8 JULI 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de volledige tenlasteneming door de werkgever in de onderwijssector van de vervoerskosten voor het openbaar vervoer naar en van het werk [, de toekenning van een fietsvergoeding voor het woon-werkverkeer en een internetvergoeding] <BVR2022-04-22/17, art. 39, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2021>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-08-2011 en tekstbijwerking tot 22-09-2022)



Inhoudstafel:

Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
Hoofdstuk 2. - Openbaar vervoer
Art. 3-5
Hoofdstuk 3. - Fietsvergoeding
Art. 6-8
Hoofdstuk 3/1. [1 - Internetvergoeding]1
Art. 8/1, 8/2, 8/3
Hoofdstuk 4. - Terugbetalingsregeling tussen de school, de instelling of het centrum voor leerlingenbegeleiding en de Vlaamse Gemeenschap
Art. 9-10
Hoofdstuk 5. - Slotbepalingen
Art. 11-14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1993036087 



Uitvoeringsbesluit(en):

2018030131 



Artikels:

Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° [1 fiets:
   a) een vervoermiddel met twee of meer wielen dat voortbewogen wordt door op pedalen te trappen;
   b) een elektrische fiets;
   c) een speedpedelec]1;
  [1 1° /1 elektrische fiets: een vervoermiddel met twee of meer wielen dat voortbewogen wordt door op pedalen te trappen en waarvan de trapondersteuning wegvalt boven de 25 kilometer per uur;]1
  [1 1° /2 speedpedelec: een vervoermiddel met twee of meer wielen dat voortbewogen wordt door op pedalen te trappen met een maximaal vermogen van 4 kW en een ondersteuning tot maximaal 45 kilometer per uur, waarbij de motor alleen werkt als je zelf trapt.]1
  2° woon-werkverkeer : de verplaatsing van en naar het werk met het openbaar vervoer en/of met de fiets vanaf de wettelijke woonplaats, maar ook vanaf de verblijfplaats als het personeelslid :
  a) gedurende een bepaalde periode of op geregelde tijdstippen op een ander adres dan het domicilieadres verblijft, en;
  b) de werkgever op de hoogte heeft gebracht van zijn verblijfplaats;
  3° openbaar vervoer : trein, bus, tram en metro.
  ----------
  (1)<BVR 2017-12-08/19, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.2. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden vermeld in artikel XI.1 van het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs-XIII-Mozaïek.

Hoofdstuk 2. - Openbaar vervoer
Art.3.De personeelsleden, vermeld in artikel 2, hebben recht op de volledige terugbetaling van de kosten verbonden aan het woon-werkverkeer onder de voorwaarden, vermeld in dit besluit.
  [1 In afwijking van het eerste lid is dit hoofdstuk niet van toepassing op de personeelsleden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie.]1
  ----------
  (1)<BVR 2022-04-22/17, art. 40, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art.4. De terugbetaling is beperkt tot :
  1° de prijs van het goedkoopste vervoerbewijs voor het woon-werktraject dat beschikbaar is bij het gebruikte openbaar vervoermiddel of bij de combinatie van deze vervoermiddelen;
  2° een afstand per enkele rit van 250 kilometer tussen de wettelijke woonplaats of de verblijfplaats en de plaats van tewerkstelling.

Art.5. Tenzij in het bevoegd lokaal onderhandelingscomité een eerder tijdstip van uitbetaling is afgesproken, betaalt de werkgever de kosten verbonden aan het woon-werkverkeer uit op het einde van de maand die volgt op de maand waarin de geldigheidsduur van het vervoerbewijs verstrijkt.
  De kosten voor het openbaar vervoer worden uitbetaald tegen afgifte van het vervoerbewijs dat uitgereikt wordt door de maatschappijen die het gemeenschappelijk openbaar vervoer organiseren.

Hoofdstuk 3. - Fietsvergoeding
Art.6. De personeelsleden, vermeld in artikel 2, die het volledige traject van het woon-werkverkeer of een gedeelte ervan met de fiets afleggen, hebben per effectief gepresteerde dag recht op een fietsvergoeding op voorwaarde dat de afstand van een enkele rit ten minste één kilometer bedraagt.
  Per dag wordt slechts één traject, heen en terug, vergoed per school, instelling of centrum waar het personeelslid werkt.
  Per dag kan de fietsvergoeding voor het volledige traject niet gecumuleerd worden met de vergoeding voor de kosten van het openbaar vervoer.

Art.7.[1 De fietsvergoeding bedraagt 0,21 euro per kilometer.]1
  ----------
  (1)<BVR 2022-04-22/17, art. 42, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.8. Tenzij in het bevoegd lokaal onderhandelingscomité een eerder tijdstip van uitbetaling is afgesproken, betaalt de werkgever de kosten verbonden aan het woon-werkverkeer maandelijks uit. De fietsvergoeding wordt betaald op grond van een verklaring op erewoord.

Hoofdstuk 3/1. [1 - Internetvergoeding]1   ----------   (1)
Art.8/1. [1 § 1. De personeelsleden, vermeld in artikel V.60, § 1, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, de personeelsleden, vermeld in deel III van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs en de personeelsleden, vermeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, die voldoen aan de wettelijke bepalingen voor een fiscale vrijstelling, hebben recht op een forfaitaire internetvergoeding voor de kalendermaanden waarin ze rechten genereren op een betaling, ongeacht de omvang en de looptijd van de opdracht tijdens een kalendermaand.
   Personeelsleden die in verschillende instellingen zijn aangesteld, ontvangen één forfaitaire internetvergoeding die wordt toegekend en aangerekend op de instelling van de hoofdopdracht.
   § 2. De instellingen bezorgen aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Regering de gegevens van de personeelsleden die geen recht hebben op de forfaitaire internetvergoeding, vermeld in paragraaf 1, omdat ze niet voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in de circulaire 2021/C/20 over tussenkomsten van de werkgever voor thuiswerk van 26 februari 2021 van de Federale Overheidsdienst Financiën.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-04-22/17, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2021>


Art.8/2. [1 De personeelsleden, vermeld in artikel V.60, § 3, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, met een opdracht van ten minste 20% die voldoen aan de wettelijke bepalingen voor een fiscale vrijstelling, hebben recht op een forfaitaire internetvergoeding voor de kalendermaanden waarin ze rechten genereren op een betaling. Personeelsleden die in verschillende hogescholen werken, ontvangen één forfaitaire internetvergoeding.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-04-22/17, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2021>


Art.8/3. [1 De forfaitaire internetvergoeding bedraagt 20 euro per kalendermaand.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-04-22/17, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2021>


Hoofdstuk 4. - Terugbetalingsregeling tussen de school, de instelling of het centrum voor leerlingenbegeleiding en de Vlaamse Gemeenschap
Art.9. De werkgevers sturen de verklaring van schuldvordering voor de terugbetaling van de door hen gedragen vervoerskosten en fietsvergoedingen naar het Agentschap voor Onderwijsdiensten uiterlijk op 28 februari van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarop de verklaring betrekking heeft. Als de verklaring van schuldvordering niet op tijd wordt ingediend, vervalt het recht op terugbetaling. De datum van de poststempel geldt als bewijs.
  De vervoerskosten en de fietsvergoedingen, vermeld op de verklaring van schuldvordering, worden terugbetaald na controle.

Art.10. De werkgevers ontvangen jaarlijks in juni het bedrag van de afrekening van de vervoerskosten van het voorgaande jaar.
  De werkgevers ontvangen jaarlijks, ten laatste in september, een voorschot van minimum 25 % op de middelen voor de vervoerskosten van hetzelfde jaar op basis van het totaalbedrag van vervoerskosten en fietsvergoedingen dat het voorgaande kalenderjaar werd uitgekeerd.

Hoofdstuk 5. - Slotbepalingen
Art.11. Het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 1993 betreffende de tegemoetkoming van de werkgevers in de onderwijssector in de vervoerkosten van hun personeelsleden, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 1995, wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2001.

Art.12. De vergoedingen voor woon-werkverkeer of de fietsvergoedingen toegekend tussen 1 januari 2001 en de datum waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, alsook de terugbetaling ervan aan de werkgever, worden geacht in overeenstemming te zijn met de bepalingen van dit besluit.

Art.13. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2010, met uitzondering van artikel 2 dat uitwerking heeft op 1 januari 2001.

Art. 14. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.