Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

11 FEBRUARI 2011. - Ministerieel besluit tot nadere bepaling van de strengere verbodsbepalingen ter uitvoering van artikel 38 van het Mestdecreet van 22 december 2006(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-02-2011 en tekstbijwerking tot 25-07-2011)



Inhoudstafel:


Art. 1-7
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2011203711 



Artikels:

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° erkende telersvereniging : een organisatie van producenten die erkend is door de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid, op grond van verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit;
  2° erkend laboratorium : een laboratorium dat krachtens artikel 62, § 6, van het Mestdecreet van 22 december 2006 erkend is;
  3° erkend praktijkcentrum : een praktijkcentrum in de plantaardige sector als vermeld in artikel 2, 1°, van het ministerieel besluit van 15 oktober 2007 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 april 2007 betreffende steun aan investeringen in de omkaderingssector van land- en tuinbouw;
  4° Maatregelenbesluit : het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot bepaling van de nitraatresiduwaarde en de risicogebieden, vermeld in artikel 14, § 2, en § 3, eerste lid, van het Mestdecreet van 22 december 2006, en tot oplegging van strengere verbodsbepalingen ter uitvoering van artikel 38 van het Mestdecreet van 22 december 2006, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2007 tot uitvoering van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;
  5° nitraatresiduwaarde : de nitraatresiduwaarde, vermeld in artikel 1 van het Maatregelenbesluit;
  6° verzamelaanvraag : de verzamelaanvraag, vermeld in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 houdende bepalingen tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het mestbeleid en van het landbouwbeleid;
  7° werkzame stikstof : nitraatstikstof of ammoniumstikstof.

Art.2.§ 1. Ter uitvoering van artikel 3, vierde en vijfde lid, van het Maatregelenbesluit worden aan de landbouwer, bij wie in het kalenderjaar 2010 op een tot zijn bedrijf behorend perceel landbouwgrond een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan de nitraatresiduwaarde, in het kalenderjaar 2011 de volgende maatregelen opgelegd :
  1° de landbouwer moet per perceel landbouwgrond dat in 2010 tot zijn bedrijf behoorde en waarop in 2010 een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan de nitraatresiduwaarde, een stikstofanalyse met bijhorend bemestingsadvies laten uitvoeren als vermeld in artikel 3;
  2° de landbouwer kan op een perceel landbouwgrond dat in 2010 tot zijn bedrijf behoorde en waarop in 2010 een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan de nitraatresiduwaarde, niet gebruikmaken van de mogelijkheden die voortvloeien uit de uitvoering van een beschikking van de Europese Commissie tot verlening van een door de lidstaat België op grond van de nitraatrichtlijn gevraagde derogatie;
  3° de landbouwer moet in de periode van 1 oktober tot en met 15 november in opdracht van hem en op zijn kosten door een erkend laboratorium op een perceel landbouwgrond dat behoort tot zijn bedrijf, een nitraatresidustaalname laten uitvoeren. De Mestbank wijst daarvoor vóór 1 oktober één perceel landbouwgrond aan dat volledig bemonsterd moet worden. Bij voorkeur is dit het perceel waarop in 2010 een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan de nitraatresiduwaarde.
  § 2. Ter uitvoering van artikel 3, vierde en vijfde lid, van het Maatregelenbesluit worden aan de landbouwer, bij wie in het kalenderjaar 2010 op een tot zijn bedrijf behorend perceel landbouwgrond een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan K kg nitraatstikstof per hectare, in het kalenderjaar 2011 de volgende maatregelen opgelegd :
  1° de landbouwer moet de maatregelen, vermeld in paragraaf 1, naleven;
  2° de landbouwer moet in de periode van 1 oktober tot en met 15 november in opdracht van hem en op zijn kosten door een erkend laboratorium op een perceel landbouwgrond dat behoort tot zijn bedrijf, een nitraatresidustaalname laten uitvoeren. De Mestbank wijst daarvoor vóór 1 oktober één perceel landbouwgrond aan dat volledig bemonsterd moet worden. De nitraatresidustaalname moet uitgevoerd worden boven op de nitraatresidustaalname, vermeld in § 1, 3°.
  Voor de toepassing van deze paragraaf wordt K bepaald op :
  1° 113 voor zandgronden waarop in 2010 een niet-specifieke teelt geteeld werd;
  2° 115 voor andere gronden waarop in 2010 een niet-specifieke teelt geteeld werd;
  3° 115 voor poldergronden waarop in 2010 een niet-specifieke teelt geteeld werd;
  4° 115 voor zandgronden waarop in 2010 een specifieke teelt geteeld werd;
  5° 115 voor poldergronden of andere gronden waarop in 2010 een specifieke teelt geteeld werd.
  Als in het kalenderjaar 2010 op hetzelfde perceel verschillende teelten geteeld werden, wordt voor de vaststelling van K rekening gehouden met de hoofdteelt die op dat perceel geteeld werd, tenzij de hoofdteelt in het kalenderjaar 2010 gevolgd werd door een specifieke teelt. In dat geval wordt voor de vaststelling van K rekening gehouden met de specifieke teelt die op dat perceel geteeld werd.
  Om de teelten te bepalen die op een perceel geteeld werden in het kalenderjaar 2010, worden de gegevens, vermeld in de verzamelaanvraag, gebruikt.
  § 3. Ter uitvoering van artikel 3, vierde en vijfde lid, van het Maatregelenbesluit worden aan de landbouwer bij wie in het kalenderjaar 2010 op een tot zijn bedrijf behorend perceel landbouwgrond een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan Y kg nitraatstikstof per hectare, in het kalenderjaar 2011 de volgende maatregelen opgelegd :
  1° de landbouwer moet de maatregelen, vermeld in §§ 1 en 2, naleven;
  2° als de teelt in kwestie het toelaat en uiterlijk op 15 oktober moet de landbouwer een nateelt of vanggewas telen op elk perceel landbouwgrond dat tot zijn bedrijf behoort en waarop in 2010 een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan Y kg nitraatstikstof per hectare;
  3° de landbouwer moet een bemestingsplan bijhouden als vermeld in artikel 4 van dit besluit, en een bemestingsregister als vermeld in artikel 20 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2008 houdende nadere bepalingen aangaande de inventarisatie van gegevens in het kader van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;
  4° de Mestbank kan een audit uitvoeren van het volledige bedrijf van de landbouwer. De audit heeft betrekking op het gehouden vee, de aanwezige mestopslag, de mestafzet, de bemesting, de teeltrotatie, de teelttechniek en de inzet van vanggewassen. De landbouwer ontvangt na de audit een advies over de milieukundig verantwoorde uitbating van zijn bedrijf. De Mestbank kan in dat advies en in overleg met de betrokken landbouwer een aantal bijkomende maatregelen opleggen, die deze moet naleven binnen een bepaalde termijn;
  5° als op het tot het bedrijf behorende perceel landbouwgrond waarop in 2010 een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan Y kg nitraatstikstof per hectare, in 2010 als hoofdteelt of nateelt een groente werd geteeld, moet de landbouwer zich laten adviseren door een erkend laboratorium, een erkende telersvereniging of een erkend praktijkcentrum. In het kader van die advisering moet de landbouwer voor elk perceel dat behoort tot zijn bedrijf, waarop hij in 2011 als hoofdteelt of nateelt een groente zal telen, een stikstofanalyse met bijhorend bemestingsadvies laten uitvoeren als vermeld in artikel 3.
  6° op elk perceel landbouwgrond dat in 2010 tot zijn bedrijf behoorde en waarop in 2010 een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan Y kg nitraatstikstof per hectare, wordt de toegelaten bemesting :
  a) in kg N uit dierlijke mest beperkt tot de toegelaten hoeveelheid, vermeld in artikel 13, § 1, § 2 en § 4, artikelen 16, 17, 18 en 41bis van het Mestdecreet van 22 december 2006 en in artikel 15ter van het Meststoffendecreet, verminderd met 30 kg N uit dierlijke mest. [1 Deze vermindering is niet van toepassing op grasland dat niet enkel gemaaid wordt]1;
  b) in [1 ...]1, kg Totale N, kg N uit andere meststoffen, kg werkzame N en kg N uit kunstmest beperkt tot 70 % van de overeenkomstige toegelaten hoeveelheid, vermeld in artikel 13, § 1, § 2 en § 4, artikelen 16, 17, 18 en 41bis van het Mestdecreet van 22 december 2006 en in artikel 15ter van het Meststoffendecreet.
  In afwijking van het eerste lid, 6°, wordt, als in het voor het perceel in kwestie opgemaakte bemestingsadvies, vermeld in § 1, 1°, geadviseerd wordt om minder te bemesten dan de bemestingsnormen, vermeld in het eerste lid, 6°, de op het perceel toegelaten hoeveelheid meststoffen verder beperkt tot de hoeveelheden, vermeld in het opgemaakte bemestingsadvies.
  Als een perceel landbouwgrond waarop in 2010 een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan Y kg nitraatstikstof per hectare, in 2011 niet langer tot het bedrijf van dezelfde landbouwer behoort, brengt de landbouwer tot wiens bedrijf het perceel in kwestie in 2010 behoorde, de Mestbank daarvan zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 15 februari 2011 op de hoogte. De landbouwer geeft daarbij aan welke percelen hij in 2011 nog in gebruik heeft. De Mestbank wijst vervolgens een of meer percelen aan ter vervanging van het perceel dat de landbouwer niet langer in gebruik heeft. Op de percelen die door de Mestbank ter vervanging zijn aangewezen, wordt de toegelaten bemesting beperkt, overeenkomstig het eerste lid, 6°, en het tweede lid.
  Voor de toepassing van deze paragraaf wordt Y bepaald op :
  1° 128 voor zandgronden waarop in 2010 een niet-specifieke teelt geteeld werd;
  2° 150 voor andere gronden waarop in 2010 een niet-specifieke teelt geteeld werd;
  3° 160 voor poldergronden waarop in 2010 een niet-specifieke teelt geteeld werd;
  4° 165 voor zandgronden waarop in 2010 een specifieke teelt geteeld werd;
  5° 180 voor poldergronden of andere gronden waarop in 2010 een specifieke teelt geteeld werd.
  Als in het kalenderjaar 2010 op hetzelfde perceel verschillende teelten geteeld werden, wordt voor de vaststelling van Y rekening gehouden met de hoofdteelt die op dat perceel geteeld werd, tenzij de hoofdteelt in het kalenderjaar 2010 gevolgd werd door een specifieke teelt. In dat geval wordt voor de vaststelling van Y rekening gehouden met de specifieke teelt die op dat perceel geteeld werd.
  Om de teelten te bepalen die op een perceel geteeld werden in het kalenderjaar 2010, worden de gegevens, vermeld in de verzamelaanvraag, gebruikt.
  § 4. Ter uitvoering van artikel 3, vierde en vijfde lid, van het Maatregelenbesluit worden aan de landbouwer bij wie in het kalenderjaar 2010 op een tot zijn bedrijf behorend perceel landbouwgrond een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan Z kg nitraatstikstof per hectare, in het kalenderjaar 2011 de volgende maatregelen opgelegd :
  1° de landbouwer moet de maatregelen, vermeld in §§ 1, 2 en 3, naleven;
  2° [1 op elk perceel landbouwgrond dat in het vorige kalenderjaar tot zijn bedrijf behoorde en waarop in het vorige kalenderjaar een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan Z kg nitraatstikstof per hectare, wordt de hoeveelheid stikstof die via bemesting mag opgebracht worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 13, § 1, § 2, § 3, § 14, § 15 en § 16, en de artikelen 16, 18 en 41bis, van het Mestdecreet van 22 december 2006 en van artikel 15ter van het Meststoffendecreet, met 60 % verminderd. Deze vermindering is niet van toepassing op grasland dat niet enkel gemaaid worden.]1
  In afwijking van het eerste lid, 2°, wordt, als in het voor het perceel in kwestie opgemaakte bemestingsadvies, vermeld in § 1, 1°, geadviseerd wordt om minder te bemesten dan de bemestingsnormen, vermeld in het eerste lid, 2°, de op het perceel toegelaten hoeveelheid meststoffen verder beperkt tot de hoeveelheden, vermeld in het opgemaakte bemestingsadvies.
  Als een perceel landbouwgrond waarop in 2010 een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan Z kg nitraatstikstof per hectare, in 2011 niet langer tot het bedrijf van dezelfde landbouwer behoort, brengt de landbouwer tot wiens bedrijf het perceel in kwestie in 2010 behoorde, de Mestbank daarvan zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 15 februari 2011 op de hoogte. De landbouwer geeft daarbij aan welke percelen hij in 2011 nog in gebruik heeft. De Mestbank wijst vervolgens een of meer percelen aan ter vervanging van het perceel dat de landbouwer niet langer in gebruik heeft. Op de percelen die door de Mestbank ter vervanging zijn aangewezen, wordt de toegelaten bemesting beperkt, overeenkomstig het eerste lid, 2°, en het tweede lid.
  Voor de toepassing van deze paragraaf wordt Z bepaald op :
  1° 158 voor zandgronden waarop in 2010 een niet-specifieke teelt geteeld werd;
  2° 190 voor andere gronden waarop in 2010 een niet-specifieke teelt geteeld werd;
  3° 200 voor poldergronden waarop in 2010 een niet-specifieke teelt geteeld werd;
  4° 190 voor zandgronden waarop in 2010 een specifieke teelt geteeld werd;
  5° 220 voor poldergronden of andere gronden waarop in 2010 een specifieke teelt geteeld werd.
  Als in het kalenderjaar 2010 op hetzelfde perceel verschillende teelten geteeld werden, wordt voor de vaststelling van Z rekening gehouden met de hoofdteelt die op dat perceel geteeld werd, tenzij de hoofdteelt in het kalenderjaar 2010 gevolgd werd door een specifieke teelt. In dat geval wordt voor de vaststelling van Z rekening gehouden met de specifieke teelt die op dat perceel geteeld werd.
  Om de teelten te bepalen die op een perceel geteeld werden in het kalenderjaar 2010, worden de gegevens, vermeld in de verzamelaanvraag, gebruikt.
  § 5. In dit artikel wordt verstaan onder :
  1° andere gronden : alle gronden die geen zandgrond of poldergrond zijn;
  2° [1 groente : andijvie, bladselder, bloemkool, boerenkool, broccoli, Chinese kool, courgettes, groene selder, ijsbergsla, knolselder, knolvenkel, koolrabi, peterselie, prei, raketsla, rode kool, savooikool, sla, spinazie, veldsla of witte kool;]1
  3° Meststoffendecreet : het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;
  4° niet-specifieke teelt : elke teelt die geen specifieke teelt is;
  5° poldergrond : zware kleigrond in de polders als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 tot uitvoering van artikelen 8, § 3, en 13, § 2, van het mestdecreet van 22 december 2006;
  6° specifieke teelt : aardappelen of een teelt als vermeld in artikel 8, § 5, tweede lid, van het Mestdecreet van 22 december 2006;
  7° zandgrond : zandgrond als vermeld in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 tot uitvoering van artikelen 8, § 3, en 13, § 2, van het mestdecreet van 22 december 2006.
  ----------
  (1)<MB 2011-07-04/05, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-02-2011>

Art.3.§ 1. De stikstofanalyse met het bijhorende bemestingsadvies, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 1°, wordt uitgevoerd voor elk perceel landbouwgrond waarop in 2010 een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan de nitraatresiduwaarde.
  Als een perceel landbouwgrond waarop in 2010 een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan de nitraatresiduwaarde, in 2011 niet langer tot het bedrijf van dezelfde landbouwer behoort, brengt de landbouwer tot wiens bedrijf het perceel in kwestie in 2010 behoorde, de Mestbank daarvan zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 15 februari 2011 op de hoogte. De landbouwer geeft daarbij aan welke percelen hij in 2011 nog in gebruik heeft. De Mestbank wijst vervolgens een of meer percelen aan ter vervanging van het perceel dat de landbouwer niet langer in gebruik heeft. Op de percelen die door de Mestbank ter vervanging zijn aangewezen, moet de landbouwer de stikstofanalyse met het bijbehorende bemestingsadvies, vermeld in dit artikel, laten uitvoeren.
  Als op een perceel waarvoor een stikstofanalyse met een bijbehorend bemestingsadvies als vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 1°, uitgevoerd moet worden, in het kalenderjaar 2011 meerdere teelten geteeld worden, moet voor elke teelt een aparte stikstofanalyse met bijbehorend bemestingsadvies uitgevoerd worden.
  § 2. De staalname waarop de bodemanalyse, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 1°, uitgevoerd zal worden, wordt uitgevoerd door een erkend laboratorium. De staalname wordt uitgevoerd in een voor de teelt in kwestie relevante periode. Uiterlijk de werkdag voor de dag van de staalname brengt het erkende laboratorium de Mestbank, via de door de Mestbank ter beschikking gestelde webapplicatie, op de hoogte van de dag van de staalname. De staalname wordt uitgevoerd tot op een diepte van :
  1° 30 cm als het bemestingsadvies betrekking heeft op de teelt van aardbeien, chrysanten, courgettes, ijsbergsla, kruiden, peterselie, radijs, raketsla, sla, snijbloemen, snijplanten, spinazie, veldsla, vroege bladgroenten, vroege uien of winterbloeiende halfheesters;
  2° 60 cm als het bemestingsadvies betrekking heeft op de teelt van andijvie, bladselder, bleekselder, bloemkool, boerenkool, bonen, broccoli, Chinese kool, doperwten, erwten, graszoden, groene selder, knolselder, knolvenkel, koolraap, koolrabi, prei, rode biet, rodekool, savooikool, stamslabonen, venkel, vroege aardappelen, vroege wortelen, wittekool of wortelen;
  3° 90 cm als het bemestingsadvies betrekking heeft op de teelt van andere teelten dan de teelten, vermeld in punt 1° of 2°.
  § 3. De stikstofanalyse, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 1°, moet aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° de stikstofanalyse is uitgevoerd door een erkend laboratorium;
  2° het gehalte aan nitraatstikstof en ammoniakale stikstof wordt bepaald per bodemlaag van 30 cm. De gehalten worden uitgedrukt in kg NO3-N/ha en in kg NH4-N/ha;
  3° op de stikstofanalyse zijn de X-Y-coördinaten vermeld van het perceel dat geanalyseerd is, of wordt er melding gemaakt van het unieke referentienummer van het betreffende perceel, vermeld op de verzamelaanvraag.
  § 4. Het bijbehorende bemestingsadvies, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 1°, is opgemaakt door een erkend laboratorium, een erkend praktijkcentrum of een erkende telersvereniging. Het bemestingsadvies vermeldt minstens het aantal kilogram werkzame stikstof per hectare, die de teelt in kwestie vereist.
  Voorafgaand aan de opmaak van het bemestingsadvies moet de adviesverlener aan de landbouwer in kwestie informatie vragen over de oogstresten die op het perceel in kwestie achtergebleven zijn, de teelten die dat jaar op het betreffende perceel geteeld zullen worden, en de dierlijke mest, kunstmest of andere meststoffen die in de loop van het betreffende kalenderjaar al werden toegediend. Ook moet de adviesverlener alle andere gegevens die vereist zijn om een onderbouwd bemestingsadvies te formuleren, opvragen bij de landbouwer in kwestie.
  Bij de opmaak van het bemestingsadvies moeten minstens de volgende elementen in rekening worden gebracht :
  1° de nutriëntenbehoefte, uitgedrukt in kg werkzame stikstof per hectare, en de drogestofopbrengst per hectare van de teelt in kwestie;
  2° het resultaat van de stikstofanalyse, vermeld in § 3, uitgedrukt in kg NO3-N/ha en in kg NH4-N/ha;
  3° de te verwachten werkzame stikstof, uitgedrukt in kg stikstof per ha, afkomstig uit de mineralisatie van bodemhumus, al achtergelaten oogstresten, en eerder toegediende dierlijke mest of andere meststoffen. De te verwachten stikstof, afkomstig uit mineralisatie, moet berekend worden tot het einde van de periode dat de teelt, waarop het bemestingsadvies betrekking heeft, stikstof zal opnemen;
  4° het organischekoolstofgehalte van de bodem, bekend tot op een diepte van minimaal 23 cm en maximaal 30 cm, en uitgedrukt in % C. De analyse op basis waarvan het organischekoolstofgehalte wordt berekend, mag maximaal drie jaar oud zijn. Als het koolstofgehalte niet bekend is, wordt op de bovenste bodemlaag van minimaal 23 cm of maximaal 30 cm het gehalte aan organische koolstof bepaald en uitgedrukt in % C;
  5° de te verwachten depositie van stikstof, uitgedrukt in kg stikstof per ha;
  6° de te verwachten verliezen van stikstof, uitgedrukt in kg stikstof per ha, door onder meer uitspoeling en denitrificatie. Dat stikstofverlies moet berekend worden tot het einde van de periode dat de teelt, waarop het bemestingsadvies betrekking heeft, stikstof zal opnemen.
  Op basis van al de elementen, vermeld in het derde lid, wordt geadviseerd hoe de bemesting op het betreffende perceel uitgevoerd moet worden. De voor de teelt in kwestie aanbevolen hoeveelheid meststoffen, uitgedrukt in kilogram werkzame stikstof, wordt daarbij vermeld, en het optimale tijdstip van de bemesting wordt aangegeven. Als een gefractioneerde bemesting geadviseerd wordt, moet vermeld worden op welk tijdstip welke hoeveelheid meststoffen opgebracht moet worden. Als door specifieke bemestingstechnieken toe te passen minder meststoffen gebruikt moeten worden, moet op het bemestingsadvies vermeld worden met hoeveel kilogram werkzame stikstof de aanbevolen hoeveelheid meststoffen verminderd moet worden als de specifieke bemestingstechniek in kwestie toegepast wordt.
  Elk van de elementen, vermeld in het derde lid, uitgedrukt in de overeenkomstige waarden en de eenheden, moet vermeld worden op het bemestingsadvies, dat aan de landbouwer wordt bezorgd.
  De in het bemestingsadvies geadviseerde bemestingspraktijk moet in overeenstemming zijn met de bepalingen van het Mestdecreet.
  § 5. De landbouwer zorgt ervoor dat de in het bemestingsadvies geadviseerde hoeveelheid meststoffen op het perceel in kwestie niet wordt overschreden. Ter staving daarvan houdt de landbouwer voor het perceel in kwestie een bemestingsregister bij als vermeld in artikel 20 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2008 houdende nadere bepalingen aangaande de inventarisatie van gegevens in het kader van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.
  Om de in het bemestingsadvies geadviseerde hoeveelheid werkzame stikstof om te rekenen naar de totale inhoud aan stikstof, wordt gebruikgemaakt van de omrekeningstabel, [1 als vermeld in artikel 3, 69°, van het Mestdecreet van 22 december 2006]1.
  De landbouwer blijft ervoor verantwoordelijk dat op het perceel waarop het bemestingsadvies betrekking heeft, de bepalingen van het Mestdecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan worden nageleefd.
  Het bemestingsadvies wordt samen met het bijbehorende bemestingsregister door de landbouwer bijgehouden.
  ----------
  (1)<MB 2011-07-04/05, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-02-2011>

Art.4.§ 1. Het bemestingsplan, vermeld in artikel 2, § 3, eerste lid, 3°, moet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in dit artikel.
  § 2. Het bemestingsplan van een kalenderjaar moet uiterlijk op 15 februari van dat kalenderjaar ter controle kunnen worden voorgelegd.
  § 3. Het bemestingsplan wordt bijgehouden en aangevuld op het bedrijf.
  § 4. De landbouwer mag alle nuttige documenten en bescheiden aanwenden om het bemestingsplan te onderbouwen.
  § 5. Het bemestingsplan bevat ten minste :
  1° per diercategorie als vermeld in artikel 27, § 1, eerste lid, van het Mestdecreet :
  a) de te verwachten gemiddelde veebezetting in het lopende kalenderjaar;
  b) het staltype waarin de dieren in kwestie zullen worden gehouden, vermeld in artikel 11, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2007 tot uitvoering van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;
  c) de te verwachten nettoproductie aan dierlijke mest, berekend op basis van de gegevens, vermeld in a) en b), en uitgedrukt in kg N, in kg werkzame stikstof, en in kg P2O5;
  2° per mestsoort die op het bedrijf in kwestie in het lopende kalenderjaar geproduceerd zal worden :
  a) de opslagcapaciteit;
  b) de te verwachten hoeveelheid die op het bedrijf in kwestie in het lopende kalenderjaar geproduceerd zal worden, uitgedrukt in kg N, in kg werkzame stikstof, in kg P2O5, en in ton of in m3;
  3° voor elk perceel dat of elke perceelsgroep die behoort tot het bedrijf :
  a) een schets van de ligging van het perceel in kwestie of van de perceelsgroep in kwestie;
  b) een opgave van de oppervlakte, de voorteelt, de hoofdteelt en de nateelt van het perceel in kwestie of van de perceelsgroep in kwestie;
  c) de vermelding of voor het perceel in kwestie of voor de perceelsgroep in kwestie gebruikgemaakt wordt van de mogelijkheden die voortvloeien uit de uitvoering van een beschikking van de Europese Commissie tot verlening van een door de lidstaat België op grond van de nitraatrichtlijn gevraagde derogatie;
  d) de te verwachten nutriëntenbehoefte van de gewassen, uitgedrukt in kg N, in kg werkzame stikstof, en in kg P2O5;
  e) de dierlijke mest, andere meststoffen en kunstmest, die de landbouwer op het perceel in kwestie of de perceelsgroep in kwestie plant op te brengen, gespecificeerd volgens mestsoort en uitgedrukt in kg P2O5, in kg N, in kg werkzame stikstof, en in ton of m3;
  f) de dierlijke mest die de landbouwer op het perceel in kwestie of de perceelsgroep in kwestie plant op te brengen, door uitscheiding door dieren bij beweiding, uitgedrukt in kg N, in kg werkzame stikstof, en in kg P2O5;
  4° de hoeveelheid dierlijke mest en andere meststoffen die de landbouwer in het lopende kalenderjaar plant aan te voeren of af te voeren, berekend op basis van de gegevens, vermeld in punt 1°, 2° en 3°, gespecificeerd volgens mestsoort en uitgedrukt in kg P2O5, in kg N, in kg werkzame stikstof, en in ton of m3;
  5° de hoeveelheid kunstmest die de landbouwer in het lopende kalenderjaar plant te gebruiken, berekend op basis van de gegevens, vermeld in punt 1°, 2° en 3°, gespecificeerd volgens mestsoort en uitgedrukt in kg P2O5, in kg N, en in ton of m3.
  Om de in het bemestingsplan vermelde hoeveelheid werkzame stikstof om te rekenen naar de totale inhoud aan stikstof, wordt gebruikgemaakt van de omrekeningstabel, [1 als vermeld in artikel 3, 69°, van het Mestdecreet van 22 december 2006]1.
  § 6. De landbouwer moet bij elke wijziging van zijn bedrijfsvoering overwegen of het plan gewijzigd moet worden of aangevuld moet worden met nieuwe stukken. Elke wijziging in het plan moet worden uitgevoerd binnen zeven kalenderdagen na de wijziging van de geplande bedrijfsvoering, zodat het plan op permanente wijze een waarheidsgetrouw beeld geeft van de bedrijfsvoering op het vlak van bemesting.
  ----------
  (1)<MB 2011-07-04/05, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-02-2011>

Art.5. De landbouwer die maatregelen opgelegd krijgt, ter uitvoering van artikel 3, vierde en vijfde lid, van het Maatregelenbesluit, wordt daarvan door de Mestbank op de hoogte gebracht met een aangetekende brief.
  De landbouwer kan binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte op de post van de aangetekende brief, vermeld in het eerste lid, met een aangetekende brief die gericht is aan het afdelingshoofd van de Mestbank, bezwaar indienen.
  Het afdelingshoofd van de Mestbank neemt een beslissing binnen zes maanden vanaf de afgifte op de post van de aangetekende brief, vermeld in het tweede lid. De beslissing wordt per aangetekende brief bezorgd aan de indiener van het bezwaar.
  De indiening van een bezwaar schorst de aangevochten beslissing niet.

Art.6. Als de aangetekende brief, vermeld in artikel 5, eerste lid, na 1 februari is afgegeven op de post, beschikt de landbouwer, in afwijking van de artikelen 2, § 3, derde lid, 2, § 4, derde lid, 3, § 1, tweede lid, en 4, § 2, over een termijn van veertien dagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte op de post van de aangetekende brief, vermeld in artikel 5, eerste lid, om de verplichtingen, vermeld in de artikelen 2, § 3, derde lid, 2, § 4, derde lid, 3, § 1, tweede lid, en 4, § 2, na te komen.

Art.7. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

  Brussel, 11 februari 2011.
  De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur,
  J. SCHAUVLIEGE


BIJLAGE.
Art. N.
  <Opgeheven bij MB 2011-07-04/05, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 17-02-2011>