Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

18 JULI 2011. - Ministerieel besluit tot wijziging van diverse bepalingen van het ministerieel besluit van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw



Inhoudstafel:


Art. 1-16
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001035453 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Aan artikel 1 van het ministerieel besluit van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw worden een tweede, derde en vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt :
  " Voor de bedrijfsleider die minder dan twee jaar gevestigd is als landbouwer op het tijdstip van de aanvraag van de investeringssteun, zijn de voorwaarden inzake vakbekwaamheid en deskundigheid voor vestiging van toepassing als vermeld in artikel 2 van dit besluit.
  Om de duurtijd te bepalen van de periode gedurende dewelke de bedrijfsleider zich toegelegd heeft op de land- of tuinbouwproductie, vermeld in het eerste lid, wordt rekening gehouden met bewezen beroepsactiviteit als bedrijfsleider, bedrijfsleider tweede categorie, meewerkend echtgenoot, zelfstandig helper en werknemer op een landbouwbedrijf. Er wordt geen rekening gehouden met beroepsactiviteit opgedaan op een leeftijd van minder dan 16 jaar, als hobbylandbouwer of als gelegenheidsarbeidskracht.
  Over de gelijkwaardigheid van een diploma of een getuigschrift van een basisopleiding met een basisopleiding, vermeld in het eerste lid, 1 en 2, wordt beslist op basis van een gemotiveerde en gedocumenteerde aanvraag. "

Art.2. Aan artikel 2 van het hetzelfde besluit worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt :
  " Om de duurtijd te bepalen van de periode gedurende dewelke de bedrijfsleider zich toegelegd heeft op de land- of tuinbouwproductie, vermeld in het eerste lid, wordt rekening gehouden met bewezen beroepsactiviteit als bedrijfsleider, bedrijfsleider tweede categorie, meewerkend echtgenoot, zelfstandig helper en werknemer op een landbouwbedrijf. Er wordt geen rekening gehouden met beroepsactiviteit opgedaan op een leeftijd van minder dan 16 jaar, als hobbylandbouwer of als gelegenheidsarbeidskracht.
  Over de gelijkwaardigheid van een diploma of een getuigschrift van een basisopleiding met een basisopleiding landbouw of een installatieattest, vermeld in het eerste lid, wordt beslist op basis van een gemotiveerde en gedocumenteerde aanvraag. "

Art.3. Aan artikel 3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 20 januari 2009, worden een tweede, derde en vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt :
  " De bedrijfseconomische boekhouding kan vervangen worden door :
  1° een boekhouding die gevoerd wordt door handelsvennootschappen of vennootschappen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, door middel van een stelsel van boeken en rekeningen met inachtneming van de regels van het dubbelboekhouden;
  2° een bewijskrachtige fiscale boekhouding, waarbij in de loop van het boekjaar de verschillende goederen- en geldstromen systematisch en regelmatig worden geregistreerd en jaarlijks een begin- en eindinventaris, een balans en een gedetailleerde resultatenrekening opgesteld worden.
  Overschakelen van bedrijfseconomische boekhouding naar een type boekhouding, als vermeld in het tweede lid, is alleen mogelijk bij de start van een nieuw boekjaar.
  De boekhouding wordt gedurende tien jaar bijgehouden in geval van vestigingssteun of van investeringssteun die betrekking heeft op goederen in onroerende staat, en gedurende vijf jaar in de overige gevallen. "

Art.4. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 4. De naleving van de wettelijke normen inzake leefmilieu, hygiëne, dierenwelzijn en ruimtelijke ordening, vermeld in artikel 4 en 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, kan aangetoond worden met een van de volgende documenten :
  1° een milieuvergunning die de uitoefening van alle bestaande en nieuw geplande bedrijfsactiviteiten, die overeenkomstig het VLAREM onderworpen zijn aan het bezit van een milieuvergunning, toelaat op het landbouwbedrijf waar de investering uitgevoerd wordt of waar de jonge landbouwer zich vestigt;
  2° een attest waaruit blijkt dat het veebedrijf beschikt over voldoende nutriëntenemissierechten voor de exploitatie van de beoogde productiecapaciteit na de uitvoering van de investeringen of bij de vestiging van de jonge landbouwer. Rekening houdend met een aanvaardbare leegstand om sanitaire of bedrijfstechnische redenen, wordt de vereiste hoeveelheid nutriëntenemissierechten bepaald door de productiecapaciteit, uitgedrukt in een aantal dierplaatsen, te vermenigvuldigen met de nutriëntenemissierechten per diersoort zoals weergegeven in de bijlage bij het Decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen. De productiecapaciteit, uitgedrukt in een aantal dierplaatsen, blijkt uit de goedgekeurde bouwplannen, de plattegronden van de bedrijfsgebouwen die horen bij de milieuvergunning, met aanduiding van de vergunde plaatsen en de vaststellingen door de bevoegde ambtenaar op het bedrijf;
  3° een attest dat na afwerking van de bouw van een ammoniakemissiearme stal en de uitvoering van de verschillende ammoniakemissiearme stalsystemen die daarin verwerkt zijn, door de toezichthoudende architect, ingenieur-architect, burgerlijk bouwkundig ingenieur, industrieel ingenieur bouwkunde, landbouwkundig ingenieur of bio-ingenieur, afgeleverd wordt en dat aantoont dat de bouwwerken werden uitgevoerd conform de VLAREM-lijst van ammoniakemissiearme staltechnieken;
  4° een bewijs van erkenning, toelating of registratie van activiteiten inzake hoeveproducten door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen voor investeringen die betrekking hebben op het vervaardigen en commercialiseren van hoeveproducten;
  5° een bewijs van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen dat voldaan is aan de sanitaire uitrustingsvoorwaarden voor het houden van varkens of van een uitdraai van bewijskrachtige databankgegevens daarover, bij investeringen in de varkenshouderij;
  6° vaststellingen door de bevoegde ambtenaar op het bedrijf over de naleving van de normen inzake dierenwelzijn als er voor de beoefende activiteiten wettelijke verplichtingen gelden op het vlak van dierenwelzijn;
  7° een stedenbouwkundige vergunning bij het oprichten van bedrijfsgebouwen, bij vernieuwbouw en voor alle werkzaamheden in onroerende staat waarvoor een stedenbouwkundige vergunning vereist is. De uitvoering van de werkzaamheden en de uiteindelijke bestemming van het bedrijfsgebouw zijn in overeenstemming met de stedenbouwkundige vergunning en de bouwvoorschriften.
  Als tijdens de periode waarin de steun verleend wordt, een wijziging optreedt waardoor de wettelijke normen inzake leefmilieu, hygiëne, dierenwelzijn en ruimtelijke ordening, vermeld in artikel 4 en 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, niet meer gerespecteerd worden, kan de steun geheel of gedeeltelijk stopgezet en teruggevorderd worden. "

Art.5. Artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 januari 2009, wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 5. Het minimaal vereist brutobedrijfsresultaat per bedrijfsleider, vermeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, is vastgesteld op 50.000 euro vanaf het jaar 2010. "

Art.6. Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 6. Het bedrijfsplan, vermeld in artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, omvat :
  1° de naam en het adres van de aanvrager en van het bedrijf;
  2° een beschrijving van de bedrijfsactiviteiten, namelijk het teeltplan en de veebezetting;
  3° een opgave van de onvolkomenheden in de bedrijfsstructuur, zoals :
  a) verouderde, onaangepaste of onvoldoende bedrijfsgebouwen;
  b) verouderd of onaangepast machinepark;
  c) onaangepaste of achterhaalde productiemethodes;
  d) niet-verantwoorde milieubelastende bedrijfsvoering;
  e) gebrek aan energiebesparende bedrijfsmaatregelen;
  f) onvoldoende hygiënische bedrijfsomstandigheden;
  g) tekortkomingen inzake dierenwelzijn;
  4° een beschrijving van de investeringen, de netto-investeringskosten en de gesubsidieerde investeringskosten;
  5° een opsomming van de doelstellingen van het bedrijfsplan, zoals :
  a) behoud van een arbeidsplaats in de landbouw;
  b) verlaging van de productiekosten;
  c) verbetering en omschakeling van de productie;
  d) verhoging van de kwaliteit van de productie;
  e) verbetering van het leefmilieu, de hygiënische omstandigheden of de bedrijfstoestand op het gebied van dierenwelzijn;
  f) bevordering van de diversificatie van de activiteiten op het landbouwbedrijf;
  6° de vermelding van een aantal kengetallen over de bedrijfsomvang, namelijk het brutobedrijfsresultaat, het aantal bedrijfsleiders, het brutobedrijfsresultaat per bedrijfsleider en het minimaal vereiste brutobedrijfsresultaat per bedrijfsleider.
  Voor investeringen ter verbetering van het leefmilieu wordt het bedrijfsplan aangevuld met specifieke technische gegevens die toelaten de effecten van de investering ter verbetering van het leefmilieu te kwantificeren.
  Het bedrijfsplan wordt opgesteld en ondertekend door de bevoegde ambtenaar en het wordt bezorgd aan de aanvrager. "

Art.7. Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 8. De berekening van het brutobedrijfsresultaat per bedrijfsleider met betrekking tot het aantonen van een voldoende bedrijfsomvang, vermeld in artikel 5 en 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, gebeurt op de wijze, vermeld in het tweede tot en met het vierde lid.
  Het brutobedrijfsresultaat van het landbouwbedrijf kan ofwel vereenvoudigd berekend worden door de oppervlakte van de teelten en de aantallen dieren te vermenigvuldigen met een gemiddeld brutobedrijfsresultaat per eenheid en het resultaat te verhogen met inkomensvervangende steun, ofwel met controleerbare boekhoudkundige gegevens van het laatste boekjaar. Onder brutobedrijfsresultaat wordt het verschil verstaan tussen bedrijfsopbrengsten en operationele kosten op de wijze zoals beschreven in de bijlage bij het ministerieel besluit van 1 oktober 2007 betreffende bepalingen en minimumstandaard voor bedrijfseconomische boekhouding in de landbouw, dienstig als basis voor de door de Vlaamse overheid gesteunde adviseringssystemen.
  Het aantal bedrijfsleiders bedraagt één als het landbouwbedrijf geëxploiteerd wordt door een eenmanszaak. Het is gelijk aan het aantal vennoten als het landbouwbedrijf geëxploiteerd wordt door een maatschap, en het is gelijk aan het aantal beherende vennoten, zaakvoerders of bestuurders als het landbouwbedrijf geëxploiteerd wordt door een rechtspersoon landbouwer.
  De bedrijfsleider is aangesloten bij een sociale kas voor zelfstandigen op basis van de landbouwactiviteiten in een eenmanszaak, een maatschap of een rechtspersoon landbouwer. De bedrijfsleider is bekend bij de Administratie der Directe Belastingen met beroepsinkomen zoals bedoeld in artikel 1, 2° en 3° van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, en toont dat aan met het laatst beschikbare aanslagbiljet van de personenbelasting. Als in een eenmanszaak beide echtgenoten voltijds werken, allebei zijn aangesloten bij een sociale kas voor zelfstandigen en een apart beroepsinkomsten uit hun zelfstandige landbouwactiviteiten aangeven bij de Administratie der Directe Belastingen, bedraagt het aantal bedrijfsleiders twee. "

Art.8. Artikel 9 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 20 januari 2009, wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 9. Het bedrijfsplan bij vestiging, vermeld in artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, omvat :
  1° de naam en het adres van de aanvrager en van het bedrijf;
  2° een beschrijving van de bedrijfsactiviteiten, namelijk het teeltplan en de veebezetting;
  3° een opgave van de onvolkomenheden in de bedrijfsstructuur, zoals :
  a) verouderde, onaangepaste of onvoldoende bedrijfsgebouwen;
  b) verouderd of onaangepast machinepark;
  c) onaangepaste of achterhaalde productiemethodes;
  d) niet-verantwoorde milieubelastende bedrijfsvoering;
  e) gebrek aan energiebesparende bedrijfsmaatregelen;
  f) onvoldoende hygiënische bedrijfsomstandigheden;
  g) tekortkomingen inzake dierenwelzijn;
  4° een opsomming van de documenten en attesten die overeenkomstig de bepalingen van artikel 10 van dit besluit voorgelegd werden ter staving van de bedrijfszekerheid;
  5° een beschrijving van de aard van de vestigingskosten, het bedrag van de vestigingskosten en de gesubsidieerde vestigingskosten;
  6° een opsomming van nagestreefde doelstellingen van het bedrijfsplan, zoals :
  a) behoud van een arbeidsplaats in de landbouw;
  b) verlaging van de productiekosten;
  c) verbetering en omschakeling van de productie;
  d) verhoging van de kwaliteit van de productie;
  e) verbetering van het leefmilieu, de hygiënische omstandigheden of de bedrijfstoestand op het gebied van dierenwelzijn;
  f) bevordering van de diversificatie van de activiteiten op het landbouwbedrijf;
  7° de vermelding van een aantal kengetallen over de bedrijfsomvang, namelijk het brutobedrijfsresultaat, het aantal bedrijfsleiders, het brutobedrijfsresultaat per bedrijfsleider en het minimaal vereiste brutobedrijfsresultaat per bedrijfsleider;
  8° een opsomming van de voorwaarden waaronder de vestigingssteun verleend wordt.
  Het bedrijfsplan wordt opgesteld en ondertekend door de bevoegde ambtenaar en het wordt bezorgd aan de jonge landbouwer die er kennis van neemt en de gepaste maatregelen neemt om te voldoen aan de voorwaarden waaronder de vestigingssteun verleend wordt. "

Art.9. In hetzelfde besluit wordt een artikel 12/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " Art. 12/1. De investeringen waarvoor coöperatieve vennootschappen, type machineringen, steun kunnen verkrijgen als vermeld in artikel 21 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, zijn machineloodsen en machines, met inbegrip van machines voor agrarisch natuurbeheer, die gemeenschappelijk gebruikt worden door de aangesloten leden. "

Art.10. Artikel 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 12 september 2001 en 6 september 2002, wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 14. Met toepassing van artikel 28 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, wordt bepaald dat de steunverlening, vermeld in artikel 6 en 21 van voormeld besluit, die betrekking heeft op subsidiabele investeringen die gefinancierd worden met eigen middelen of subsidiabele investeringen die in aanmerking komen voor 8 % steun, altijd verleend wordt in de vorm van een investeringspremie. De steun die betrekking heeft op de overige subsidiabele investeringen die gefinancierd worden met een lening, aangegaan bij een door het VLIF erkende kredietinstelling, wordt verleend onder de vorm van een rentetoelage, aangevuld met een investeringspremie. Voor die laatste investeringen zal bij de toekenning van de steun de rentetoelage voorrang hebben op de investeringspremies. De omvang van de aanvullende investeringspremie, uitgedrukt in een percentage van het gesubsidieerde bedrag, is gelijk aan het verschil tussen de steunintensiteit die van toepassing is, en de actuele waarde van de rentetoelage, ook uitgedrukt in een percentage van het gesubsidieerde bedrag. De actuele waarde van de rentetoelage wordt berekend aan de hand van het percentage en de duur van de rentetoelage, de duur van de vrijstelling, het aantal kapitaalaflossingen per jaar en een actualisatievoet. De actualisatievoet is gelijk aan de actualisatievoet die door de Europese Unie bepaald wordt voor België en van toepassing was op 1 januari van het jaar van de aanvraag van steun. "

Art.11. In hetzelfde besluit wordt een artikel 14/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " Art. 14/1. Met toepassing van artikel 28 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, wordt bepaald dat voor de steunverlening, vermeld in artikel 6 van voormeld besluit, de steun voor investeringen op landbouwbedrijven aan de volgende voorwaarden voldoet :
  1° de maximale duur van de rentetoelage bedraagt tien jaar voor investeringen in onroerende staat en vijf jaar voor andere investeringen;
  2° de rentetoelage wordt verleend zonder rekening te houden met uitstel van kapitaalaflossingen, tenzij de steun betrekking heeft op investeringen waarvoor de aanvraag van steun ingediend wordt binnen een termijn van één jaar na de vestiging van een bedrijfsleider van het bedrijf waar de investering uitgevoerd wordt. Als de financieel-economische toestand van het bedrijf dat verantwoordt, kan tijdens de periode waarin de steun verleend wordt maximaal drie keer één jaar vrijstelling van aflossing verkregen worden zonder verhoging van de steun;
  3° de rentetoelage en de investeringspremie zijn volledig verworven als de voorwaarden voor de steun permanent vervuld worden gedurende tien jaar voor investeringen in onroerende staat en gedurende vijf jaar voor andere investeringen. Vanaf het tijdstip dat de voorwaarden niet meer vervuld zijn, wordt de rentetoelage stopgezet. De investeringspremie wordt herberekend en pro rato teruggevorderd voor de periode waarin de voorwaarden niet meer vervuld zijn. De voorwaarden moeten minstens één jaar vervuld geweest zijn;
  4° als een natuurlijke persoon landbouwer die steun geniet inde vorm van een rentetoelage en een investeringspremie, de exploitatie van het landbouwbedrijf overdraagt naar een rechtspersoon landbouwer die voldoet aan de bepalingen van artikel 1, 3°, a) en b), van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, worden de rentetoelage en de aanvullende investeringspremie behouden en voortgezet ten gunste van de rechtspersoon landbouwer als de investeringsgoederen die het voorwerp zijn van die steun en de kredieten voor de financiering van die goederen, in de vorm van een inbreng in natura, een kapitaalverhoging of een quasi inbreng, in volle eigendom en onverdeeld overgedragen worden aan de rechtspersoon landbouwer. De investeringspremie voor investeringen die gefinancierd zijn met eigen middelen, wordt behouden als de investeringsgoederen die het voorwerp zijn van die steun, in de vorm van een inbreng in natura, een kapitaalverhoging of een quasi inbreng, overgedragen worden aan de rechtspersoon landbouwer waarvan de overdrager gedurende de resterende duur van de steun beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder blijft;
  5° als een natuurlijke persoon landbouwer die steun geniet in de vorm van een rentetoelage en investeringspremie, de exploitatie van het landbouwbedrijf overdraagt aan een maatschap, worden de rentetoelage en de investeringspremie behouden als de investeringsgoederen zonder overdreven vergoeding ter beschikking gesteld worden van de maatschap en als de natuurlijke persoon landbouwer blijft en de goederen in eigendom houdt tijdens de periode waarin de steun wordt verleend;
  6° de investeringspremie wordt in twee gelijke delen betaald, gespreid over de twee jaren die volgen op de beëindiging van de investering en na controle van de investerings- en betalingsbewijzen, op voorwaarde dat de opgelegde voorwaarden vervuld zijn. Als de investeringspremie kleiner is dan 1.000 euro, wordt die in één keer betaald;
  7° de maximale duur van de waarborg bedraagt tien jaar. De maximumduur wordt op vijftien jaar gebracht voor investeringen waarvoor de aanvraag van steun ingediend wordt binnen een termijn van één jaar die volgt op de vestiging van een bedrijfsleider van het bedrijf waar de investering uitgevoerd wordt. Als de financieel-economische toestand van het bedrijf dat verantwoordt, kan de periode waarin de waarborg verleend wordt, maximaal drie keer met één jaar verlengd worden;
  8° de volgende investeringen opgesomd in de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, komen in aanmerking voor een rentetoelage en een investeringspremie als rekening gehouden wordt met de volgende verduidelijkingen :
  a) nieuwe commercieel beloftevolle fruitvariëteiten zijn de appelvariëteiten Pinova en Evelina, Topaz en mutanten, Rubinstep (PirouetteR), Nicogreen (GreenstarR), Nicoter (KanziR), Civni (RubensR), Diwa (JunamiR), Fresco (WellantR), Belgica, Braeburn mutanten Hillwell en Maririred, Santana en Delcorf mutanten Appache, SissiredR, Machiels en Zari en de perenvariëteiten Rode Doyenné Van Doorn (Sweet SensationR), Saels (Corina) en Dicolor;
  b) geavanceerde spuitmachines zijn een tunnelspuit, een dwarsstroomspuit met groendetectiesensoren, reflectieschermen of collectors, een spuit met luchtondersteuning, een spuit met afgeschermde spuitbomen en een rijen- of beddenspuit;
  c) hernieuwbare brandstoffen zijn pure plantaardige olie, biodiesel, bio-ethanol, biogas, korte omloophout, afvalhout en stro;
  d) fotovoltaïsche zonnecellen hebben maximaal een productiecapaciteit die afgestemd is op de jaarlijkse behoefte aan elektriciteit van het landbouwbedrijf;
  e) een installatie voor warmtekrachtkoppeling heeft maximaal een capaciteit die in overeenstemming is met de warmtebehoefte van het landbouwbedrijf;
  f) investeringen voor de productie van hoeveproducten zijn de specifieke afwerking van bedrijfsgebouwen, de vaste uitrusting van die gebouwen en de machines en het materieel die uitsluitend bestemd zijn voor die activiteit;
  g) investeringen voor de verkoop van hoeveproducten zijn een hoevewinkel met uitrusting, een verbruikerslokaal, een verkoopautomaat en een koel- en marktwagen. De producten worden verkocht op de hoeve zelf, op een boerenmarkt door de producent zelf, via voedselteams, groenteabonnementen of in coöperatief verband;
  h) de bedrijfsgebouwen en constructies in onroerende staat liggen in het Vlaamse Gewest en maken deel uit van een bedrijf waarvan de hoofdzetel en de maatschappelijke zetel, in geval van een rechtspersoon landbouwer, in België liggen en waar de voorwaarden voor de steun permanent controleerbaar zijn. "

Art.12. Artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 12 september 2001 en 6 september 2002, wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 15. Met toepassing van artikel 28 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, wordt bepaald dat voor de steunverlening, vermeld in artikel 12 van voormeld besluit, de steun aan de vestiging van jonge landbouwers, aan de volgende voorwaarden voldoet :
  1° de maximale duur van de rentetoelage bedraagt tien jaar;
  2° één jaar uitstel van kapitaalaflossing kan verkregen worden. Als de financieel-economische toestand van het bedrijf dat verantwoordt, kan bijkomend maximaal twee keer één jaar vrijstelling van aflossing verkregen worden zonder verhoging van de steun;
  3° de rentetoelage en de vestigingspremie worden volledig verworven als de voorwaarden voor de steun permanent vervuld zijn gedurende tien jaar. Vanaf het tijdstip dat de voorwaarden niet meer vervuld zijn, wordt de rentetoelage stopgezet. De vestigingspremie wordt herberekend en pro rato teruggevorderd voor de periode waarin de voorwaarden niet meer vervuld zijn. De voorwaarden moeten minstens één jaar vervuld geweest zijn;
  4° als een natuurlijke persoon landbouwer die steun geniet in de vorm van een rentetoelage en een vestigingspremie, de exploitatie van het landbouwbedrijf overdraagt aan een rechtspersoon landbouwer die voldoet aan de bepalingen van artikel 1, 3°, a) en b), van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, worden de rentetoelage en de vestigingspremie behouden en voortgezet als de goederen die het voorwerp zijn van die steun, in de vorm van een inbreng in natura of een kapitaalverhoging, overgedragen worden aan de rechtspersoon landbouwer waarvan de overdrager gedurende de resterende periode waarin de steun verleend wordt, beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder blijft. De inbreng van de gesubsidieerde goederen wordt volledig vergoed in aandelen en de kredieten voor de financiering van die goederen worden niet overgedragen aan de rechtspersoon landbouwer;
  5° als een natuurlijke persoon landbouwer die steun geniet in de vorm van een rentetoelage en vestigingspremie, de exploitatie van het landbouwbedrijf overdraagt aan een maatschap, worden de rentetoelage en de vestigingspremie behouden als de goederen die het voorwerp uitmaken van de steun, zonder overdreven vergoeding, ter beschikking gesteld worden van de maatschap, en de natuurlijke persoon landbouwer blijft en de goederen in eigendom houdt tijdens de periode waarin de steun wordt verleend;
  6° de vestigingspremie wordt in twee gelijke delen betaald, gespreid over de twee jaren die volgen op de beëindiging van de vestigingsverrichtingen en na controle van de vestigingskosten en de betaling ervan, als de opgelegde voorwaarden vervuld zijn;
  7° de maximale duur van de waarborg bedraagt vijftien jaar;
  8° de in aanmerking te nemen vestigingskosten kunnen betrekking hebben op de volgende vestigingsverrichtingen die plaatsvinden binnen een periode van één jaar nadat de jonge landbouwer verantwoordelijk of medeverantwoordelijk geworden is voor het beheer van het landbouwbedrijf en als zodanig geïdentificeerd werd door de afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het Agentschap voor Landbouw- en Visserij :
  a) de overname van de bedrijfsbekleding, beperkt tot vee, materieel, aanplantingen, voorraden, vruchten te velde en navetten van een of meer bestaande bedrijven gelegen in het Vlaamse Gewest, op basis van geregistreerde overnamecontracten en gedetailleerde inventarissen van de overgenomen goederen. Voor het materieel en de aanplantingen wordt de ouderdom vermeld;
  b) de aankoop van vee, nieuw materieel en voorraden, gericht op het vervolledigen van de bekleding van een of meer bestaande bedrijven gelegen in het Vlaamse Gewest die niet of gedeeltelijk in productie zijn, of de vervanging van vee en materieel dat niet overgenomen wordt, voor zover de verrichtingen bedrijfseconomisch verantwoord zijn;
  c) de aankoop van vee en voorraden ter gelegenheid van de ingebruikname van een nieuw bedrijf in het Vlaamse Gewest ter vervanging van een of meer veebedrijven die hun activiteiten stopzetten en waarvan de nutriëntenemissierechten overgenomen zijn;
  d) de met een notariële akte bewezen aankoop van bedrijfsgebouwen in het Vlaamse Gewest, inclusief de vaste uitrusting en constructies in onroerende staat die minder dan vijftien jaar oud zijn. Het subsidiabel bedrag wordt dan bepaald op basis van de in de bijlage die bij dit besluit gevoegd is vermelde normbedragen per m2 of per dierplaats bij nieuwbouw en de gangbare afschrijvingsduur voor dergelijke bedrijfsgebouwen of constructies zonder dat het reële betaalde bedrag overschreden wordt;
  e) de overname van aandelen van een rechtspersoon landbouwer met minstens één volledig werkingsjaar en één afgesloten boekjaar, die een landbouwbedrijf exploiteert in het Vlaamse Gewest en die voldoet aan de bepalingen van artikel 1, 3°, a) en b), van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, in het kader van de vestiging als beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder van die rechtspersoon landbouwer op basis van een geregistreerde overeenkomst inzake de overname van aandelen en met inachtneming van de volgende voorwaarden. Het subsidiabel bedrag wordt bepaald op basis van de boekwaarde van het aandeel en de subsidiabele fractie. De boekwaarde van een aandeel is gelijk aan de waarde van het eigen vermogen van de rechtspersoon landbouwer zoals vermeld in de balans van het laatste afgesloten boekjaar voor de overname, gedeeld door het aantal aandelen. Voor de landbouwvennootschap vermeld in artikel 1, 3°, b) van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, die geen jaarrekening opstelt, wordt voorafgaand aan de overname van aandelen een controleerbare balans opgemaakt. De subsidiabele fractie wordt verkregen door de som van de waarde van de aanvaardbare activa te delen door het balanstotaal. Binnen de activa worden gronden, woningen, immateriële vaste activa en financiële activa niet aanvaard. Liquide middelen en vorderingen worden aanvaard voor ten hoogste 10 % van het balanstotaal. De aanvaardbare waarde van de gebouwen, het materieel, de uitrusting en de dieren wordt bepaald met inachtneming van de normbedragen voor de bepaling van het maximale bedrag dat in aanmerking komt voor steun uit de bijlage die bij dit besluit is gevoegd;
  f) de overname van aandelen van een rechtspersoon landbouwer met minder dan één volledig werkingsjaar, die een landbouwbedrijf exploiteert gelegen in het Vlaamse Gewest en die voldoet aan de bepalingen van artikel 1, 3°, a) en b), van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, in het kader van de vestiging als beherend vennoot, zaakvoerder of bestuurder van die rechtspersoon landbouwer, op basis van een geregistreerde overeenkomst over de overname van aandelen en met inachtneming van navolgende voorwaarden. Het subsidiabel bedrag wordt bepaald op basis van de boekwaarde van het aandeel en de subsidiabele fractie. De boekwaarde van een aandeel is gelijk aan de waarde van het eigen vermogen van de rechtspersoon landbouwer zoals vermeld in een ter gelegenheid van de overname opgestelde controleerbare balans, gedeeld door het aantal aandelen. De balans geeft een getrouw beeld weer van de activa en de passiva van het landbouwbedrijf in exploitatie dat beschikt over de noodzakelijke milieuvergunning, productie- en emissierechten. De subsidiabele fractie wordt verkregen door de som van de waarde van de aanvaardbare activa te delen door het balanstotaal. Binnen de activa worden gronden, woningen, immateriële vaste activa en financiële activa niet aanvaard. Liquide middelen en vorderingen worden aanvaard voor ten hoogste 10 % van het balanstotaal. De aanvaardbare waarde van de gebouwen, het materieel, de uitrusting en de dieren wordt bepaald met inachtneming van de normbedragen voor de bepaling van het maximale bedrag dat in aanmerking komt voor steun uit de bijlage die bij dit besluit is gevoegd. "

Art.13. Artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 16 juni 2006, wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 16. Met toepassing van artikel 28 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, wordt voor de steunverlening, vermeld in artikel 17 en 19 van voormeld besluit, bepaald dat de steun die verleend wordt als compensatie van geleden schade en aan bedrijven in financiële moeilijkheden, aan de volgende voorwaarden voldoet :
  1° de maximale duur van de rentetoelage bedraagt drie jaar;
  2° als de steun de vorm heeft van een kapitaalpremie ter compensatie van de geleden schade, wordt die in één keer betaald na de eindcontrole van de voorwaarden;
  3° de maximale duur van de waarborg bedraagt drie jaar;
  4° de rentetoelage wordt verleend zonder rekening te houden met uitstel van kapitaalaflossingen. "

Art.14. Artikel 17 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 20 januari 2009, wordt vervangen door wat volgt.
  " Art. 17. Het minimale bedrag aan subsidiabele investerings- of vestigingskosten, vermeld in artikel 28 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, bedraagt netto 15.000 euro. De maximale bedragen voor subsidiabele investerings- en vestigingskosten zijn opgenomen in de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd. Het subsidiabele bedrag moet verantwoord worden met investeringsbewijzen van investeringen of verrichtingen die vermeld zijn op de aanvraag van steun, die gedateerd zijn binnen een termijn van twee jaar na de indiening van de aanvraag van steun, die betrekking hebben op subsidiabele investeringen van meer dan honderd euro en die geen andere vorm van investeringssteun krijgen van de overheid. Investerings- en vestigingskosten die betaald werden met contant geld, met middelen die verkregen zijn bij een vrijwillige verkoop of als vergoeding in het kader van een onteigening van het geheel of een deel van het landbouwbedrijf of met middelen die verkregen zijn als compensatie voor geleden schade, worden niet in rekening gebracht. "

Art.15. De bijlagen 1, 2, 3 en 4 van hetzelfde besluit, worden opgeheven, en bijlage 5 wordt vervangen door de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.

Art.16. Dit besluit heeft uitwerking voor de aanvragen van steun die sinds 6 september 2010 zijn ingediend, met uitzondering van artikel 12, 8° en de bijlage die bij dit besluit is gevoegd die in werking treden op de dag van bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

  Brussel, 18 juli 2011.
  De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid,
  K. PEETERS

BIJLAGE.
Art. N. Normbedragen voor de bepaling van het maximumbedrag dat in aanmerking komt voor steun
  1° Aanvaardbare investeringskosten



  
  
aard van het goednormbedrag zonder btw
  
a) melkveestal met voorzieningen voor het melken, melkinstallatie en melkkoeltank (zonder ruimte voor jongvee en stro-opslag) (1) : 5000 euro/koeplaats
  
b) melkveestal (alleen huisvesting melkkoeien) (1) :2750 euro/koeplaats
  
c) melkveestal (deel melkstand, wachtruimte, melkhuis, technische ruimte) (1) : 900 euro/koeplaats
  
d) melkinstallatie met melkkoeltank (1) :1350 euro/koeplaats
  
e) melkkoeltank (1) :225 euro/koeplaats
  
f) zoogkoeienstal (zonder stro-opslag) :2500 euro/koeplaats
  
g) vleesveestal :2150 euro/dierplaats
  
h) jongveestal (melk- en vleesvee) voor dieren tot één jaar :1350 euro/dierplaats
  
i) jongveestal (melk- en vleesvee) voor dieren ouder dan één jaar :2150 euro/dierplaats
  
j) vleeskalverstal :750 euro/dierplaats
  
k) zeugenstal (één stal voor guste, drachtige en kraamzeugen en biggen) :2.750 euro/zeugenplaats
  
l) stal voor guste en drachtige zeugen zonder ruimte voor voeropslag en voerkeuken :1.120 euro/zeugenplaats
  
m) kraamstal :3.920 euro/kraamhok
  
n) biggenstal (biggen van 7 tot 30 kg) :280 euro/biggenplaats
  
o) vleesvarkensstal :400 euro/vleesvarkenplaats
  
p) schapenstal (alleen huisvesting van dieren) :325 euro/dierplaats
  
q) geitenstal (alleen huisvesting van dieren) :600 euro/dierplaats
  
r) legkippenstal of stal voor (groot)ouderdieren van legrassen met huisvesting in aangepaste kooien : 25 euro/dierplaats
  
s) legkippenstal of stal voor (groot)ouderdieren van legrassen met grond- of volièrehuisvesting :28 euro/dierplaats
  
t) stal voor opfokpoeljen van legkippen :20 euro/dierplaats
  
u) vleeskuikenstal :11 euro/dierplaats
  
v) slachtkuikenouderdierenstal :45 euro/dierplaats
  
w) stal voor opfokpoeljen van slachtkuikenouderdieren :25 euro/dierplaats
  
x) paardenstal met boxen en inrichting :285 euro/m2
  
y) rijhal voor trainen van paarden :180 euro/m2
  
z) open loods :150 euro/m2
  
aa) gesloten loods (gepolierde vloer, geïsoleerd, poorten) zonder specifieke vaste uitrusting zoals witloofloods, fruitloods :200 euro/m2
  
ab) gesloten loods met specifieke uitrusting voor bewaren geoogste producten (ventilatie, koeling, verneveling...) :250 euro/m2
  
ac) sleufsilo : 75 euro/m2
  
ad) ULO-koelcel :1100 euro/m2
  
ae) gewone koelcel :250 euro/m2
  
af) licht verwarmde serres voor groenteteelt :55 euro/m2
  
ag) zwaar verwarmde serres voor groenteteelt met energiebesparende voorzieningen :100 euro/m2
  
ah) licht verwarmde serres voor sierteelt :75 euro/m2
  
ai) zwaar verwarmde serres voor sierteelt met energiebesparende voorzieningen en tabletten :150 euro/m2
  
aj) warmtekrachtinstallatie :500.000 euro per MW
  
ak) buffertank :150 euro/m3
  
al) inrichting witloofloods voor hydrocultuur :30.000 euro/ha forcerie
  
am) inrichting champignonbedrijf :375 euro/m2
  
an) erfverharding :25 euro/m2
  
ao) wateropslag :100 euro per m3
  
ap) afbraak serres :2,5 euro per m2
  
aq) opslag van mengmest om te voldoen aan nieuwe normen :100 euro per m3
  
ar) opslag van vaste mest om te voldoen aan nieuwe normen :25 euro per m2 grondoppervlakte
  
as) mestscheider op bedrijfsniveau :60.000 euro
  
at) investeringen in diversificatie naar niet landbouwactiviteiten type hoevetoerisme en dagrecreatie :150.000 euro per bedrijf
  
au) investeringen in productie en verkoop van hoeveproducten :300.000 euro per bedrijf
  
av) investeringen in productie van hernieuwbare energie via vergisting of verbranding (2) :700.000 euro per bedrijf
  
aw) photovoltaïsche zonnecellen :2,7 euro/Wp
  
ax) huisvesting van seizoenarbeiders :250 euro/m2 leefoppervlak
  
ay) aankoop bestaande bedrijfsgebouwen (3) :normbedrag bij nieuwbouw te verminderen met 1/15e per jaar ouderdom van het gebouw

  (1) Voor investeringen in de melkveehouderij wordt een aanvaardbaar aantal koeienplaatsen berekend. Dit aantal bedraagt 1,15 keer het melkquotum, gedeeld door 7000. Als het aantal koeienplaatsen lager is dan het resultaat van die berekening of lager dan 50, wordt het normbedrag gebruikt. Als het resultaat van die berekening hoger is en hoger dan 50, maar niet hoger dan 1,5 keer het melkquotum gedeeld door 7000, dan wordt het normbedrag per plaats vermenigvuldigd met een factor die verkregen wordt door het aanvaardbaar aantal koeienplaatsen te delen door het aantal koeienplaatsen. Als het resultaat van die berekening hoger is dan 1,5 keer het melkquotum gedeeld door 7000, dan is het normbedrag 0.
  (2) Minstens 30 % van de biomassa komt van energiegewassen van het bedrijf.
  (3) Voor de aankoop van bedrijfsgebouwen waarvoor er geen steun is bij nieuwbouw, bedraagt het normbedrag 0.
  2° Aanvaardbare vestigingskosten



  
  
diersoort of aard van het goedbedrag per dier of eenheid
  
a) melkkoe :1.050 euro
  
b) kalfvaars (melkvee) :1.125 euro
  
c) jongvee tussen één en twee jaar (melkvee) :690 euro
  
d) jongvee jonger dan één jaar (melkvee) :440 euro
  
e) fokstier :1.250 euro
  
f) zoogkoe :1.500 euro
  
g) kalfvaars (vleesvee) :1.500 euro
  
h) jongvee tussen één en twee jaar (vleesvee) :1.000 euro
  
i) jongvee jonger dan één jaar (vleesvee) :625 euro
  
j) vleeskalf :440 euro
  
k) zeug (zonder biggen) :340 euro
  
l) zeug (met biggen) :250 euro
  
m) jonge zeug :200 euro
  
n) beer :625 euro
  
o) big :30 euro
  
p) vleesvarken :85 euro
  
q) legkip :2 euro
  
r) vleeskuiken :1 euro
  
s) schaap :75 euro
  
t) geit :200 euro
  
u) voedster :7,5 euro
  
v) vleeskonijn :2,5 euro
  
w) machines en materieel :waarde verkregen met toepassing van de conventionele afschrijvingsduur met een restwaarde van 20 %
  
x) laagstamaanplanting van appel :12.000 euro per ha
  
y) laagstamaanplanting van peer :14.000 euro per ha
  
z) aspergeveld in productie5.000 euro per ha
  
aa) boomkwekerij- en sierteeltproducten (exclusief verkoopbare voorraad) :reële teeltkosten per ha
  
ab) klein gereedschap (inbegrepen boormachines, kettingzagen e.d.) :2.500 euro per bedrijf
  
ac) navetten :200 euro/ha
  
ad) vruchten te velde voor gangbare landbouwteelten exclusief nateelten en groenbemesters :750 euro/ha
  
ae) groenten te velde geteeld voor eigen risico :reële teeltkosten per ha
  
af) voorraad voeders, meststoffen, sproeistoffen en verkoopsklare producten :20.000 euro/bedrijf of 30.000 euro/bedrijf bij een inventaris zonder vruchten te velde

  Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 18 juli 2011 tot wijziging van diverse bepalingen van het ministerieel besluit van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en de installatie in de landbouw.
  Brussel, 18 juli 2011.
  De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid,
  K. PEETERS