24 MAART 2011. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de milieukwaliteitsnormen, de basiskwaliteitsnormen en de chemische normen voor de oppervlaktewateren tegen de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen en andere verontreinigende stoffen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-04-2011 en tekstbijwerking tot 08-01-2016)
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Voorwerp en begripsomschrijvingen
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Milieukwaliteitsnormen
Art. 4
HOOFDSTUK 4. - Inventaris van de emissies, lozingen en verliezen
Art. 5
HOOFDSTUK 5. - Programma's voor de monitoring van de chemische toestand van de oppervlaktewateren
Art. 6-13
HOOFDSTUK 6. - Verminderingsprogramma's
Art. 14-16
HOOFDSTUK 6/1. [1 - Aandachtstoffenlijst]1
Art. 16bis
HOOFDSTUK 7. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 17-19
BIJLAGEN.
Art. N1-N4
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Artikel 1. Dit besluit zet Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG, 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG om.
Bijlage 1 van dit besluit zet de lijst om van de prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid die is opgenomen onder bijlage X van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, zoals gewijzigd in overeenstemming met artikel 10 van Richtlijn 2008/105/EG.
HOOFDSTUK 2. - Voorwerp en begripsomschrijvingen
Art.2. Om te komen tot een goede chemische toestand van het oppervlaktewater en in overeenstemming met de milieudoelstellingen van artikel 11 van de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 oktober 2006 tot vaststelling van een kader betreffende het waterbeleid, heeft dit besluit tot doel milieukwaliteitsnormen vast te leggen voor prioritaire stoffen en bepaalde andere verontreinigende stoffen, (fysisch-chemische) basiskwaliteitsnormen en chemische normen voor gevaarlijke stoffen.
Om de naleving van de onder lid 1 bedoelde normen te controleren en een goede chemische toestand van de oppervlaktewateren te bereiken, stelt dit besluit monitoring-programma's vast in overeenstemming met artikel 37, §§ 1 en 2, van de voornoemde ordonnantie en voorziet het de maatregelen die worden bedoeld in de artikelen 44, § 2, 11° en 45 van dezelfde ordonnantie die bestemd zijn om de verontreiniging van de oppervlaktewateren op te heffen en/of te verminderen.
Art.3.De begripsomschrijvingen van artikel 5 van de voornoemde ordonnantie [1 en van artikel 3 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 december 2011 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand]1 zijn op voorliggend besluit van toepassing.
Voor de toepassing van voorliggend besluit wordt echter verstaan onder :
1° "ordonnantie" : de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 20 oktober 2006 tot vaststelling van een kader voor het waterbeleid;
2° "basiskwaliteitsnormen" : de normen zoals bepaald in bijlage 3 die het herstel of het behoud moeten verzekeren van een evenwichtige ontwikkeling van het biologisch leven in het betreffende water;
3° "MKN" : milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid;
4° "kwaliteitsdoelstelling" : toelaatbare concentratie in het oppervlaktewater voor een bepaalde stof, zoals bepaald in de bijlagen 2, 3 en 4;
5° "prioritaire stoffen" : de stoffen vermeld in de lijst van bijlage 1;
6° "gevaarlijke stoffen" : de stoffen zoals gedefinieerd in artikel 5, 30°, van de ordonnantie en die worden vermeld in bijlage 4;
7° "Verordening (EG)" : Verordening (EG) nr.166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad;
8° "Minister" : De Minister bevoegd voor Leefmilieu en Waterbeleid;
[1 9° "matrix" : een compartiment van het aquatische milieu, dat wil zeggen water, sediment of biota;
10° "biotataxon": een specifiek aquatisch taxon met een taxonomische rang van "subphylum", "klasse" of daaraan gelijkwaardige rang.]1
----------
(1)<BESL 2015-12-17/27, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 18-01-2016>
HOOFDSTUK 3. - Milieukwaliteitsnormen
Art.4.§ 1. Overeenkomstig artikel 2, lid 1 worden de in deel A van bijlage 2 bij dit besluit gedefinieerde MKN toegepast op oppervlaktewaterlichamen zoals bepaald in toepassing van bijlage I, punt 1, van de ordonnantie.
De MKN worden toegepast op de oppervlaktewaterlichamen in overeenstemming met de voorschriften van deel B van bijlage 2.
[1 Niettemin voor de stoffen met nummer 2, 5, 15, 20, 22, 23, 28 in deel A van bijlage 2, zijn de herziene MKN van toepassing vanaf 22 december 2015, met de bedoeling tegen 22 december 2021 ten aanzien van deze stoffen een goede chemische toestand van het oppervlaktewater te bereiken door middel van het maatregelenprogramma bedoeld in artikelen 41 tot 47 van de ordonnantie die in het stroomgebiedbeheerplan van 2015 opgenomen is.
Voor de nieuwe geselecteerde stoffen met nummer 34 tot en met 45 in deel A van bijlage 2, zijn de MKN van toepassing vanaf 22 december 2018 met de bedoeling tegen 22 december 2027 ten aanzien van die stoffen een goede chemische toestand van het oppervlaktewater te bereiken en te voorkomen dat de chemische toestand van de oppervlaktewaterlichamen ten aanzien van die stoffen verslechtert.]1
§ 2. [1 Voor alle stoffen van deel A van bijlage 2, worden de MKN-water toegepast met uitzondering van de stoffen met nummer 5, 15, 16, 17, 21, 28, 34, 35, 37, 43 en 44 voorwelke de MKN voor biota met toepassing zijn.
Het Instituut kan evenwel ervoor kiezen om een MKN toe te passen voor een andere matrix dan die vermeld in lid 1, of wanneer relevant, voor een andere biotataxon dan die vermeld in deel A van bijlage 2. Als er toepassing is gemaakt van deze mogelijkheid, passen de relevante MKN toe die zijn vastgesteld in deel A van bijlage 2, of stellen, indien voor de matrix of biotataxon geen MKN is opgenomen, zelf een MKN vast die minstens hetzelfde beschermingsniveau biedt als de MKN die in deel A van bijlage 2 is vastgesteld.
Het Instituut kan alleen de in de tweede lid bedoelde mogelijkheid gebruikmaken indien de voor de gekozen matrix of biotataxon toegepaste analysemethode voldoet aan de in artikel 6 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 december 2011 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand vastgestelde minimale prestatiekenmerken. Wanneer voor geen enkele matrix aan deze kenmerken wordt voldaan, zorgen het Instituut ervoor dat de monitoring wordt uitgevoerd met behulp van de beste beschikbare technieken die geen buitensporige kosten met zich brengen en dat de analysemethode minstens even goed presteert als die welke beschikbaar is voor de in lid 1 van dit artikel vermelde matrix voor de desbetreffende stof.
Indien een MKN voor biota of sediment wordt gebruikt en indien er een potentieel risico voor of via het aquatische milieu door acute blootstelling is vastgesteld op basis van gemeten of geraamde concentraties of emissies, wordt de monitoring van het oppervlaktewater ook uitgevoerd door de MAC-MKN zoals vastgesteld in deel A van bijlage 2 toe te passen, voor zover zulke MKN zijn vastgesteld.]1
§ 3. [1 Het Instituut treft regelingen voor de analyse van langetermijntendensen met betrekking tot de concentraties van de in deel A van bijlage 2 vermelde prioritaire stoffen die de neiging hebben te accumuleren in sediment en/of biota, en schenkt daarbij bijzondere aandacht aan de stoffen met nummer 2, 5, 6, 7, 12, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 26, 28, 30, 34, 35, 36, 37, 43 en 44, op basis van de monitoring van de oppervlaktewatertoestand, uitgevoerd overeenkomstig artikel 37 van de ordonnantie. De Minister neemt, met inachtneming van artikelen 63 en 64 van de ordonnantie, maatregelen die erop gericht zijn dat dergelijke concentraties niet significant toenemen in sediment en/of de betrokken biota.
De noodzakelijke controles in de sedimenten en/of de biota zijn uitgevoerd om de drie jaar zodat zij voldoende gegevens voor een betrouwbare analyse van langetermijntendensen opleveren, tenzij technische kennis en het oordeel van deskundigen een ander interval rechtvaardigen.]1
----------
(1)<BESL 2015-12-17/27, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 18-01-2016>
HOOFDSTUK 4. - Inventaris van de emissies, lozingen en verliezen
Art.5. § 1. Uitgaande van de gegevens vergaard in overeenstemming met artikelen 31 en 37 van de ordonnantie en krachtens de verordening (EG) en van andere beschikbare gegevens stelt het Instituut een inventaris op, met inbegrip van alle kaarten, van de belangrijke emissies, verliezen en lozingen van alle prioritaire stoffen en alle verontreinigende stoffen vermeld onder bijlage 2, deel A, alsook van de lozingen van de gevaarlijke stoffen voor het deel van het internationaal stroomgebieddistrict van de Schelde dat gelegen is op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met inbegrip van de concentraties ervan in de sedimenten en biota, in voorkomend geval.
§ 2. Het jaar 2010 geldt als referentieperiode voor de schatting van de concentratie van verontreinigende stoffen die in de onder paragraaf 1 bedoelde inventaris moet worden opgenomen.
De gegevens van de prioritaire stoffen of de verontreinigende stoffen die worden behandeld door Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen worden in de inventaris in de vorm van gemiddelde waarden van de jaren 2008, 2009 en 2010 weergegeven.
§ 3. De Regering maakt de inventaris opgesteld in toepassing van paragraaf 1 van dit artikel met de betreffende referentieperiodes over aan de Europese Commissie in overeenstemming met artikel 59, § 1 van de ordonnantie.
§ 4. De gegevens vergaard in de inventaris beoogd door paragraaf 1 worden in overeenstemming met artikel 31, § 2, van de ordonnantie geactualiseerd, en gepubliceerd in het beheersplan dat is bijgewerkt in overeenstemming met artikel 55 van de ordonnantie.
Het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de analyses werden voltooid, geldt als referentieperiode voor het opstellen van de waarden opgenomen in de bijgewerkte inventaris. De gegevens voor de prioritaire stoffen of de verontreinigende stoffen behandeld door Richtlijn 91/414/EEG van de Raad, van 15 juli 1991, betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermings-middelen worden berekend als gemiddelde van de drie jaar voorafgaand aan de afronding van deze analyse.
HOOFDSTUK 5. - Programma's voor de monitoring van de chemische toestand van de oppervlaktewateren
Art.6.[1 § 1.]1 In overeenstemming met artikel 37, §§ 1 en 2, van de ordonnantie stelt het Instituut een programma voor toestand- en trendmonitoring van de chemische toestand van de oppervlaktewateren op dat voldoet aan de vereisten van punt 1.3. van bijlage III van de ordonnantie.
Naast de in punt 1.3.1. van bijlage III van de ordonnantie vastgestelde doelstellingen heeft het opgestelde programma voor toestand- en trendmonitoring met name tot doel :
1° de evolutie van de prioritaire stoffen en andere verontreinigende stoffen opgenomen onder bijlage 2, deel A, met inbegrip van de daarmee samenhangende MKN en de normen vastgelegd in de bijlagen 3 en 4 te volgen;
2° het effect van de in hoofdstuk 6 bedoelde programma's ter vermindering van de verontreiniging te beoordelen;
3° de lijst van de gevaarlijke stoffen, alsook van de basiskwaliteitsnormen, en/of de ermee verband houdende kwaliteitsdoelstellingen, bij te werken in overeenstemming met artikel 10.
[1 § 2. Voor wat betreft de nieuw geselecteerde prioritaire stoffen met nummer 34 tot 45 in deel A van bijlage 2, stelt de Regering, op voorstel van het Instituut, een aanvullend monitoringprogramma en een voorlopig maatregelenprogramma vast en legt zij die voor aan de Commissie tegen 22 december 2018. Tegen 22 december 2021, keurt de Regering een definitief maatregelenprogramma goed overeenkomstig artikel 43 van de ordonnantie en wordt dat programma zo spoedig mogelijk na die datum en uiterlijk op 22 december 2024 uitgevoerd en volledig operationeel gemaakt.]1
----------
(1)<BESL 2015-12-17/27, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 18-01-2016>
Art.7.[1 § 1. Onverminderd de toepassing van paragrafen 2 et 3, en met naleving van punt 1.3.4 van bijlage III van de ordonnantie, voert het Instituut de monsternemingen in de waterkolom die moeten toelaten de naleving van alle normen die voorkomen onder bijlagen 2, 3 en 4 te controleren uit volgens een periodiciteit en meetfrequentie die voldoende gegevens voor een betrouwbare beoordeling van de chemische en fysisch-chemische toestand kunnen bieden. Als richtsnoer geldt dat de controle van de in bijlage 2 vastgestelde normen jaarlijks minstens 12 keer per jaar wordt uitgevoerd, die van de in bijlage 3 vastgestelde normen jaarlijks met een voldoende meetfrequentie afhankelijk van de parameters en de in bijlage 4 vastgestelde normen minstens 5 keer jaarlijks of elke drie jaar afhankelijk van de parameters, tenzij technische kennis en het oordeel van deskundigen een ander interval rechtvaardigen.
§ 2. Voor stoffen waarvoor een MKN voor sediment en/of biota wordt toegepast, controleert het Instituut de stof jaarlijks ten minste één keer per jaar in de betrokken matrix, tenzij de technische kennis en het oordeel van deskundigen een ander interval rechtvaardigen.
§ 3. Het Instituut kan de stoffen met de nummers 5, 21, 28, 30, 35, 37, 43 en 44 in deel A van bijlage 2 minder intensief monitoren dan vereist voor prioritaire stoffen krachtens paragrafen 1 en 2 van dit artikel en punt 1.3.4. van bijlage III van de ordonnantie, op voorwaarde dat de monitoring representatief is en reeds een statistisch robuust referentiekader beschikbaar is met betrekking tot de aanwezigheid van die stoffen in het aquatische milieu. Als richtsnoer geldt dat de monitoring overeenkomstig laatste lid van artikel 4, § 3, van dit besluit, elke drie jaar wordt uitgevoerd, tenzij technische kennis en het oordeel van deskundigen een ander interval rechtvaardigen.]1
----------
(1)<BESL 2015-12-17/27, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 18-01-2016>
Art.8.[1 § 1.]1 In naleving van de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 63 van de ordonnantie houdt het Instituut geen rekening met de kwaliteitsdoelstellingen voor de oppervlaktewateren of voor bepaalde gedeelten ervan :
1° in geval van buitengewone droogte;
2° in geval van onvoorziene ongevallen;
3° wegens wetenschappelijk vastgestelde geologische natuurlijke eigenschappen of andere, die van dien aard zijn dat ze de waterkwaliteit aantasten.
[1 § 2. Bovendien, kan het Instituut aan de Regering de aanwijzing van aan lozingspunten grenzende mengzones voorstellen in naleving van de voorwaarden voorzien in deze paragraaf. In die mengzones mogen de concentraties van één of meer stoffen die zijn opgenomen in deel A van bijlage 2 de desbetreffende MKN overschrijden, mits dit geen gevolgen heeft voor de naleving van deze normen in de rest van het betrokken oppervlaktewaterlichaam.
De omvang van elke mengzone is beperkt tot de nabijheid van het lozingspunt en is proportioneel rekening houdend met de concentraties van de verontreinigende stoffen op het lozingspunt en de voorwaarden voor de emissies van verontreinigende stoffen in de voorafgaande reguleringen, zoals toestemming en/of vergunningen en in overeenstemming met de toepassing van de best beschikbare technieken, met name nadat die voorafgaande reguleringen en vergunningen zijn herzien.
Wanneer die paragraaf wordt toegepast, bevat het overeenkomstig artikel 55 van de ordonnantie bijgewerkt stroomgebiedsbeheerplan een beschrijving van de aanpak en de methoden die zijn toegepast om zulke zones af te bakenen, en tevens de maatregelen die zijn genomen met het oog op het verkleinen van de omvang van de mengzones in de toekomst, zoals maatregelen krachtens artikel 44, § 2, 7° en 11° van de ordonnantie of een herziening van toestemming en/of vergunningen.]1
----------
(1)<BESL 2015-12-17/27, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 18-01-2016>
Art.9.[1 De resultaten van de monitoring die overeenkomstig dit besluit uitgevoerd is zijn bijgewerkt en gepubliceerd op de internetsite over het waterbeleid bedoeld in artikel 51, § 2, van de ordonnantie.]1
----------
(1)<BESL 2015-12-17/27, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 18-01-2016>
Art.10.[1 § 1. Onverminderd de doelstellingen en verplichten van artikelen 11 en 44, § 2, 11°, van de ordonnantie, de voorschriften van punt 1.4.3 van bijlage III van die ordonnantie betreffende de weergave van de algemene chemische toestand en het aannemen van een verminderingsprogramma krachtens artikel 14 van dit besluit, kan het overeenkomstig artikel 55 van de ordonnantie bijgewerkt stroomgebiedsbeheerplan aanvullende kaarten opnemen waarin de informatie over de chemische toestand van één of meer van de bepaalde stoffen afzonderlijk van informatie voor de overige in deel A van bijlage 2 vermelde stoffen wordt weergegeven.
Deze stoffen die afzonderlijk kunnen weergegeven zijn de stoffen met nummer:
- 5, 21, 28, 30, 35, 37, 43 en 44 (stoffen die zich gedragen als alomtegenwoordige PBT's),
- 34 tot en met 45 (nieuw geselecteerde stoffen), en
- 2, 5, 15, 20, 22, 23 en 28 (stoffen waarvoor herziene, strengere MKN zijn vastgesteld).
Het stroomgebiedsbeheerplan kan ook de grootte van een afwijking van de MKN-waarde voor de in de tweede lid bedoelde stoffen weergeven.
Wanneer dit artikel wordt toegepast, streeft het Instituut ernaar dat die dergelijke bijkomende kaarten op het niveau van het stroomgebied en op Europees niveau onderling vergelijkbaar zijn.
§ 2. Indien de berekende gemiddelde waarde van een meetresultaat, uitgevoerd met behulp van de best beschikbare techniek die geen buitensporige kosten met zich meebrengt, aangemerkt wordt als "lager dan de bepalingsgrens", en de "bepalingsgrens" van die techniek de MKN overschrijdt, wordt het resultaat voor de stof die wordt gemeten, niet in aanmerking genomen bij de beoordeling van de algemene chemische toestand van dat waterlichaam in overeenstemming met artikel 7, § 2, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 december 2011 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand.]1
----------
(1)<BESL 2015-12-17/27, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 18-01-2016>
Art.11.§ 1. Het Instituut laat de monsternemingen uitvoeren die worden bedoeld onder artikel 7 en laat een analyse uitvoeren van de representatieve monsternemingen volgens de minimale frequentie bedoeld in artikel 7.
Het laboratorium waarop een beroep wordt gedaan voor de monsterneming en de analyse van de monsternemingen dient in het bezit te zijn van een erkenning afgegeven op basis van een Belac-accreditatie, of in overeenstemming met een gelijkwaardig systeem voor accreditatie van de proeflaboratoria dat van kracht is in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, in toepassing van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 juni 1994 betreffende de algemene voorwaarden en de procedure voor erkenning van laboratoria in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. [1 Het laboratorium voldoet bovendien aan de criteria van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 december 2011 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand.]1
§ 2. Tussen het moment van de monsterneming te velde en dat van het laboratoriumonderzoek wordt alles in het werk gesteld om de verslechtering van de oorspronkelijke kwaliteit van de monsters te voorkomen.
§ 3. De controle van de normen die zijn opgenomen in bijlagen 2, 3 en 4 wordt bij voorkeur verricht via gestandaardiseerde analysetechnieken van het type ISO, EN, CEN/ISO of andere nationale of internationale normen die waarborgen dat wetenschappelijk gelijkwaardige en even vergelijkbare gegevens worden verkregen.
De laboratoria die aangepaste of andere methodes gebruiken, moeten zich vergewissen van de geldigheid van hun niet-gestandaardiseerde methodes en dat bewijzen aan de hand van herhaalbaarheids- en reproduceerbaarheidtests.
Het laboratorium zal rekening houden met de bestaande normen en methodes in verband met de maximale aanbevolen bewaartijd vóór analyse.
----------
(1)<BESL 2015-12-17/27, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 18-01-2016>
Art.12. In de hypothetische situatie die wordt bedoeld in artikel 45 van de ordonnantie legt de Regering een programma voor operationele monitoring vast in overeenstemming met de vereisten van punt 1.3.2 van bijlage III van de ordonnantie, om de monitoring van de chemische toestand van de oppervlaktewateren op te drijven en de te treffen maatregelen, zoals bepaald in hoofdstuk 6, vast te stellen.
Art.13. Indien blijkt dat een kwaliteitsdoelstelling niet werd nageleefd aan het einde van het overeenkomstige verminderingsprogramma zoals bedoeld in hoofdstuk 6 of indien nog geen programma voor operationele monitoring werd ingevoerd, en voor zover vaststaat dat de oorzaak van de niet-naleving voor een niet te verwaarlozen deel of volledig is toe te schrijven aan menselijke activiteiten die op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden uitgevoerd, voert de Regering een monitoring voor nader onderzoek uit die wordt bedoeld onder punt 1.3.3. van bijlage III van de ordonnantie en neemt ze, in overeenstemming met artikel 45, 4° van de ordonnantie, de aangewezen aanvullende maatregelen teneinde te garanderen dat de relevante kwaliteitsdoelstelling wordt nageleefd of om de gevolgen van een accidentele verontreiniging te verhelpen.
Indien de oorzaak van de niet-naleving voortvloeit uit omstandigheden die toe te schrijven zijn aan natuurlijke oorzaken of overmacht, die uitzonderlijk zijn of redelijkerwijs niet konden worden verwacht, met name uitzonderlijk zware overstromingen, langdurige droogte of niet te voorziene ongevallen, dient de Regering zich ervan te vergewissen dat de verschillende voorwaarden die zijn opgenomen onder artikel 63 van de ordonnantie verenigd zijn.
HOOFDSTUK 6. - Verminderingsprogramma's
Art.14. Overeenkomstig artikel 45 van de ordonnantie stelt de Regering, op voorstel van het Instituut, de maatregelen vast die nodig zijn om de onder artikel 11 van de ordonnantie bedoelde milieudoelstellingen te halen, in de vorm van een verminderingsprogramma.
Een verminderingsprogramma heeft betrekking op alle maatregelen die bedoeld zijn om de verontreiniging van het oppervlaktewater door prioritaire stoffen op te heffen, en om de verontreiniging veroorzaakt door andere stoffen geleidelijk te verminderen zoals bedoeld onder artikel 44, § 2, 1° en 11° van de ordonnantie.
De verminderingsprogramma's worden opgenomen in het maatregelenprogramma van maatregelen dat wordt bijgewerkt in overeenstemming met artikel 47, lid 2 van de ordonnantie.
Art.15. Een verminderingsprogramma wordt aangenomen in de volgende hypothetische gevallen :
1° voor elke prioritaire stof en andere verontreinigende stof van bijlage 2, deel A, en voor iedere gevaarlijke stof van bijlage 4 waarvan de kwaliteitsdoelstelling op 31 december 2010 niet voldaan is;
2° voor elke gevaarlijke stof die aan de lijst wordt toegevoegd in overeenstemming met artikel 10 en die niet voldoet aan zijn kwaliteitsdoelstelling op het einde van het meetjaar dat volgt op dat van de zijn indeling;
3° wanneer de resultaten van een programma voor operationele monitoring of voor monitoring voor nader onderzoek dit vereisen.
Art.16. De programma's ter vermindering van de verontreiniging bepalen in welke mate de verschillende aangenomen en/of voorziene instrumenten, met inbegrip van de wettelijke verordeningen en de bestuurlijke maatregelen, tot hun verwezenlijking bijdragen.
De programma's kunnen ook specifieke bepalingen bevatten in verband met de samenstelling en het gebruik van de bedoelde stoffen en rekening houden met de recentste technische vorderingen die economisch haalbaar zijn.
De middelen die worden aangewend om de prioritaire en andere verontreinigende stoffen van bijlage 2, deel A, en de gevaarlijke stoffen van bijlage 4 onder hun kwaliteitsdoelstelling te brengen, kunnen met name betrekking hebben op de vermindering bij de emissie en/of het gebruik via heronderzoek van de relevante toelatingen en vergunningen, aanpassing van de monitoringprogramma's, en/of het uitvoerings- of gebruiksverbod bepaalde substanties.
HOOFDSTUK 6/1. [1 - Aandachtstoffenlijst]1
----------
(1)
Art.16bis. [1 § 1. Het Instituut voert een monitoring van elke stof op de aandachtstoffenlijst zoals goedgekeurd door de Europese Commissie via het Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/495 tot vaststelling van een aandachtstoffenlijst van in de hele Unie te monitoren stoffen op het gebied van het waterbeleid overeenkomstig Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad, door ten minste één controle over een periode van ten minste twaalf maanden uit te voeren, op één geselecteerde representatieve meetstation gelegen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
§ 2. Voor de eerste aandachtstoffenlijst die met name Diclofenac, 17-beta-estradiol (E2) en 17-alpha-ethinylestradiol (EE2) omvat, begint de monitoringperiode binnen zes maanden na de opstelling van de aandachtstoffenlijst. Voor iedere stof die latere lijsten wordt opgenomen door de Commissie, start de monitoring binnen de zes maanden na de opneming daarvan op de lijst.
§ 3. Het Instituut kan beslissen geen aanvullende monitoring in het kader van het aandachtstoffenlijstmechanisme uit te voeren voor een specifieke stof mits:
- hij voor die stof voldoende, vergelijkbare, representatieve en recente uit bestaande monitoringprogramma's of -studies verkregen monitoringgegevens verstrekt; en
- die stof werd gemonitord volgens een methode die voldoet aan de vereisten van de technische richtsnoeren die door de Commissie overeenkomstig artikel 8ter, lid 5, van richtlijn 2008/105/EC zijn ontwikkeld.
§ 4. Het Instituut meldt de resultaten van de eerste overeenkomstig dit artikel uitgevoerde monitoring aan de Commissie binnen 21 maanden na de opstelling van de aandachtstoffenlijst, en daarna om de twaalf maanden zolang de stof op de lijst wordt gehouden.
Voor elke stof die is opgenomen in de latere lijsten brengt het Instituut binnen 21 maanden nadat de stof is opgenomen op de aandachtstoffenlijst en elke daaropvolgende twaalf maanden zolang de stof op de lijst wordt gehouden, verslag uit aan de Commissie over de resultaten van de monitoring.
Het Instituut meldt ook informatie over de representativiteit van het meetstation en de monitoringstrategie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2015-12-17/27, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 18-01-2016>
HOOFDSTUK 7. - Opheffings- en slotbepalingen
Art.17. Worden opgeheven :
1° Het koninklijk besluit van 4 november 1987 houdende vaststelling van de basiskwaliteitsnormen voor de wateren van het openbaar hydrografisch net, en tot aanpassing van het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater;
2° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 september 2001 betreffende de bescherming van het oppervlaktewater tegen de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen.
Art.18. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.19.De Minister bevoegd voor het Leefmilieu is met de uitvoering van dit besluit belast .
BIJLAGEN.
Art. N1.Bijlage 1. - Lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid
(Lijst niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 08-04-2011, p. 22892-22893)
GEWIJZIGD BIJ :
<BESL 2015-12-17/27, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 18-01-2016>
Art. N2.Bijlage 2. - Milieukwaliteitsnormen voor prioritaire stoffen en bepaalde andere verontreinigende stoffen
(Lijst niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 08-04-2011, p. 22896-22897)
GEWIJZIGD BIJ :
<BESL 2015-12-17/27, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 18-01-2016>
Art. N3.Bijlage 3. - Basiskwaliteitsnormen (fysisch-chemische) voor oppervlaktewateren
(Lijst niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 08-04-2011, p. 22900)
GEWIJZIGD BIJ :
<BESL 2015-12-17/27, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 18-01-2016>
Art. N4.Bijlage 4.- Chemische normen voor de kwaliteit van oppervlaktewateren (gevaarlijke stoffen)
(Lijst niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 08-04-2011, p. 22904-22906)