Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

2 DECEMBER 2011. - Wet houdende diverse bepalingen betreffende de mobiliteit(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-12-2011 en tekstbijwerking tot 29-12-2014)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur
Art. 3-5
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen
Art. 6-24
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van de wet van 26 januari 2010 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Gemeenschap
Art. 25-27
HOOFDSTUK 5. - Begrotingsfondsen
Art. 28-31
HOOFDSTUK 6. - Bekrachtiging van het koninklijk besluit van 14 februari 2011 houdende vaststelling van het stelsel van sancties die van toepassing zijn op schending van bepalingen van Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en de verplichtingen van reizigers in het treinverkeer
Art. 32
HOOFDSTUK 7. - Bekrachtiging van het koninklijk besluit van 23 februari 2011 tot vaststelling van de nadere regels voor de werking van de Ombudsdienst voor treinreizigers tijdens de overgangsperiode bedoeld in artikel 18 van de wet van 28 april 2010 houdende diverse bepalingen
Art. 33
HOOFDSTUK 8. - Wijziging van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen
Art. 34
HOOFDSTUK 9. - Slotbepaling
Art. 35



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991003014  2006014299  2006014300  2006202314  2010014022  2011014027  2011014044 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art.2. Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van :
  1° Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering;
  2° Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap;
  3° Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur
Art.3. Artikel 44 van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :
  " Indien hij zulks noodzakelijk acht, kan de spoorweginfrastructuurbeheerder van de spoorwegondernemingen eisen, hem tegen een redelijke vergoeding de middelen ter beschikking te stellen die hij het meest geschikt acht om de normale toestand zo snel mogelijk te herstellen. "

Art.4. In artikel 65 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid worden de woorden " de aanhangigmaking " vervangen door de woorden " ontvangst van alle inlichtingen ";
  2° in het vierde lid wordt het woord " dwingend " vervangen door het woord " bindend ".

Art.5. In artikel 67 van dezelfde wet wordt § 1 vervangen als volgt :
  " § 1. Om alle werkings- en personeelskosten van het toezichthoudende orgaan te dekken, betalen de houders van een veiligheidscertificaat deel B zoals bedoeld in artikel 27 van de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen en de houder van de veiligheidsvergunning als bedoeld in artikel 23 van de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen een bijdrage aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.
  Elk kwartaal moet een kwart van het jaarbedrag betaald worden.
  De totale bijdrage wordt verdeeld tussen de houders van een veiligheidscertificaat deel B en de houder van de veiligheidsvergunning.
  Het aandeel van de houder van de veiligheidsvergunning bedraagt dertig procent van het totale bedrag.
  Het aandeel van de houders van een veiligheidscertificaat deel B bedraagt zeventig procent van het totale bedrag. Dit aandeel wordt verdeeld onder de houders in verhouding tot het aantal treinkilometers dat zij gepresteerd hebben tijdens het kwartaal dat afgesloten werd drie maanden voor het kwartaal waarop de bijdrage betrekking heeft. De treinkilometers gepresteerd door elke houder worden, onmiddellijk na afsluiting van elk kwartaal, door de houder van de veiligheidsvergunning meegedeeld aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer. "

HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen
Art.6. In de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen, wordt een artikel 4/1 ingevoegd, luidende :
  " Art. 4/1. Hoofdstuk V van titel II is niet van toepassing op treinbestuurders die uitsluitend tewerkgesteld zijn op baanvakken die tijdelijk gesloten zijn voor het normale verkeer, ten behoeve van het onderhoud, de vernieuwing of de herinrichting van het spoorwegsysteem. "

Art.7. In artikel 12, 11°, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 26 januari 2010, worden de woorden " andere dan deze ", tussen de woorden " de treinbestuurders, " en de woorden " vermeld in artikel 37/16; " ingevoegd.

Art.8. In artikel 14/1 van de dezelfde wet, ingevoegd bij de programmawet van 22 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° § 1, vervangen bij de programmawet van 23 december 2009, wordt aangevuld met twee leden, luidende :
  " De bijdrage bedoeld in het eerste lid, voor de aan de Veiligheidsinstantie gevraagde dienst, wordt berekend per aangevatte halve dag.
  De vergoeding voor een halve dag bedraagt 375 euro en wordt geïndexeerd. ";
  2° § 3, vervangen bij de programmawet van 23 december 2009, wordt vervangen als volgt :
  " § 3. In geval van niet-betaling van de in §§ 1 en 2 bedoelde bijdragen, wordt de toelating ingetrokken na ingebrekestelling. "

Art.9. Artikel 14/2 van dezelfde wet, ingevoegd bij de programmawet van 22 december 2008, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 14/2. § 1. De spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen zijn, als deelneming in de administratieve kosten van de Veiligheidsinstantie voor de certificering als bedoeld in artikel 12, 11° en 12°, per personeelslid dat een vergunning heeft op 1 januari van het lopende jaar, een jaarlijkse, geïndexeerde bijdrage verschuldigd.
  De in het eerste lid bedoelde bijdrage is vastgesteld op 20 euro.
  In geval van niet-betaling van de in het eerste lid bedoelde bijdrage, is de vergunning van de betrokken personeelsleden niet meer geldig.
  § 2. De aanvrager is als deelname in de administratieve kosten van de Veiligheidsinstantie voor de opdrachten bedoeld in artikel 37/16, § 1, 1°, een geïndexeerde bijdrage verschuldigd.
  De in het eerste lid bedoelde bijdrage is vastgesteld op 100 euro voor de initiële afgifte, inclusief bijwerking en wijziging van de vergunningen.
  De in het eerste lid bedoelde bijdrage is vastgesteld op 100 euro voor de verlenging, inclusief bijwerking en wijziging van de vergunningen.
  De in het eerste lid bedoelde bijdrage is vastgesteld op 40 euro voor de afgifte van duplicaten.
  § 3. De personen of entiteiten, bedoeld in artikel 37/16, § 1, 4°, zijn als deelneming in de kosten voor het onderzoek van het dossier door de Veiligheidsinstantie, een geïndexeerde bijdrage verschuldigd.
  De in het eerste lid bedoelde bijdrage is vastgesteld op 2.000 euro voor de spoorwegondernemingen die hun eigen personeel opleiden.
  De in het eerste lid bedoelde bijdrage is vastgesteld op 2.500 euro voor de spoorwegondernemingen die hun eigen personeel en derden opleiden.
  De in het eerste lid bedoelde bijdrage is vastgesteld op 2.500 euro voor de andere ondernemingen of instellingen. "

Art.10. Artikel 14/4bis, ingevoegd bij de programmawet van 23 december 2009, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 14/4bis. § 1. De aanvrager van een conformiteitsonderzoek met betrekking tot de vereisten bedoeld in artikel 40, tweede lid, is als deelneming in de kosten van de Veiligheidsinstantie voor het conformiteitsonderzoek een geïndexeerde bijdrage verschuldigd.
  De in het eerste lid bedoelde bijdrage is vastgesteld op 2.000 euro.
  § 2. De conformiteit met de vereisten bedoeld in artikel 40, tweede lid, wordt vermeld in de veiligheidsvergunning voor de spoorweg- infrastructuurbeheerder of in het veiligheidscertificaat voor de spoorwegonderneming, zodra de betaling van de in de § 1 bedoelde bijdrage werd uitgevoerd. "

Art.11. In titel II, hoofdstuk II, afdeling 2/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de programmawet van 22 december 2008, wordt een artikel 14/4ter ingevoegd, luidende :
  " Art. 14/4ter. § 1. Het bedrag van de in artikelen 14/1 tot 14/4bis bedoelde bijdragen wordt gekoppeld aan de gezondheidsindex van december 2009.
  Voor de volgende jaren wordt het totale bedrag jaarlijks aangepast aan de gezondheidsindex van december van het jaar voorafgaand aan het betrokken jaar.
  § 2. De in de artikelen 14/1 tot 14/4bis bedoelde bijdragen worden betaald aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer ten laatste dertig dagen volgend op de datum van de uitnodiging tot betaling en volgens de instructies die in die uitnodiging zijn opgenomen.
  § 3. In het geval van de in artikel 14/2, § 3, bedoelde bijdrage begint de in artikel 14, tweede lid, bedoelde termijn te lopen vanaf de ontvangstdatum van de betaling en voor zover het dossier volledig is. "

Art.12. In artikel 33, § 3, van dezelfde wet, vervangen door de programmawet van 23 december 2009, wordt het tweede lid vervangen als volgt :
  " De bijdragen worden betaald aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer ten laatste dertig dagen volgend op de datum van de factuur en volgens de instructies die in die factuur zijn opgenomen. "

Art.13. In artikel 33/1, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de programmawet van 23 december 2009, wordt het zesde lid vervangen als volgt :
  " Het aandeel van de houders van een veiligheidscertificaat deel B is zeventig procent van het globale bedrag. Dat aandeel wordt verdeeld over de houders in verhouding tot het aantal treinkilometers dat zij gepresteerd hebben tijdens het kwartaal dat afgesloten werd drie maanden voor het kwartaal waarop de bijdrage betrekking heeft. Onmiddellijk na afsluiting van elk kwartaal, worden de treinkilometers, gepresteerd door elke houder van een veiligheidscertificaat deel B, aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer meegedeeld door de houder van de veiligheidsvergunning. "

Art.14. In artikel 33/2, § 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij de programmawet van 23 december 2009, wordt het vierde lid vervangen als volgt :
  " Het aandeel van de houders van een veiligheidscertificaat deel B wordt verdeeld over de houders in verhouding tot het aantal treinkilometers dat zij gepresteerd hebben tijdens het kwartaal dat afgesloten werd drie maanden voor het kwartaal waarop de bijdrage betrekking heeft. Onmiddellijk na afsluiting van elk kwartaal worden de treinkilometers, gepresteerd door elke houder van een veiligheidscertificaat deel B, aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer meegedeeld door de houder van de veiligheidsvergunning. "

Art.15. In artikel 33/3 van dezelfde wet, ingevoegd bij de programmawet van 23 december 2009, wordt § 1 vervangen als volgt :
  " § 1. De houder van de veiligheidsvergunning en de houders van een veiligheidscertificaat deel B betalen de in artikel 33/1 en 33/2 bedoelde bijdragen aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer bij het begin van het kwartaal, ten laatste dertig dagen volgend op de datum van de factuur en volgens de instructies die in die factuur zijn opgenomen. "

Art.16. In artikel 37/6 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 januari 2010, wordt een § 4 ingevoegd, luidende :
  " § 4. De Veiligheidsinstantie zorgt ervoor dat het door haar krachtens § 1 aangelegde register enkel gebruikt wordt voor de volgende doelstellingen :
  1° het bijhouden van de feitelijke en juridische gegevens inzake afgifte, bijwerking, verlenging, wijziging, verloop, schorsing, intrekking, verlies, diefstal en vernietiging van alle vergunningen;
  2° het bijhouden van de door de Koning bepaalde persoonsgegevens die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de onder 1° vermelde doelstelling.
  Wanneer de Veiligheidsinstantie optreedt overeenkomstig de bepalingen van dit artikel dient zij alle bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens na te leven, behalve indien deze wet hiervan afwijkt. "

Art.17. In artikel 37/14 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 januari 2010, wordt een § 4 ingevoegd, luidende :
  " § 4. De spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen zorgen ervoor dat het door hen krachtens § 1 aangelegde register enkel gebruikt wordt voor de volgende doelstellingen :
  1° het bijhouden van de feitelijke en juridische gegevens inzake afgifte, bijwerking, verlenging, wijziging, verloop, schorsing, intrekking, verlies, diefstal en vernietiging van alle bevoegdheidsbewijzen of afschriften van bevoegdheidsbewijzen;
  2° het bijhouden van de door de Koning bepaalde persoonsgegevens die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de onder 1° vermelde doelstelling.
  Wanneer de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen optreden overeenkomstig de bepalingen van dit artikel dienen zij alle bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens na te leven, behalve indien deze wet hiervan afwijkt. "

Art.18. In artikel 37/16, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 januari 2010, wordt een bepaling onder 10° ingevoegd, luidende :
  " 10° de erkenning van personen of instellingen belast met het medisch onderzoek en het bedrijfspsychologisch examen zoals bedoeld in artikel 37/27, § 1, 2° en 3°. "

Art.19. In artikel 37/17 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 januari 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste lid wordt als volgt vervangen :
  " De personen of opleidingscentra en de examinatoren of examencentra worden erkend door de Veiligheidsinstantie voor de taken vermeld in de artikelen 37/19, eerste lid, 37/20, eerste en tweede lid, en 37/22. ";
  2° in het zesde lid worden de woorden " personen en entiteiten " vervangen door de woorden " personen of entiteiten ".

Art.20. In artikel 37/22, vierde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 januari 2010, wordt het woord " Koning " vervangen door het woord " Veiligheidsinstantie ".

Art.21. § 1. In artikel 37/27 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 januari 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1 wordt de bepaling onder 1° en de bepaling onder 7° opgeheven;
  2° in § 1 wordt in de bepaling onder 3° het woord " examen " vervangen door het woord " onderzoek ";
  3° in § 1 wordt een bepaling onder 3° bis ingevoegd, luidende :
  " 3° bis : de regels voor de aanvraag en de afgifte van een erkenning en de regels voor de vernieuwing, aanpassing, intrekking of schorsing van de erkenning; ";
  4° in § 2 wordt de bepaling onder 1° en de bepaling onder 6° opgeheven;
  5° in § 2 worden in de bepaling onder 7° de woorden " artikel 37/15, § 1 " vervangen door de woorden " artikel 37/15, § 2 " en het woord " examen " door het woord " keuring ";
  6° in § 4 worden in de bepaling onder 2°, de woorden " lesgevers en " vervangen door de woorden " personen of ";
  7° in § 4 wordt de bepaling onder 2° aangevuld met de woorden " en de procedure voor aanpassing, vernieuwing, schorsing en intrekking van de erkenning; ";
  8° § 5 wordt vervolledigd met 5° en 6°, luidende :
  " 5° bepaalt de criteria voor de erkenning van personen of instellingen belast met het medisch onderzoek en de nadere regels met betrekking tot dat medisch onderzoek; ";
  " 6° bepaalt de criteria voor de erkenning van personen of instellingen belast met het bedrijfspsychologisch onderzoek en de nadere regels met betrekking tot dat onderzoek. ".
  § 2. Artikel 37/27 van dezelfde wet, wordt aangevuld met een § 6, luidende :
  " § 6. In alle gevallen bedoeld in dit artikel zal de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zoals onder meer gewaarborgd door de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens geëerbiedigd worden.
  Alvorens gebruik te maken van één of meerdere van de machtigingen waarin dit artikel voorziet, vraagt de Koning het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
  In afwijking van artikel 29, § 2, van de voornoemde wet brengt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer haar advies uit binnen dertig dagen nadat alle daartoe noodzakelijke gegevens aan de Commissie zijn meegedeeld. "

Art.22. In artikel 53, tweede lid, van dezelfde wet, worden de woorden " bijlage V " vervangen door de woorden " bijlage III ".

Art.23. In dezelfde wet, worden de woorden " lesgevers of opleidingscentra " telkens vervangen door de woorden " personen of opleidingscentra ".

Art.24. In bijlage V van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 januari 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° punt 2, b), wordt vervangen als volgt :
  " b) de vermelding " Koninkrijk België/Royaume de Belgique/Königreich Belgien ";
  2° punt 2 wordt met een e) aangevuld, luidende :
  " e) het kaartnummer ".

HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van de wet van 26 januari 2010 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Gemeenschap
Art.25. In artikel 53 van de wet van 26 januari 2010 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Gemeenschap, wordt de laatste zin aangevuld met de woorden :
  " , de procedure voor de toekenning van de erkenning en de regels inzake controle, schorsing en intrekking van de erkenning ".

Art.26. In artikel 57 van dezelfde wet worden de woorden " en de nadere regels voor het indienen van de aanwijzingsaanvraag van de in artikel 56 bedoelde instanties " vervangen door de woorden " , de nadere regels voor het indienen van de aanwijzingsaanvraag van de in artikel 56 bedoelde instanties, de procedure voor de toekenning ervan en de regels inzake controle, schorsing en intrekking van de aanwijzing ".

Art.27. Artikel 61, § 3, van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid dat luidt als volgt :
  " Wanneer de Veiligheidsinstantie optreedt krachtens de bepalingen van dit artikel, dan leeft zij de bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens na. "

HOOFDSTUK 5. - Begrotingsfondsen
Art.28.
  <Opgeheven bij W 2014-12-19/07, art. 213, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.29.
  <Opgeheven bij W 2014-12-19/07, art. 213, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.30. In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van begrotingsfondsen, wordt in subrubriek 33-9, ingevoegd bij de programmawet van 23 december 2009, de aard van de toegewezen ontvangsten aangevuld als volgt :
  " - terugbetaling van kosten en diverse ontvangsten voortvloeiend uit de activiteiten van de Veiligheidsinstantie van de spoorwegen. "

Art.31. In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van begrotingsfondsen, wordt in subrubriek 33-10, ingevoegd bij de programmawet van 23 december 2009, de aard van de toegewezen ontvangsten aangevuld als volgt :
  " - terugbetaling van kosten en diverse ontvangsten voortvloeiend uit de activiteiten van het onderzoeksorgaan voor de spoorwegongevallen. "

HOOFDSTUK 6. - Bekrachtiging van het koninklijk besluit van 14 februari 2011 houdende vaststelling van het stelsel van sancties die van toepassing zijn op schending van bepalingen van Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en de verplichtingen van reizigers in het treinverkeer
Art.32.
  <Opgeheven bij W 2014-05-15/18, art. 21,2°, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2014>

HOOFDSTUK 7. - Bekrachtiging van het koninklijk besluit van 23 februari 2011 tot vaststelling van de nadere regels voor de werking van de Ombudsdienst voor treinreizigers tijdens de overgangsperiode bedoeld in artikel 18 van de wet van 28 april 2010 houdende diverse bepalingen
Art.33. Het koninklijk besluit van 23 februari 2011 tot vaststelling van de nadere regels voor de werking van de Ombudsdienst voor treinreizigers tijdens de overgangsperiode bedoeld in artikel 18 van de wet van 28 april 2010 houdende diverse bepalingen wordt bekrachtigd met ingang van 14 maart 2011.

HOOFDSTUK 8. - Wijziging van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen
Art.34. In artikel 355, tweede lid, van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen, ingevoegd bij de wet van 23 december 2009, wordt het getal " 200 " vervangen door het getal " 290 ".

HOOFDSTUK 9. - Slotbepaling
Art. 35. Deze wet treedt in werking op de tiende dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de artikelen 5, 28 en 29, waarvan de datum van inwerkingtreding bepaald wordt door de Koning.