Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

6 JULI 2011. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 december 2004 betreffende de verdeling van de spoorweginfrastructuurcapaciteiten en de retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur



Inhoudstafel:


Art. 1-11
BIJLAGEN.
Art. N1-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2004014276 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 26 februari 2001, inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering, gewijzigd bij Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 29 april 2004 en bij de Richtlijn 2007/58/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 23 oktober 2007.

Art.2. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 9 december 2004 betreffende de verdeling van de spoorweginfrastructuurcapaciteiten en de retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, vervangen door het koninklijk besluit van 20 december 2007, wordt vervangen als volgt :
  " Artikel 1. - Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° " wet " : de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur;
  2° " partij " : de infrastructuurbeheerder en elke spoorwegonderneming die op het spoorwegnet rijdt;
  3° " storing " : een onregelmatigheid, een incident of een ongeval met een gevolg voor de regelmaat of de stiptheid van het treinverkeer;
  4° " aantal minuten vertraging " : het aantal minuten vertraging opgelopen door het treinverkeer ten gevolge van een storing;
  5° " storing toegewezen aan derden " : een storing veroorzaakt door natuurlijke personen of rechtspersonen, andere dan de spoorwegondernemingen of de infrastructuurbeheerder, door dieren of objecten of ten gevolge van een geval van overmacht;
  6° " treinkilometer " : de eenheid waarin de afstand van een rit wordt uitgedrukt.
  7° " beknopt relaas " : het bondig verslag van een storing dat de door de minister voorgeschreven elementen bevat;
  8° " Journaal " : dagelijkse bundeling van de beknopte relazen over de storingen, opgemaakt door de infrastructuurbeheerder. "

Art.3. Artikel 6, § 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " § 2. Wanneer de toepassing van de voorrangscriteria niet toelaat een capaciteit eerder aan een kandidaat dan aan een andere toe te wijzen, wijst de infrastructuurbeheerder de capaciteit toe aan de kandidaat waarvan de vraag naar capaciteit het hoogste maandelijkse totaalbedrag aan gebruiksheffing oplevert op het totale gevraagde traject over de Belgische spoorweginfrastructuur. "

Art.4. In hoofdstuk II van hetzelfde besluit, wordt een artikel 8/1 ingevoegd, luidende :
  Art. 8/1. In de zones van de infrastructuur die niet zijn uitgerust met een systeem voor de geautomatiseerde detectie van de aanwezigheid van voertuigen, mag de infrastructuurbeheerder van de spoorwegondernemingen eisen dat zij hem in het bezit stellen van de bijkomende noodzakelijke informatie voor het bepalen van het gebruik van de sporen en de bundels en voor de berekening van de verschuldigde gebruiksrechten.
  De in het eerste lid bedoelde elementen betreffen de bezette sporen en hun bezettingstijden.

Art.5. In artikel 23 van hetzelfde besluit, wordt het eerste lid aangevuld met een streepje luidende :
  " - de datum van reservatie. "

Art.6. Artikel 29, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende :
  " De infrastructuurbeheerder kan een voorschot op de spoorweginfrastructuurgebruiksrechten vorderen. "

Art.7. In hetzelfde besluit wordt een nieuw hoofdstuk IV/1 ingevoegd dat de artikelen 31/1 tot 31/22 bevat, luidende :
  " HOOFDSTUK IV/1. - Prestatieregeling
  Afdeling 1. - Toewijzing van vertragingen
  Art. 31/1. - De prestatieregeling geldt voor elke partij.
  Art. 31/2. - De infrastructuurbeheerder registreert de storingen en wijst het aantal door elke partij veroorzaakte en opgelopen minuten vertraging toe.
  De infrastructuurbeheerder kan pas overgaan tot de wijziging van zijn registratiemethode van de storingen nadat hij overleg heeft gepleegd met de spoorwegmaatschappijen.
  Art. 31/3. - Worden bij de meting van de prestatie van de partijen uitgesloten :
  1° de storingen toegewezen aan derden;
  2° de storingen veroorzaakt door een ernstig ongeval, zoals bedoeld in de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen.
  Art. 31/4. - Voor de toewijzing van de vertragingen neemt de infrastructuurbeheerder alleen de storingen in aanmerking die beantwoorden aan minstens één van de volgende gevallen :
  1° 20' vertraging of meer veroorzaakten aan een reizigerstrein, door dezelfde aanleiding. Voor internationale reizigerstreinen wordt de samenvoeging van verscheidene kleine vertragingen die in totaal 20' of meer bedragen, beschouwd als één storing. Deze samenvoeging is uitsluitend berekend op de Belgische trajecten van deze treinen.
  2° in totaal 40' vertraging of meer veroorzaakten aan verscheidene reizigerstreinen;
  3° 60' vertraging of meer veroorzaakten aan een snelle goederentrein zoals bedoeld in artikel 6;
  4° 120' vertraging of meer veroorzaakten aan een trage goederentrein;
  5° 90' vertraging of meer aan verscheidene goederentreinen veroorzaakten;
  6° oorzaak waren van de volledige of gedeeltelijke afschaffing van een trein of verscheidene treinen reizigers- of goederentreinen.
  De maximale in rekening te brengen vertraging voor de berekening van de bonus/malus is per storing 60' voor een reizigerstrein en 360' voor een goederentrein. Een afgeschafte reizigerstrein zal beschouwd worden als zijnde een vertraging van 60'.
  Art. 31/5. - De infrastructuurbeheerder informeert dagelijks, per fax, per e-mail of via een beveiligde website, elke spoorwegonderneming over de storingen en de ermee gepaard gaande vertragingen waarbij zij betrokken is.
  Deze informatie bevat minstens :
  1° de datum, het uur en de plaats waar de storing zich voordeed;
  2° de aard van de storing;
  3° de oorzaak of oorzaken van de storing;
  4° het nummer van de treinen betrokken bij de storing;
  5° het aantal minuten vertraging opgelopen door elk van deze treinen.
  Door deze informatie kan de betrokken spoorwegonderneming nagaan of de storingen haar wel terecht werden toegewezen.
  Art. 31/6. - Elke betwisting door een spoorwegonderneming van de lijst van storingen van de maand M moet ten laatste op de 10e dag van de maand M+1 per brief, per fax of per e-mail aan de infrastructuurbeheerder worden meegedeeld. Deze kennisgeving vermeldt op gedetailleerde wijze de motieven van de betwisting en desgevallend een voorstel tot verbetering van de door de infrastructuurbeheerder aangetoonde oorzaak.
  Art. 31/7. - De infrastructuurbeheerder onderzoekt elke betwisting. Zo nodig overlegt hij met de spoorwegonderneming die een toewijzing van de oorzaak of van het totaal aantal minuten vertraging betwist. Indien het overleg niet slaagt en de spoorwegonderneming een aantal minuten vertraging toegewezen krijgt dat zij betwist, dan legt de infrastructuurbeheerder de zienswijzen van beide partijen voor aan het toezichthoudende orgaan opdat het beslist over het aantal minuten vertraging dat moet worden toegekend. Het toezichthoudende orgaan beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf het ogenblik dat de betwisting haar werd voorgelegd, om haar beslissing aan de betrokken partijen mee te delen.
  Art. 31/8. - Alle betwistingen voor dewelke de partijen een akkoord hebben bereikt of waarvoor het toezichthoudende orgaan een beslissing heeft genomen, worden opgenomen in het jaarlijks verslag over de prestatieregeling, geïndividualiseerd per partij, en opgesteld door de infrastructuurbeheerder. Dit verslag wordt op 30 april meegedeeld.
  Art. 31/9. - Door middel van het in artikel 31/8 bedoelde verslag licht de infrastructuurbeheerder elke spoorwegonderneming in over de resultaten die hen aanbelangen, met name :
  1° het totaal aantal minuten vertraging;
  2° het aantal minuten vertraging, vergeleken met de door haar te bereiken kwaliteitsdoelstelling;
  3° de betwistingen bedoeld in artikel 31/8;
  4° de bonus/malus berekend overeenkomstig afdeling 2;
  5° de voorlopige spilwaarde en de waarden voorzien in artikel 31/14 en de definitieve spilwaarde van het voorbije jaar;
  6° het totale bedrag aan boni en mali van alle partijen.
  De infrastructuurbeheerder maakt de jaarlijkse verslagen bedoeld in § 1 alsook het jaarlijks verslag over de resultaten van zijn eigen prestaties, over aan het toezichthoudende orgaan en aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.
  Art. 31/10. - De infrastructuurbeheerder informeert elke werkdag, door overmaking van het Journaal van de beknopte relazen per fax, per e-mail of via een toegang tot een beveiligde website, de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer en het toezichthoudende orgaan over alle storingen toegewezen aan partijen en aan derden.
  De Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer kan alle bijkomende gegevens opvragen bij de infrastructuurbeheerder die zij nodig acht voor haar onderzoek van storingen toegewezen aan derden.
  Afdeling 2. - Berekening van de bonus of malus
  Art. 31/11. - Voor ieder kalenderjaar wordt het globale maximumbedrag te betalen malus en te ontvangen bonus voor alle partijen samen vastgesteld. Voor het eerste jaar van toepassing van de prestatieregeling, bedraagt het maximum 12 miljoen euro. De volgende jaren evolueert het bedrag evenredig met de toe- of afname van het globale aantal treinkilometer gereden in het voorgaande jaar en wordt het bovendien aangepast aan de evolutie van de index zoals bedoeld in artikel 25.
  Art. 31/12. - Elk jaar wordt het maximumaandeel per partij in de globale bonus en malus als volgt bepaald :
  1° voor de infrastructuurbeheerder, 30 % van het bedrag bedoeld in artikel 31/11;
  2° na aftrek van het maximaal toewijsbare aan de infrastructuurbeheerder van het bedrag bedoeld in artikel 31/11 wordt het maximumaandeel voor elke andere partij proportioneel berekend volgens hun procentueel aandeel in het totale aantal gereden treinkilometer tijdens het afgelopen kalenderjaar.
  Voor een spoorwegonderneming die in het afgelopen kalenderjaar niet heeft gereden, wordt een aantal treinkilometer geraamd op basis van de aangevraagde treinpaden voor dat betreffende jaar, zoals opgenomen in het gebruikscontract gesloten tussen de infrastructuurbeheerder en de spoorwegonderneming.
  Art. 31/13. - In het begin van elk jaar wordt aan elke partij een voorlopige spilwaarde toegekend, in afwachting van het jaarlijks verslag bedoeld in artikel 31/8. Zij is uitgedrukt in aantal minuten en is gelijk aan :
  1° voor de infrastructuurbeheerder, het totaal aantal door hem in de afgelopen vijf jaren veroorzaakte minuten vertraging, gedeeld door het totaal aantal treinkilometer dat alle spoorwegonder-nemingen samen in diezelfde vijf jaren op het netwerk van de infrastructuurbeheerder gereden hebben, vermenigvuldigd met het totaal aantal door alle spoorwegondernemingen bij de infrastructuurbeheerder aangevraagde treinkilometer voor het beschouwde jaar;
  2° voor een spoorwegonderneming, het gemiddelde globale aantal minuten vertraging per treinkilometer, verkregen door het totaal aantal minuten vertraging toegewezen aan alle spoorwegondernemingen zoals voorzien in artikel 31/4 te delen door het totaal aantal treinkilometer dat alle spoorwegondernemingen samen in de afgelopen vijf jaren op het netwerk van de infrastructuurbeheerder gereden hebben, vermenigvuldigd met het door de desbetreffende spoorwegonderneming voor het beschouwde jaar aangevraagde aantal treinkilometer;
  Na afloop van het beschouwde jaar, worden de voorlopige spilwaarden herberekend tot definitieve spilwaarden :
  1° voor de infrastructuurbeheerder, door de voorlopige spilwaarde te delen door het totaal aantal treinkilometer dat alle spoorwegondernemingen samen aangevraagd hebben voor het beschouwde jaar, vermenigvuldigd met het totaal aantal treinkilometer dat alle spoorwegondernemingen samen in het beschouwde jaar op het netwerk van de infrastructuurbeheerder gereden hebben;
  2° voor de spoorwegondernemingen, door hun voorlopige spilwaarde te delen door het door de spoorwegonderneming aangevraagde aantal treinkilometer voor het beschouwde jaar, vermenigvuldigd met de door deze onderneming in het beschouwde jaar werkelijk op het netwerk van de infrastructuurbeheerder gereden aantal treinkilometer.
  Voor het eerste jaar van toepassing van dit besluit, kunnen de partijen de hen toegewezen voorlopige spilwaarde betwisten bij het toezichthoudende orgaan, binnen een termijn van tien kalenderdagen na mededeling door de infrastructuurbeheerder. Het toezichthoudende orgaan spreekt zich uit over de betwiste voorlopige spilwaarde binnen een termijn van dertig kalenderdagen na indiening van de betwisting.
  Art. 31/14. - Op de spilwaarde van elke partij wordt een vork van 20 % naar boven en naar beneden toegepast. Overschrijdingen van deze vork worden verder niet in aanmerking genomen.
  Art. 31/15. - Een partij waaraan in het beschouwde jaar meer minuten vertraging dan haar definitieve spilwaarde werd toegewezen, moet een malus betalen. Deze malus wordt berekend volgens de formule van bijlage 1.
  Art. 31/16. - Een partij waaraan in het beschouwde jaar minder minuten vertraging dan haar definitieve spilwaarde werd toegewezen, heeft recht op een bonus onverminderd artikelen 31/17 en 31/20. Deze bonus wordt berekend volgens de formule van bijlage 2.
  Art. 31/17. - Elke partij stort uiterlijk op 30 juni het bedrag van de aan haar voor het afgelopen kalenderjaar toegekende malus, op een voor deze prestatieregeling door de infrastructuurbeheerder geopende bankrekening.
  De infrastructuurbeheerder informeert de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer van de verrichtingen op deze rekening.
  De interesten van deze rekening worden toegewezen voor het betalen van de boni.
  Onverminderd artikel 31/20 wordt de berekende bonus voor het afgelopen kalenderjaar betaald uiterlijk op 31 juli uit de mali die al ontvangen werden en vervolgens uit de mali die nog moeten worden ingevorderd, zodra deze geïnd zijn.
  Art. 31/18. - In geval van niet-betaling van de malus door één of meerdere partijen tegen de datum vermeld in artikel 31/17, brengt de infrastructuurbeheerder de Minister hiervan op de hoogte.
  De Minister onderneemt elke nuttige actie, zo nodig gerechtelijk, om de verschuldigde betaling van de partijen te bekomen.
  De te ontvangen malus die gestort wordt na de datum vermeld in artikel 31/17, wordt, te rekenen vanaf deze datum, verhoogd van rechtswege en zonder ingebrekestelling met de verwijlintresten berekend aan de wettelijke rentevoet.
  Art. 31/19. - Wanneer, ondanks de initiatieven genomen overeenkomstig artikel 31/18, één of meerdere partijen in gebreke blijven de malus te betalen, worden de partij of partijen die recht hebben op een bonus betaald op basis van de beschikbare bedragen, in verhouding tot hun aandeel in de bonus.
  Het bedrag van de nog te ontvangen malus wordt, vanaf zijn ontvangst, uitgedeeld aan de partij of partijen die recht hebben op een bonus, in verhouding tot hun aandeel in de bonus.
  Art. 31/20. - Indien in een bepaald jaar onvoldoende bedragen beschikbaar zijn om de bonus uit te betalen, wordt elke partij uitbetaald in verhouding tot haar aandeel in de globaal te ontvangen bonus. Het restant van een jaar blijft slechts opeisbaar gedurende de tien daarop volgende jaren, onder voorbehoud van de te recupereren bedragen in toepassing van artikel 31/18.
  De bonus wordt betaald naar gelang de anciënniteit van zijn opeisbaarheid.
  Art. 31/21. - De niet gestorte boni worden jaarlijks vermeerderd met de rente van toepassing op de rekening van de infrastructuurbeheerder bedoeld in artikel 31/17.
  Afdeling 3. - Evaluatie
  Art. 31/22. - De Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer evalueert de prestatieregeling nadat zij gedurende twee kalenderjaren is toegepast. Het evaluatierapport wordt voorgelegd aan de Ministerraad ten laatste negen maanden na het tweede jaar van toepassing.

Art.8. In hetzelfde besluit wordt een nieuw hoofdstuk IV/2 ingevoegd dat de artikelen 31/23 en 31/24 bevat, luidende :
  " HOOFDSTUK IV/2. - Berekening en nadere bepaling van de betaling voor op de spoorweginfrastructuur uitgevoerde tests
  Art. 31/23. - Met toepassing van artikel 9 van de wet int de infrastructuurbeheerder bij de aanvrager van een test een forfaitaire bijdrage voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur voor tests met rollend materieel.
  De Minister bevoegd voor het Spoorvervoer stelt de berekeningswijze vast en de nadere bepalingen voor van deze forfaitaire bijdrage, alsook de methode van indexeren van deze bijdrage.
  Art. 31/24. - De infrastructuurbeheerder kan van de aanvrager van een test een voorschot op de forfaitaire bijdrage innen.

Art.9. In hetzelfde besluit worden bijlagen 1 en 2 ingevoegd die als bijlagen 1 en 2 zijn gevoegd bij dit besluit.

Art.10. Artikel 7 en de bijlagen 1 en 2 treden in werking op 1 januari 2013.

Art.11. De Minister bevoegd voor het Spoorvervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Brussel, 6 juli 2011.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Eerste Minister,
  Y. LETERME
  De Staatssecretaris voor Mobiliteit,
  E. SCHOUPPE

BIJLAGEN.
Art. N1.Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 9 december 2004 betreffende de verdeling van de spoorweginfrastructuurcapaciteiten en de retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur
  Berekeningsformule van de malus zoals bedoeld in artikel 31/15
  [Malus = M(p) x (Mv(p) - D(p))/(D(p) x 20 %)] (ERRATUM, zie B.St. 12-08-2011, p. 47090)
  waarbij :
  M(p) : het maximumbedrag dat de betreffende partij aan malus kan worden opgelegd voor het afgelopen jaar;
  Mv(p) : het aantal minuten vertraging dat de betrokken partij werd toegewezen voor het afgelopen jaar;
  D(p) : de spilwaarde toegewezen aan de betrokken partij voor het afgelopen jaar.

  Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 6 juli 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 december 2004 betreffende de verdeling van de spoorweginfrastructuurcapaciteiten en de retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Eerste Minister,
  Y. LETERME
  De Staatssecretaris voor Mobiliteit,
  E. SCHOUPPE

Art. N2. Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 9 december 2004 betreffende de verdeling van de spoorweginfrastructuurcapaciteiten en de retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur
  Berekeningsformule van de bonus zoals bedoeld in artikel 31/16
  Bonus = M(p) x (D(p) - Mv(p))/(D(p) x 20 %)
  waarbij :
  M(p) : het maximumbedrag dat de betreffende partij aan bonus kan worden toegekend voor het afgelopen jaar;
  Mv(p) : het aantal minuten vertraging dat de betrokken partij werd toegewezen voor het afgelopen jaar;
  D(p) : de spilwaarde toegewezen aan de betrokken partij voor het afgelopen jaar.

  Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 6 juli 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 december 2004 betreffende de verdeling van de spoorweginfrastructuurcapaciteiten en de retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Eerste Minister,
  Y. LETERME
  De Staatssecretaris voor Mobiliteit,
  E. SCHOUPPE